Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen


Education at a Glance 2003: Belangrijkste beelden

Output van onderwijs

Het percentage 25-34 jarigen met een opleiding op tenminste hoger secundair niveau (2001) Opleidingsniveau bevolking: percentage 25-34 jarigen met tenminste hoger secundair onderwijs, 2001
100
· Het opleidingsniveau van de Nederlandse (jonge) bevolking ligt iets boven het EU- en het OESO-gemiddelde, maar onder het niveau van de meeste omringende landen. 90
· 75 % van de 25-34 jarigen in Nederland heeft tenminste hoger secundair onderwijs (havo, vwo, mbo-2 en
80 hoger) behaald tegen 72 % in de EU- en 74% in de OESO-landen.
· In West-Europa heeft alleen in het Verenigd Koninkrijk de bevolking van 25-34 jaar gemiddeld een lager 70 opleidingsniveau dan in Nederland.

60


50 Indicator A1; tabel A1.2; blz.. 41 VK NED BEL FRA DUI DEN VS EU OESO

Percentage promovendi (ISCED 6) als fractie van hun leeftijdscategorie in de bevolking (x 100) Percentage gepromoveerden, 2001
2,5
· Een belangrijk kengetal in de discussie rond de kenniseconomie is het percentage van de bevolking dat
2,0 een PhD-graad behaalt. In de OESO-landen ligt dit aandeel op 1,1 %, in de EU-landen op 1,3 %.


· Nederland verkeert met 1,3 % op Europees niveau in de middenmoot. Van de directe buurlanden moet 1,5 Nederland Frankrijk, het Verenigd Koninkrijk en met name Duitsland voor laten gaan. 1,0

0,5

0,0 BEL DEN NED VS FRA VK DUI Indicator A2; tabel A2.1; blz. 51 EU OESO

Het percentage 25-34 jarigen met een opleiding in het tertiair onderwijs (ISCED 5B, 5A en 6) (2001) Percentage 25-34 jarigen met een opleiding in het tertiair onderwijs, 2001
· In Nederland heeft 26% van de jong volwassenen in de leeftijd van 25-34 jaar een opleiding in het tertiair 45
40 onderwijs gevolgd. 35
· Daarmee blijft Nederland onder het Europees en OESO-gemiddelde, dat op 28% ligt. Ook het niveau van de 30 meeste buurlanden, met uitzondering van Duitsland, wordt niet gehaald. 25
20
· Als we alleen de lange opleidingen in het tertiair onderwijs in beschouwing nemen, dan heeft Nederland juist 15 het hoogste opleidingsniveau van West-Europa. 10
---

---
Toelichting voor NL: ISCED 5A: 4-6 jarig HBO en WO; ISCED 5B: 2-3 jarig HBO; ISCED 6: AIO/OIO; DUI NED DEN VK FRA BEL VS Indicator A2; tabel A2.3; blz. 53 OESO-5A+6 OESO-5B ISCED 5A+6 ISCED 5B

Education at a Glance 2003 - Belangrijkste beelden in grafieken - Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap 1


Education at a Glance 2003: Belangrijkste beelden

Output van onderwijs

Het percentage 25-34 jarigen met een opleiding tertiair onderwijs, naar geslacht, sinds 1991 (2001) Opleidingsniveau bevolking: percentage 25-34 jarigen met tertiair onderwijs, naar geslacht, 1991, 1996 en 2001
50
· In alle OESO-landen is het percentage van de jonge bevolking van 25-34 jaar met een opleiding tertiair DUI NED VK FRA ZWE BEL VS
45 onderwijs (ISC 5A, 5B en 6) sinds begin jaren '90 gestegen. In Nederland is het aandeel van deze groep 40 gestegen van 22 % in 1991 naar 27 % in 2001. In sommige landen, zoals België, Frankrijk en het Verenigd 35
30 Koninkrijk, is sprake geweest van een toename van 10 % of meer in het voorbije decennium. 25
· In vrijwel alle OESO-landen zijn meer vrouwelijke dan mannelijke hoger opgeleiden. Zwitserland, 20
15 Oostenrijk, Duitsland en het Verenigd Koninkrijk vormen de uitzondering op deze regel.
10
---

Toelichting voor NL: ISCED 5A: 4-6 jarig HBO en WO; ISCED 5B: 2-3 jarig HBO; ISCED 6: AIO/OIO; 0
91 96 01 91 96 01 91 96 01 91 96 01 91 96 01 91 96 01 91 96 01 Indicator A2; tabel A2.4; blz. 54. M + V Mannen Vrouwen EU/OESO: M+V (2001)

Afgestudeerden en gepromoveerden tertiair onderwijs (ISCED 5A + 6) naar afstudeerrichting (2001) Afgestudeerden tertiair onderwijs (ISCED 5A + 6), naar studierichting, 2001

D UI
· In Nederland behaalt 18 % van de studenten die afstuderen op tertiair (ISCED 5A en 6)-niveau een F R A diploma in een exacte richting. Daarmee blijft Nederland ver achter bij het EU- (28 %) en OESO- VK BEL gemiddelde (26 %). In de meeste buurlanden, behalve Denemarken, wordt vaker gekozen voor exacte NED vakken dan in Nederland. DEN
---

