Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties

Antwoorden op kamervragen over dierenactivisten

17 september 2003

Antwoorden op vragen van de leden Mosterd, Schreijer-Pierik en Van Haersma Buma (allen CDA) aan de minister van Justitie over dierenactivisten. (Ontvangen 20 augustus 2003)

Vraag 1

Kent u het artikel: Agressieve dierenactivisten hebben nog steeds vrij spel (Elsevier, 28 juni 2003)?

Antwoord 1

Ja.

Vraag 2

Hoe beoordeelt u het feit dat in dit artikel onderzoekers van door de overheid gesteunde instituten, een voormalig lid van een regionale inlichtingendienst en een betrokken rechercheur blijk geven van angst vanwege ernstige bedreigingen? Bent u in staat de veiligheid van deze mensen in voldoende te garanderen?

Antwoord 2

De angst vanwege de beschreven ernstige bedreigingen van betrokken personen wordt zeer serieus genomen. Het is in de eerste plaats aan de betrokken politieregios om adequaat te reageren op de signalen en eventueel aangiftes van deze bedreigingen.

Vraag 3

Hoe beoordeelt u de uitspraak in het artikel dat Nederland nog steeds het walhalla voor dierenactivisten is? Is het juist dat de politie geen greep op hen krijgt, inlichtingendiensten worden teruggefloten en justitie niet of nauwelijks straft? Zo ja, vindt u deze situatie aanvaardbaar? Zo neen, kunt u uitleggen hoe het kan gebeuren dat vele direct betrokkenen deze indruk hebben?

Antwoord 3

In antwoord op eerdere vragen die over dit onderwerp zijn gesteld (22 mei en 16 juli 2002 en 16 juni 2003) heb ik geantwoord dat na de hausse in 1995 het aantal aanslagen en incidenten op de bio-industrie in de jaren 1996 tot en met 1998 sterk is gedaald. Vanaf 1999 is er vervolgens sprake geweest van een forse toename tot medio 2001. Of zich een tendens in 2002 en 2003 naar meer of ernstiger delicten aftekent wordt thans onderzocht en geanalyseerd door de Unit Terrorismebestrijding en Bijzondere Taken (UTBT) van het KLPD. Zowel in de voorafgaande jaren als ook naar aanleiding van recente gebeurtenissen is er steeds zeer serieus door politie en justitie gereageerd. Ik ben daarvan mede overtuigd omdat zeer recent nog het College van procureurs-generaal zich heeft gebogen over de problematiek en met de de Hoofdofficier van het Landelijk Parket de afspraak heeft gemaakt nadrukkelijk aandacht te besteden aan de acties van de dierenactivisten en ditzelfde te verlangen van het KLPD en de Nationale recherche. Dat het KLPD zich intensief met deze bedreigingen bezighoudt blijkt onder meer uit de waarschuwing die de UTBT onlangs heeft doen uitgaan naar de centrale organisatie voor de Vleessector (COV). Een volgende kanttekening moet daarbij geplaatst worden. Naar aanleiding van destijds bij de regiokorpsen binnengekomen aangiften is telkens onderzoek verricht, maar hierbij kon maar in een gering aantal gevallen worden overgegaan tot aanhoudingen. Een belangrijke reden hiervoor is de omstandigheid dat de actievoerende dierenrechtenactivisten opereren vanuit zeer gesloten en uiterst beperkte celstructuren die onderling niet of nauwelijks communiceren en doorgaans gebruik maken van eenvoudige middelen die weinig menskracht vergen. Om die reden is het meestal niet mogelijk een eventueel bestaand onderling verband te concretiseren hoewel in de toen nog door de politiekorpsen zelf uitgevoerde onderzoeken meermalen, ook internationaal, informatie is uitgewisseld en is het evenmin mogelijk de incidenten eenduidig of uniek op concrete daders of dadergroepen terug te brengen. De UTBT blijft zich echter inspannen om een volledig landelijk beeld te krijgen van deze problematiek. Aan de opsporing en vervolging van dergelijke acties van dierenrechtenactivisten wordt hoge prioriteit toegekend door de politie en het Openbaar Ministerie. Vanuit de UTBT wordt op nationaal niveau de reeds beschikbare informatie aangewend indien zich nieuwe opsporingsindicaties aandienen, al dan niet in het kader van nieuwe incidenten. Naar vier recente incidenten wordt door de Nationale Recherche onder leiding van het Landelijk Parket momenteel intensief strafrechtelijk onderzoek verricht. Daarover kunnen op dit moment in het belang van deze onderzoeken geen nadere mededelingen worden gedaan. Ook voor de AIVD blijven gewelddadige dierenactivisten onderwerp van onderzoek. Ik verwijs daarvoor naar het jaarverslag van deze dienst over 2002.

Vraag 4

Is het juist dat er een relatie bestaat tussen bovengrondse en ondergrondse organisaties zoals vermeld in genoemd artikel? Is er aanleiding tot de gedane veronderstelling dat het Escape-onderzoek om politieke redenen is afgebroken?

Antwoord 4

Voor die relatie bestaan geen concrete aanwijzingen. Zoals ik al eerder heb aangegeven is het Escape-onderzoek stopgezet bij gebrek aan aanknopingspunten voor aanhoudingen en verder operationeel onderzoek. Er is dus geen enkele aanleiding om te veronderstellen dat het Escape-onderzoek om politieke redenen is afgebroken.

Vraag 5

Hoe beoordeelt u de ernst van de bedreigingen en het toegepaste geweld?

Vraag 6

Kunt u garanderen dat het onderzoek naar het geweld toegepast door dierenactivisten voldoende prioriteit heeft en houdt?

Antwoorden 5 en 6

De bedreigingen zijn als zeer ernstig te kwalificeren en hieraan wordt zoals ik eerder reeds aangaf hoge prioriteit toegekend. Het College van procureurs-generaal heeft om die reden nog recent nadrukkelijk aandacht gevraagd voor dit onderwerp en de hoge prioriteit van dit thema nog eens bevestigd.