Ministerie van Economische Zaken
Berichtnaam: Vragen van de leden Vendrik en Duyvendak (beiden GroenLinks) aan de ministers van Economische Zaken en van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer over het toezicht op gasleidingen en installaties. (Ingezonden 3 juli 2003)
Nummer: 353

Datum: 17-09-2003


1. Is het waar dat gemeenten gasinstallaties en -aansluitingen achter de meter (binnenshuis) niet systematisch controleren, maar alleen wanneer er aanwijzingen zijn dat er iets mis is? 1) Vindt u dat voldoende? Zo ja, waarom? Zo neen, waarom niet?


2. Wat vindt u van het pleidooi van de heer Lek van de Haagse brandweer voor een landelijk geregelde, verplichte jaarlijkse keuring op leidingen en installaties binnenshuis?


3. Is het waar dat de lokale netbeheerder verantwoordelijk is voor de controle op de gasleidingen tot aan de meter? Hoe is het toezicht hierop geregeld? Heeft bijvoorbeeld de Dienst Toezicht Energie (DTe) hierin een rol? Vindt u dat deze controletaak en het toezicht hierop in de praktijk voldoende worden uitgeoefend? Zo ja, waarom, zo neen, waarom niet?


4. Heeft u aanwijzingen dat netbeheerders de controle op leidingen tot aan de meter hebben verminderd als gevolg van de liberalisering van de energiemarkt? Zo ja, wat zijn die aanwijzingen en wat gaat u ondernemen om deze situatie te verbeteren?


5. Welke verantwoordelijkheid heeft u m.b.t. het toezicht op zowel elektra als gasleidingen en -installaties, zowel binnens- als buitenshuis?


1) Trouw, 1 juli jl.

2) In het rapport Risicoanalyse veiligheid gas- elektra-installaties in de woning 2002, in opdracht van het ministerie van VROM.

Toelichting:
Deze vragen dienen ter aanvulling op eerdere vragen ter zake van het lid De Wit, ingezonden 2 juli 2003.

De Minister van Economische Zaken, mr. L.J. Brinkhorst heeft deze vragen mede namens de minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer als volgt beantwoord.


1. Volgens de Woningwet zijn gemeenten verantwoordelijk voor de handhaving van de bouwregelgeving. Het College van Burgemeester en Wethouders kan zelf bepalen welke instantie de handhaving uitoefent. Voor wat betreft het toezicht op gas- en elektra-installaties waren het tot de jaren 90 in principe de gemeentelijke energiebedrijven die deze taak in opdracht van de gemeenten uitvoerden. Thans is dit meestal een afdeling Bouw- en Woningtoezicht. Ook de verantwoordelijkheid voor het bepalen van de controlefrequentie ligt bij de gemeente. In de huidige praktijk blijkt dat de gemeenten niet systematisch de woninginstallatie controleren. Om te bezien of dit consequenties heeft voor de veiligheid, is in opdracht van VROM de Risicoanalyse veiligheid gas- en elektra-installaties in de woning uitgevoerd en begin 2003 gepubliceerd. Hieruit kan worden geconcludeerd dat de veiligheid van installaties in woningen hoog is. Dat laat echter onverlet dat gemeenten hun verantwoordelijkheid moeten nemen. VROM is hierover in gesprek met de VNG.


2. VROM heeft het initiatief genomen om met de VNG te praten over mogelijkheden om de handhaving van de veiligheid van gasvoorzieningen te verbeteren. Een landelijk geregelde (verplichte) keuring op leidingen en installaties binnenshuis zal in dit overleg als optie worden meegenomen.


3 en 4. In artikel 10 van de Gaswet zijn de taken voor een gastransportbedrijf pgenomen. Deze taken hebben onder meer betrekking op het onderhouden en ontwikkelen van het gastransportnet op een wijze die de veiligheid, de doelmatigheid en de betrouwbaarheid waarborgt en het milieu ontziet. Voor de aanleg en het onderhoud van gasleidingen zijn normen en Richtlijnen opgesteld. Het gaat om NEN-normen en KVGN Richtlijnen. Deze laatste worden momenteel omgezet in NEN-normen. Deze normen zijn mede opgesteld om de distributie van aardgas op een veilige en efficiënte manier te laten plaatsvinden. Zij worden regelmatig aangepast aan de laatste stand van techniek en aan de vigerende Europese normen voor gasdistributiesystemen. De normen zijn bepalend voor het ontwerp, de aanleg en het onderhoud van gasleidingen. De netbeheerder bewaakt de actuele conditie van zijn gasnet door periodiek lekzoeken en door het opstellen van conditierapporten.

Het toezicht op de naleving van de in artikel 10 van de Gaswet genoemde taken is toebedeeld aan de DTe. De DTe voert audits uit bij de netbeheerders waarbij onder andere het punt van veiligheid van het gasnet aan de orde komt. Ik heb geen aanwijzingen dat de netbeheerders hun inspanningen met betrekking tot hun verantwoordelijkheden hebben verminderd.

Op dit moment ben ik, zoals bekend, mede als uitvloeisel van de discussie over privatisering, bezig om de regels in de elektriciteits- en de gaswet met betrekking tot de kwaliteit van de netten aan te scherpen. De veiligheid maakt uiteraard een onderdeel hiervan uit. Vanwege de publiekrechtelijke verantwoordelijkheid voor veiligheid acht ik het noodzakelijk om deze NEN-normen en KVGN Richtlijnen die op basis van zelfregulering zijn ontwikkeld, een publiekrechtelijke basis te geven. Zodoende krijgt de DTe ook een duidelijk publiek kader voor het toezicht op de in artikel 10 van de Gaswet genoemde taak. Het wetsvoorstel dat deze kwaliteit van de netten waarborgt zal in september voor advies aan de Raad van State worden voorgelegd.

5. De verantwoordelijkheidsverdeling voor de installaties binnenshuis, dat wil zeggen, na de meter is als volgt. Primair is de eigenaar van een woning verantwoordelijk voor de naleving van de voorschriften uit de bouwregelgeving. De woningeigenaar heeft hiermee de taak om ervoor te zorgen dat de woning over een veilige installatie beschikt.

Middels de Woningwet heeft de gemeente de verantwoordelijkheid de naleving van deze taak door de woningeigenaar te handhaven. Het Rijk, in dit geval de VROM-Inspectie, ziet er op toe dat gemeenten deze verantwoordelijkheid naar behoren invulling geven. De netbeheerders dragen de operationele verantwoordelijkheid voor de gas- en elektriciteitsleidingen tot en met de meter. De DTe houdt toezicht op een goede taakvervulling door de netbeheerders.