· Ongeveer één-derde van de Nederlandse studenten studeert af in sociale wetenschappen, economie of EU VS recht. Hierin wijkt Nederland niet af van de meeste Europese landen. OESO
· In vergelijking met veel Europese landen zijn de richtingen onderwijs en gezondheid in Nederland 0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90% 100% oververtegenwoordigd. Techniek Natuurwetenschappen Wiskunde en computerwetenschappen Onderwijs, geesteswet. en cultuur Indicator A3; tabel A3.1; blz. 60 Soc. wetenschappen, economie en rechten Gezondheid

Afgestudeerden tertiair onderwijs in een exacte richting Afgestudeerden in technische en exacte richtingen als percentage totaal afgestudeerden (1996-2001) als percentage van totaal aantal afgestudeerden
40
· Tussen 1996 en 2001 is het aandeel Nederlandse afgestudeerden in een exacte richting gedaald van 21 naar 18 procent. Deze daling is ook zichtbaar in België (29 naar 27), Denemarken (22 35
30 naar 18), Duitsland (37 naar 33) en de VS (20 naar 18).
25
20


15
1996 1997 1998 1999 2000 2001 Bron: EAG 1998-2003 België Frankrijk Duitsland Nederland VK VS

Education at a Glance 2003 - Belangrijkste beelden in grafieken - Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap 2


Education at a Glance 2003: Belangrijkste beelden

Output van onderwijs

Aandeel vrouwen onder afgestudeerden en gepromoveerden naar studierichting (2001) Percentage vrouwelijke afgestudeerden en gepromoveerden in het tertiair onderwijs, naar studierichting, 2001
· Van de Nederlandse afgestudeerden en gepromoveerden in een technische richting is 12 % vrouw. Van 60 degenen die een wiskunde- of informaticakwalificatie op dit niveau (ISCED 5A of 6) behalen is 16 % 50 vrouw. In de natuurwetenschappen komt 37 % van de doctoraaldiploma's en doctoraten in handen van 40
30 vrouwen. In alle omringende landen liggen deze percentages aanzienlijk hoger. 20
· In de disciplines gezondheid en onderwijs ligt het aandeel vrouwen in Nederland boven het OESO- 10 gemiddelde: 74 versus 69 procent voor gezondheid en 71 versus 70 procent voor onderwijs. 0 NED DUI BEL DEN FRA VK VS Toelichting voor NL: ISCED 5A: 4-6 jarig HBO en WO; ISCED 6: AIO/OIO; Techniek Wiskunde en computer Indicator A3; tabel A3.2; blz. 61 Natuur EU/OESO Techniek EU/OESO Wiskunde en computer EU/OESO Natuur

Leesvaardigheid van 10-jarigen (2001) Leesvaardigheid van 10-jarige leerlingen, 2001
580
570
· De leesvaardigheid van Nederlandse 10-jarige leerlingen is van een hoog niveau. De prestaties van de 560 Nederlandse kinderen liggen, met die van hun Zweedse en Engelse leeftijdgenoten, significant boven het 550 OESO-gemiddelde. 540
530
· In alle OESO-landen blijken meisjes beter te lezen dan jongens. Nederland is daarop geen uitzondering. 520 Nederlandse jongens van 9-10 jaar lezen echter zo goed dat hun scores op een hoger niveau liggen dan 510 die van 9-10 jarige meisjes in de meeste andere OESO-landen. 500
490 FRA DUI ITA VS NED ENG ZWE Bron: IEA Progress in Reading Literacy Study (PIRLS), 2001 Meisjes Jongens Indicator A11; tabel A11.2; blz. 138 OESO-gemiddelde meisjes OESO-gemiddelde jongens

) Leesvaardigheid van 10-jarigen; gemiddelde score en spreiding (2001) Spreiding leesvaardigheidsscores 10-jarige leerlingen, 2001 ZWE 561
· In geen enkel ander OESO-land is het verschil tussen de gemiddelde scores van de slechtste en die van de NED 554 beste leerlingen zo klein als in Nederland. In alle andere landen is er een veel grotere variatie in de ENG 553 middengroep die 50 % van de leerlingen bevat. VS 542 ITA 541 DUI 539 FRA 525 OESO 529 Bron: IEA Progress in Reading Literacy Study (PIRLS), 2001
300 350 400 450 500 550 600 650 700 750 Indicator A4; tabel A4.1; blz. 68
5de-25ste percentiel 25ste-75ste (561)=gemiddelde 75ste-95ste percentiel

Education at a Glance 2003 - Belangrijkste beelden in grafieken - Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap 3


Education at a Glance 2003: Belangrijkste beelden

Output van onderwijs / Investeringen in onderwijs

Leesvaardigheid van 15-jarigen naar leesprofiel (2000) Leesvaardigheid van 15-jarige leerlingen; scores per leesprofiel, 2000
625
· PISA onderscheidt vier profielen, op grond van de variatie die 15-jarigen aanbrengen in wat zij lezen. FRA DEN DUI VS BEL VK NED EU OESO
600 Lezersprofielen kunnen naar inhoud verschillen, afhankelijk van land en geslacht. 575
· In het algemeen scoren leerlingen die gevarieerd lezen hoger bij leesvaardigheidstests dan zij die eenzijdig 550 lezen, maar het verschil is minder groot dan men zou verwachten. 525
· Nederlandse 15-jarigen behoren in alle vier profielen tot de Europese top. 500
475 Bron: OESO PISA database (2000) 450 Opm.: De OESO heeft Nederland, vanwege een te lage respons, een aparte plaats gegeven in haar tabellen. Onderzoek van CITO 425 toont evenwel aan dat de Nederlandse gegevens betrouwbaar zijn. Weinig variatie Meer variatie Indicator A8; tabel A8.2; blz. 105 Meer variatie, korte teksten Meer variatie, lange teksten

Werkloosheid onder 30-44 jarigen, naar opleidingsniveau en geslacht (2001) Werkloosheid 30-44 jarigen naar opleidingsniveau en geslacht, 2001
25,0
· De werkloosheid is lager naarmate het opleidingsniveau hoger is. Dit verband treft men in alle OESO- NED DEN VS BEL FRA VK DUI EU OESO
22,5 landen aan. 20,0
· In twee van de drie OESO-landen is de totale werkloosheid onder vrouwen hoger dan die onder mannen, 17,5
15,0 maar dit verschil wordt kleiner naarmate personen hoger zijn opgeleid. 12,5
· Nederland onderscheidde zich in 2001 van zijn buurlanden door zeer lage werkloosheidscijfers voor 10,0
7,5 mannen en vrouwen op alle opleidingsniveaus. Er was nauwelijks verschil in werkloosheid tussen 5,0 personen met een diploma hoger secundair onderwijs en personen met een diploma tertiair onderwijs. 2,5 0,0

M V M V M V M V M V M V M V M V M V Indicator A12; tabel A12.2; blz.151 Lager secundair Hoger secundair (niet-tertiair) Tertiair

Inkomensverschillen tussen mannen en vrouwen, naar opleidingsniveau (2001) Het salaris van vrouwen als percentage van het salaris van mannen, naar opleidingsniveau en leeftijdscategorie, 2001
100
· In alle OESO-landen verdienen - bij gelijke opleiding - mannen meer dan vrouwen. VK NED VS DUI DEN FRA
90
· Op alle onderwijsniveaus samen variëren de inkomens van vrouwen van ongeveer 55 % in het VK en
80 Nederland, tot circa 75 % in Frankrijk ten opzichte van de inkomens van hun mannelijke collega's.
70
· Naarmate het opleidingsniveau hoger is, worden de verschillen tussen mannen en vrouwen weliswaar kleiner, 60 maar zelfs op ISCED-niveau 5A en 6 blijft de inkomenskloof in de meeste landen aanzienlijk. 50
40
· Vrouwen in de leeftijdscategorie 30-44 jaar hebben minder achterstand op hun mannelijke leeftijdgenoten 30 dan vrouwen van 55-64 jaar. Dit geldt voor de meeste OESO-landen en voor vrijwel alle opleidingsniveaus. LS TA TOT LS TA TOT LS TA TOT LS TA TOT LS TA TOT LS TA TOT LS = Lager secundair TA = Tertiair type A 30-44 jarigen Indicator A14, tabel A14.2, blz. 166. TOT = Alle onderwijsniveaus 55-64 jarigen

Education at a Glance 2003 - Belangrijkste beelden in grafieken - Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap 4


Education at a Glance 2003: Belangrijkste beelden

Investeringen in onderwijs

Uitgaven per leerling naar BBP per hoofd in het primair en secundair onderwijs (2000) Jaarlijkse uitgaven aan onderwijsinstellingen per leerling, gemiddeld in het primair en secundair onderwijs, naar BBP per hoofd. (2000)
10000 VS
· Het BBP per hoofd is een maat voor de welvaart van de bevolking. Een hoger BBP per hoofd gaat in de 9000 ZWI OESO landen samen met hogere onderwijsuitgaven per leerling. 8000 OOS DEN ZWE NOO
7000
· Ten opzichte van de OESO landen met een vergelijkbaar welvaartsniveau geeft Nederland in het primair FRAAUS JAP
6000 ITA BEL IJS DUI en secundair onderwijs per leerling minder uit. FIN NEDERLAND [EUR} 5000 VK SPA POR IER
4000 KOR
3000 GRI Uitgaven per leerling HONTSJ POL
2000 SLO MEX Indicator B1; tabel B1.1; blz. 197 1000
7000 12000 17000 22000 27000 32000 BBP per hoofd van de bevolking

Absolute uitgaven per leerling in het primair, secundair en tertiair onderwijs (2000) Uitgaven per leerling/student in het primair, secundair en tertiair onderwijs, 2000 (in euro)
· De Nederlandse uitgaven per leerling in het primair onderwijs liggen op een vergelijkbaar niveau als dat in de 20.000
18.000 omringende landen. Het EU-gemiddelde van ruim 4.000 euro ligt iets hoger dan de Nederlandse uitgaven. 16.000
· In het secundair onderwijs geeft Nederland per leerling iets minder uit dan in omringende landen, waar het 14.000 varieert van 5.500 euro in het VK tot ruim 7.000 euro in Frankrijk en Denemarken. Ook het EU-gemiddelde is 12.000
10.000 iets hoger dan de Nederlandse uitgaven. EU tertiair
8.000
· In het tertiair onderwijs zijn de Nederlandse uitgaven (inclusief R&D) samen met de Deense uitgaven de 6.000 EU secundair EU primair hoogste van de omringende landen. Met 11.000 euro zijn beide ook hoger dan het EU-gemiddelde van ruim 4.000
2.000
8.500 euro. FRA VK BEL DUI NED DEN VS Indicator B1; tabel B1.1; blz. 197 Tertiair onderwijs (incl. R&D) Primair onderwijs Secundair onderwijs

Uitgaven per leerling, gemiddeld in het primair en Uitgaven per student gemiddeld in het primair en secundair onderwijs, naar categorie (2000) secundair onderwijs, naar categorie, 2000 (in euro)
8.000
· Van de totale uitgaven per leerling, gemiddeld in het primair en secundair onderwijs, wordt in 7.000 Nederland 99 % besteed aan onderwijskundige kerntaken en de rest aan aanvullende diensten. 6.000
· In de buurlanden, en met name Frankrijk, wordt relatief meer geld besteed aan aanvullende diensten 5.000 (transport, maaltijden, internaten etc.). In de EU is dit percentage gemiddeld 6 %. 4.000
3.000


2.000


1.000


---
Indicator B6; tabel B6.2; blz. 246 VK NED BEL(Vl) DUI FRA DEN VS EU OESO Onderwijskundige diensten Aanvullende diensten (maaltijden e.d.) Totaal

Education at a Glance 2003 - Belangrijkste beelden in grafieken - Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap 5


Education at a Glance 2003: Belangrijkste beelden

Investeringen in onderwijs

Uitgaven per student in het tertiair onderwijs, naar categorie (2000) Uitgaven per student in het tertiair onderwijs, naar categorie, 2000
20.000
· In het Nederlandse tertiair onderwijs bestaat 39 % van de uitgaven per student uit uitgaven aan R&D. In
17.500 omliggende landen varieert dit van 29 % in Frankrijk tot 39 % in Duitsland. Gemiddeld in de OESO wordt 15.000
26 % van de onderwijsuitgaven besteed aan R&D. Opvallend is de positie van de VS, waar slechts een 12.500 relatief klein deel van de totale onderwijsuitgaven per student uitgaven aan R&D betreft. 10.000
7.500
· In de meeste landen zijn in het tertiair onderwijs de uitgaven voor aanvullende diensten 5.000 verwaarloosbaar klein. 2.500
---
FRA VK DUI BEL(Vl) NED DEN VS EU OESO Onderwijskundige diensten Aanvullende diensten (maaltijden e.d.) Indicator B6; tabel B6.2; blz. 246 R&D Totaal

Publieke en private uitgaven aan onderwijsinstellingen als percentage BBP (1995 en 2000) Onderwijsuitgaven als percentage van het BBP,
1995 en 2000
---

· Tussen 1995 en 2000 zijn de Nederlandse onderwijsuitgaven als percentage van het BBP weinig 7 veranderd: 4,8% in 1995 en 4,7% in 2000. Ook de verdeling van de uitgaven over de verschillende 6 onderwijssectoren onderging nauwelijks verandering. 5
· In de meeste omringende landen (Duitsland, Frankrijk, VK) zijn de onderwijsuitgaven als percentage van 4 het BBP sinds 1995 gedaald. 3
· Gemiddeld in de EU daalden de onderwijsuitgaven als percentage van het BBP van 5,6 % in 1995 tot 5,3 % 2
---
in 2000.

---
NED DUI VK BEL FRA DEN VS EU OESO Indicator B2; tabel B2.1c; blz. 207
1995 2000

Toename publieke en private onderwijsuitgaven, 1995-2000 Toename publieke en private onderwijsuitgaven aan instellingen en toename BBP, 1995- 2000


140
· De publieke en private uitgaven aan onderwijsinstellingen zijn in Nederland van 1995 tot 2000 met 17%
135 gestegen (gecorrigeerd voor inflatie). De publieke uitgaven stegen iets sterker dan de private uitgaven.
130
· Ten opzichte van omringende landen (behalve Denemarken) was met name de groei van de Nederlandse 125 private uitgaven hoger. 120
· De toename van de onderwijsuitgaven aan onderwijsinstellingen was lager dan de toename van de 115 Nederlandse welvaart (uitgedrukt in BBP). Die bedroeg in deze periode 20 %. 110 toename (1995=100)
105 Indicator B2; tabel B2.2; blz. 210 100 DUI VK FRA NED DEN Publieke uitgaven Private uitgaven Totale uitgaven Toename BBP

Education at a Glance 2003 - Belangrijkste beelden in grafieken - Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap 6


Education at a Glance 2003: Belangrijkste beelden

Investeringen in onderwijs

Toename publieke en private uitgaven per onderwijsniveau, 1995-2000 Toename totale onderwijsuitgaven aan instellingen per onderwijsniveau en toename BBP, 1995- 2000


140
135
· De totale Nederlandse onderwijsuitgaven aan instellingen zijn met name in het primair en secundair
130 onderwijs in de periode 1995-2000 gestegen. Met ruim 20 % deelde deze onderwijsvelden volledig in de 125 welvaartsgroei (20%). 120
· In het tertiair onderwijs was de groei van de totale onderwijsuitgaven aan instellingen kleiner: 7 %. Dit 115 was gemiddeld het niveau van de omringende landen, maar lag lager dan de groei van het BBP (20 %). 110 toename (1995=100)
105
100 DUI VK FRA NED DEN Indicator B2; tabel B2.2; blz. 210 Primair en secundair onderwijs Tertiair onderwijs Toename BBP

Verhouding publieke en private uitgaven aan tertiair onderwijsinstellingen Verdeling van publieke en private uitgaven aan tertiair onderwijsinstellingen, 2000
100
· De uitgaven aan instellingen in het Nederlands hoger onderwijs komen voor 77 % van de publieke sector 90 en voor 23 % van de private sector. 80
70
· De private uitgaven aan Nederlandse onderwijsinstellingen zijn, op het Verenigd Koninkrijk na, hoger 60 dan de private uitgaven in de buurlanden, en ook hoger dan het EU-gemiddelde van 14 %. 50
40 percentage
30
20
10
---

DEN DUI FRA BEL NED VK VS EU OESO Indicator B3; tabel B3.2; blz. 220 Publiek Privaat

Publieke onderwijsuitgaven als percentage van de totale overheidsuitgaven Publieke onderwijsuitgaven als percentage van totale overheidsuitgaven, 1995, 1999 en 2000


18
· Sinds 1995 is het deel van de totale Nederlandse overheidsuitgaven dat wordt besteed aan onderwijs met 16
14 bijna 2 procentpunt gestegen van 8,9 naar 10,7 %. 12
· Gemiddeld is in de EU het aandeel van de publieke onderwijsuitgaven in de totale overheidsuitgaven met 10
11,6 % hoger dan in Nederland. 8
· De Nederlandse onderwijsuitgaven zijn relatief sneller gegroeid dan die in de meeste omringende landen 6 en ook sneller dan het EU gemiddelde. Dit betekent dat het belang van het Nederlands onderwijs in 4
---
termen van publieke overheidsuitgaven sinds 1995 is toegenomen. 0 DUI BEL NED FRA VK DEN VS EU OESO Indicator B4; tabel B4.1; blz. 227 1995 1999 2000

Education at a Glance 2003 - Belangrijkste beelden in grafieken - Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap 7


Education at a Glance 2003: Belangrijkste beelden

Investeringen in onderwijs / Onderwijsdeelname

Publieke en private uitgaven aan onderwijsinstellingen als percentage BBP: primair en secundair Uitgaven aan onderwijsinstellingen als percentage BBP: onderwijs (2000) primair en secundair onderwijs, 2000
4,5
4,3
4,1
· De Nederlandse uitgaven aan onderwijsinstellingen in het primair en secundair onderwijs bedragen 3,9
3,1 % van het BBP. In omringende landen liggen de percentages een stuk hoger, variërend van 3,5 % in 3,7
3,5 België (Vlaanderen) tot 4,3 % in Frankrijk. Het EU- en OESO-gemiddelde bedraagt 3,6 %. 3,3
3,1
· Anders dan bij de Nederlandse uitgaven wordt in de omringende landen (met name België, Frankrijk en 2,9 het VK) een groot deel van de uitgaven besteed aan aanvullende diensten, als maaltijden en transport. 2,7
2,5 NED BEL(Vl) DUI VK DEN FRA VS EU OESO voor onderwijskundige diensten voor aanvullende diensten Indicator B6; tabel B6.1; blz. 245 Totaal

Publieke en private uitgaven aan onderwijsinstellingen als percentage BBP: tertiair onderwijs (2000) Uitgaven aan onderwijsinstellingen als percentage BBP: tertiair onderwijs, 2000
3,2
· In Nederland wordt ruim 1,2 % van het BBP aan tertiair onderwijsinstellingen uitgegeven. Dit komt 2,8 ongeveer overeen met de gemiddelde uitgaven in de EU- en OESO-landen. 2,4
2,0
· Een relatief groot gedeelte van de Nederlandse uitgaven (ruim 1/3) wordt besteed aan R&D. Hiermee 1,6 geeft Nederland relatief meer aan R&D uit dan omringende landen en ook meer dan gemiddeld in de EU- 1,2 0,8 en de OESO-landen.
0,4 0,0 VK FRA NED BEL(Vl) DEN VS EU OESO voor onderwijskundige diensten voor aanvullende diensten R&D Totaal excl. R&D Indicator B6; tabel B6.1; blz. 245 Totaal incl. R&D

Verwachte aantal jaren onderwijs vanaf 5-jarige leeftijd (2001) Verwachte aantal jaren onderwijs vanaf 5-jarige leeftijd, 2001
21
· Het verwachte aantal jaren onderwijs dat een 5-jarige gedurende zijn leven zal ontvangen is gebaseerd op
19 (parttime en fulltime) deelnamegegevens per leeftijdsjaar. Het is een indicatie voor een levenslange 17 toegankelijkheid van het onderwijs. 15
· Gemiddeld ontvangt een Nederlands kind tijdens zijn leven naar verwachting ruim 17 jaar onderwijs, waarvan 13 jaren bijna 1 jaar in deeltijd. 11
---

· Met uitzondering van België en het Verenigd Koninkrijk, waar meer dan 15 procent van het totaal aantal
---
verwachte jaren onderwijs uit deeltijdonderwijs bestaat, wordt in de meeste omringende landen volledig
---
voltijds aan onderwijs deelgenomen. FRA VS NED DUI DEN VK BEL EU OESO

fulltime deelname parttime deelname Indicator C1; tabel C1.1; blz. 257

Education at a Glance 2003 - Belangrijkste beelden in grafieken - Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap 8


Education at a Glance 2003: Belangrijkste beelden

Onderwijsdeelname Onderwijsdeelname aan private en publieke Onderwijsdeelname aan publieke en private onderwijsinstellingen (2001) onderwijsinstellingen, 2001
35
· In de leeftijdsgroep 20-29 jarigen bevinden zich geen leerplichtigen meer. Van deze leeftijdsgroep volgt 30 in Nederland nog bijna 25 procent onderwijs. Nederland neemt hiermee een middenpositie in ten 25 opzichte van omringende landen. Het EU- en OESO-gemiddelde ligt iets lager. 20
· In de leeftijdsgroep 30-39 jarigen volgt in Nederland ruim 3 % onderwijs aan publieke en private
15 onderwijsinstellingen. Samen met Frankrijk en Duitsland scoort Nederland in deze leeftijdscategorie laag wat deelname aan dit volwassenenonderwijs betreft. Het EU- en OESO-gemiddelde ligt op ongeveer 10
5 procent. percentage van de leeftijdsgroep 5
---
NB: opleidingen van bedrijven aan hun werknemers zijn in deze cijfers niet verwerkt; Indicator C1; tabel C1.2; blz. 258 FRA DUI NED VS DEN BEL VK EU OESO
20-29 jarigen 30-39 jarigen


Studentenmobiliteit: percentage buitenlandse studenten in de gastlanden (2001) Aandeel buitenlandse studenten in het hoger onderwijs in het studieland, 2001
12,0
· In de landen van de OESO is gemiddeld ruim 5 % van de ingeschreven studenten in het tertiair onderwijs buitenlander. In landen als Australië, het Verenigd Koninkrijk, Duitsland en Frankrijk ligt dit percentage 10,0 aanzienlijk hoger. Maar ook kleine landen als Zwitserland, Oostenrijk en België zijn relatief gezien belangrijke 8,0 gastlanden voor studenten die buiten hun eigen land willen studeren. 6,0
· Van alle studenten die in Nederland staan ingeschreven voor een opleiding in het tertiair onderwijs, is 3,3 % geen Nederlands staatsburger. Nederland blijft hiermee achter bij vergelijkbare kleine landen en ook bij het 4,0 EU- en OESO-gemiddelde. Nederland lijkt aldus internationaal gezien weinig in trek . 2,0
· Het gros van de in Nederland studerende buitenlandse studenten is afkomstig uit Duitsland en België. 0,0 NED VS DEN FRA DUI BEL VK Indicator C3; tabel C3.2; blz. 282/3 EU OESO

Studentenmobiliteit: percentage studenten dat in het buitenland studeert (2001) Percentage studenten in het hoger onderwijs dat in het buitenland studeert, 2001
· Kleine landen lopen voorop bij uitgaande studentenmobiliteit. Zo studeert een aanzienlijke percentage van de 4,0 studentenpopulatie van Griekenland, Ierland en Noorwegen buiten de eigen landsgrenzen. 3,5
· Van de totale Nederlandse studentenpopulatie staat 2,3 % als student in het buitenland ingeschreven. Daarmee 3,0 zijn Nederlandse studenten wat minder mobiel dan Denen, Belgen en Duitsers, maar wat mobieler dan 2,5 Fransen en Britten. 2,0
· Driekwart van de Nederlandse studenten in het buitenland, studeert in België, het Verenigd Koninkrijk, 1,5 Duitsland of de Verenigde Staten. 1,0 0,5 0,0 Indicator C3; tabel C3.3; blz. 284/5 VS VK FRA NED DUI BEL DEN EU OESO Education at a Glance 2003 - Belangrijkste beelden in grafieken - Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap 9


Education at a Glance 2003: Belangrijkste beelden

Onderwijsdeelname / Onderwijsproces

Onderwijs en arbeidsmarkt voor 20-24 jarigen (2001) Percentage 20-24 jarigen in en buiten het onderwijs, met en zonder baan, naar geslacht, 2001
100
· In vergelijking met zijn buurlanden heeft Nederland een laag percentage van zijn 20-24 jarigen in opleiding. 90 Nog slechts 35 % van de Nederlandse jongeren in deze leeftijdscategorie is aan het studeren. In Denemarken 80 en Frankrijk staat nog ruim 50 % van de jongeren in deze leeftijdsgroep als onderwijsvolgend geregistreerd. 70
60
· Dankzij de gunstige arbeidsmarkt van 2001 had het grootste deel van deze jongeren een baan gevonden; 50 minder dan 10 % was werkloos of niet actief op de arbeidsmarkt. 40
30
· In groten getale blijken jonge vrouwen de Nederlandse arbeidsmarkt te hebben betreden. Ruim 55 % van de 20
20-24 jarige vrouwen heeft een baan, een percentage dat alleen in Zwitserland, Oostenrijk en Ierland 10 geëvenaard wordt. In veel van de buurlanden volgen vrouwen op deze leeftijd nog een opleiding. 0 m v m v m v m v m DEN FRA BEL DUI VS VK NED EU OESO Indicator C4; tabel C4.1; blz. 294 in onderwijs buiten onderwijs, met baan buiten onderwijs, zonder baan

Percentage 20-24 jarigen dat geen onderwijs volgt en dat Voortijdig schoolverlaters: 20-24 jarigen zonder startkwalificatie, die geen onderwijs volgen (2001) geen diploma hoger secundair onderwijs heeft behaald, naar geslacht, 2001
80
· Laag gekwalificeerde jongeren vormen een potentiële risicogroep. In Nederland heeft ruim 25 % van de jonge 70 mannen en bijna 20 procent van de jonge vrouwen die geen onderwijs meer volgen, geen diploma in het 60 hoger secundair onderwijs behaald (geen startkwalificatie). 50
· De meeste OESO landen hebben een veel kleiner aandeel voortijdiog schoolverlaters dan in Nederland 40
30
20
10
---
Indicator C5; tabel C5.1; blz. 303 man vrouw OESO-man OESO-vrouw

Werkloosheidspercentages van 20-24 jarigen die Werkloosheid onder 20-24 jarigen die geen onderwijs volgen (2001) geen onderwijs volgen, naar niveau en geslacht,
2001
40 NED DEN VS VK DUI BEL FRA
· In vrijwel alle OESO-landen is de werkloosheid onder 20-24 jarigen zonder diploma hoger secundair onderwijs 35 (i.e. zonder startkwalificatie) hoger dan die onder leeftijdgenoten mét een diploma hoger secundair onderwijs. 30
· In landen met een hogere totale jeugdwerkloosheid is de kloof tussen jongeren mét en zonder 25 startkwalificatie groot. Voortijdig schoolverlaters lopen aldus bij een ruimere arbeidsmarkt een grotere kans 20 op werkloosheid dan jongeren die wel een startkwalificatie hebben. 15
· In Nederland is de werkloosheid onder laag gekwalificeerden ongeveer 3 procentpunten hoger dan onder 10 personen met een startkwalificatie. In beide categorieën was de werkloosheid in 2001 overigens veel lager dan 5 gemiddeld in Europa. 0 met startkwalificatie (m+v) zonder startkwalificatie (m+v) Indicator C5; tabel C5.1; blz. 303 mannen vrouwen EU-zonder startkwal.(m+v) EU-met startkwal.(m+v) Education at a Glance 2003 - Belangrijkste beelden in grafieken - Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap 10


Education at a Glance 2003: Belangrijkste beelden

Onderwijsproces

Leeftijdsverdeling van onderwijzend personeel in het primair onderwijs (2001) Leeftijdsverdeling van leraren primair onderwijs, 2001


· Bijna een kwart van het onderwijzerscorps in het Nederlandse primair onderwijs is 50 jaar of ouder, terwijl BEL
60 % 40 jaar of ouder is. Daarmee wijkt de Nederlandse situatie niet veel af van het EU- of OESO-gemiddelde. VK FRA
· Opvallend slecht vertegenwoordigd onder Nederlandse onderwijzers en onderwijzeressen zijn de 30-39 jarigen. NED
· Het aandeel jonge leerkrachten ligt in Nederland iets boven het EU- en OESO-gemiddelde. DUI
· In Europa kampen Duitsland, en in mindere mate ook Italië en Zweden, met serieuze problemen. In deze EU landen gaat de sterke vergrijzing van het onderwijzerscorps gepaard met een zeer beperkt aandeel jonge OESO onderwijzers.
0 20 40 60 80 100 = 50 jaar Indicator D8; tabel D8.1; blz. 408

Leeftijdsverdeling van onderwijzend personeel in het secundair onderwijs (2001) Leeftijdsverdeling van leraren secundair onderwijs, 2001

FRA
· Van de leerkrachten werkzaam in het Nederlandse voortgezet onderwijs is 37 % 50 jaar of ouder. Drie van de vier leraren zijn 40 jaar of ouder. VK
· In OESO-verband behoort Nederland daarmee, met Duitsland en Italië, tot de landen waar de vergrijzing BEL van het lerarencorps zich het sterkst manifesteert. NED


· Het aandeel leerkrachten jonger dan 30 jaar blijft in Nederland achter bij het OESO- en EU-gemiddelde. DUI EU OESO Indicator D8; tabel D8.3; blz. 410 0 20 40 60 80 100 = 50 years

Verdeling van onderwijzend personeel naar geslacht (2001) Percentage vrouwelijk onderwijzend personeel, naar onderwijsniveau, 2001
100
· In alle OESO-landen zijn vrouwen oververtegenwoordigd onder het onderwijzend personeel in het primair 90 onderwijs. Gemiddeld is vier van de vijf leerkrachten in het primair onderwijs vrouw. 80
· In het hoger secundair onderwijs werken in de OESO-landen gemiddeld evenveel vrouwen als mannen, maar 70
60 in het tertiair onderwijs zijn vrouwen, met gemiddeld 37 %, ondervertegenwoordigd. 50
· De Nederlandse cijfers komen wat het primair onderwijs betreft overeen met het algemene beeld in de OESO- 40 landen. 30
· In de hogere onderwijsniveaus zijn de Nederlandse vrouwelijke docenten evenwel slechter vertegenwoordigd 20
10 dan hun vrouwelijke collega's in andere landen. Dit beeld treft men binnen de OESO verder alleen in 0 Duitsland, Zwitserland en Oostenrijk aan. NED DUI FRA VK BEL DEN VS EU OESO Indicator D8; tabel D8.2; blz. 409 primair hoger secundair tertiair onderwijs (ISC 5A+6) alle niveaus

Education at a Glance 2003 - Belangrijkste beelden in grafieken - Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap 11


Education at a Glance 2003: Belangrijkste beelden

Onderwijsproces

Aantal geplande lesuren per jaar door leerkrachten (2001) Geplande lesuren per jaar, naar onderwijsniveau, 2001


1200
· In de OESO-landen staat een leerkracht in het primair onderwijs gemiddeld 792 uren voor de klas
1000 (formele taakstelling). Voor het lager secundair is dit 714 uur en voor het hoger secundair onderwijs 656 uur. Op alle niveaus doen zich grote verschillen tussen landen voor. 800
· Het Nederlandse onderwijzend personeel maakt veel uren voor de klas: in het primair onderwijs is de norm 930 uur (dit is 17 % boven het OESO-gemiddelde), in het lager en hoger secundair onderwijs 867 600 uur. Dit is vergeleken met het OESO-gemiddelde 21 % meer lesuren in het lager secundair onderwijs en zelfs 32 % meer in het hoger secundair onderwijs. 400 DEN DUI BEL (Vl) FRA NED SCH VS Indicator D6; tabel D6.1; blz. 389 primair lager secundair hoger secundair OESO-primair OESO-lager secundair OESO-hoger secundair

Klasgrootte primair onderwijs (2001) Klasgrootte primair onderwijs, 2001
30


· Gemiddeld tellen de klassen in het primair onderwijs in de landen van de OESO 22 kinderen. In de 25 landen van de EU ligt dit met 20,4 wat lager. 20
· In Nederland zijn de klassen in het primair onderwijs met 23,9 kinderen per klas groter dan in alle
15 omringende landen, met uitzondering van het Verenigd Koninkrijk.
10
---


---
DEN BEL (Fr) DUI FRA NED VK Indicator D2; tabel D2.1; blz. 329 EU OESO

Lesuren en klasgrootte in het primair onderwijs (2001) Lesuren en klasgrootte in het primair onderwijs, 2001
26
· Klasgrootte en aantal lesuren per jaar gepresenteerd in één figuur geeft een beeld van de intensiteit van 25 IER
24 het leraarsvak in het primair onderwijs.
23 DUI NED
· Binnen Europa zijn alleen de schoolklassen in het Ierse primaire onderwijs een fractie groter dan de 22 OESO FRA SLO
21 Nederlandse. HON BEL (Fr) EU SPA
20 TSJ
· Nergens anders in Europa geven onderwijzers zoveel uren les als in Nederland. Klasgrootte OOS
19 DEN NOO
· Opvallend is de positie van Denemarken: Deense leerkrachten in het primair onderwijs staan voor ITA
18 GRI relatief kleine klassen, waaraan ze gedurende het schooljaar slechts 640 uur les geven. 17 IJS
16
600 650 700 750 800 850 900 950 Door OCenW samengestelde indicator Lesuren per jaar

Education at a Glance 2003 - Belangrijkste beelden in grafieken - Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap 12


Education at a Glance 2003: Belangrijkste beelden

Onderwijsproces

Leerling-leraar ratio in het primair onderwijs (2001) Leerling / leraar ratio primair onderwijs, 2001
---

20
· De leerling-leraar ratio in het Nederlandse primair onderwijs is met 17,2 leerlingen per leraar nagenoeg
18 gelijk aan het OESO-gemiddelde van 17,0, maar ligt ruim boven het EU-gemiddelde van 14,9.
16
· In de omringende landen varieert de leerling-leraar ratio van 10,0 in Denemarken tot 20,5 in het
14 Verenigd Koninkrijk. 12


10


---

---
DEN BEL VS NED DUI FRA VK Indicator D2; tabel D2.2; blz. 330 EU OESO

Leerling-leraar ratio in het secundair onderwijs (2001) Leerling / leraar ratio secundair onderwijs, 2001
18
· De leerling-leraar ratio in het Nederlandse secundair onderwijs ligt met 17,1 leerlingen per leraar ruim 16 boven het EU-gemiddelde van12,1 en het OESO-gemiddelde van 13,9 leerlingen per leraar.
14
· In de omringende landen varieert de leerling-leraar ratio in het secundair onderwijs van 9,8 in België tot
15,2 in Duitsland. 12
10


---


---
BEL FRA DEN VK DUI VS NED Indicator D2; tabel D2.2; blz. 330 EU OESO

Lerarensalarissen na 15 arbeidsjaren, Salaris leraren primair, lager secundair en hoger secundair onderwijs na 15 arbeidsjaren (2001) naar onderwijssoort, 2001 (x 1000 euro)
60 § Na 15 jaar bereiken Nederlandse leerkrachten in het primair onderwijs een salaris van 30.543 euro, in 50 het lager secundair onderwijs is dit 32.692 euro en in het hoger secundair onderwijs 45.594 euro. 40
· In Nederland is in het primair onderwijs en het lager secundair onderwijs het salaris na 15 jaar meer en
30 in het hoger secundair onderwijs aanzienlijk meer dan gemiddeld in de EU- en de OESO-landen.
20 salaris (euro x 1000) 10
---
FRA BEL NED DEN VK VS DUI Primair Lager secundair Hoger secundair Indicator D5; tabel D5.1; blz. 378 EU-primair EU-lager secundair EU-hoger secundair

Education at a Glance 2003 - Belangrijkste beelden in grafieken - Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap 13