Speech van minister Dekker op de persconferentie over de begroting
2004, vrijdag 12 september 2003
Dames en heren,
Sinds enkele maanden ben ik minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke
ordening en Milieu. Mijn achtergrond ligt in ondernemend Nederland. In
dit kabinet is dat een voordeel. Een team met een missie waar ik iets
mee kan. Perspectief bieden in een moeilijke tijd. Het kabinet wil
meer dan ons land zo goed mogelijk door de recessie loodsen. We willen
voorwaarden scheppen voor economische bloei. Daarvoor is letterlijk
ruimte nodig. Ruimte voor wonen, ondernemen en infrastructuur. Maar
ook: ruimte voor water, recreatie, landbouw en natuur. Méér ruimte.
Ook figuurlijk. Meer bewegingsvrijheid voor burgers, bedrijven en
bestuur. Creativiteit en daadkracht moeten optimaal worden benut. Het
probleemoplossend vermogen van overheid en samenleving moet groeien.
VROM kan daar een rol in spelen door:
* Eén: verantwoordelijkheid leggen, daar waar het hoort, daar waar
het past.
* Twee: door steeds actief en op het juiste niveau de overheid, de
markt en de maatschappij samen te brengen. Want ik heb vertrouwen
in het ondernemerschap van mensen.
Ook het ministerie van VROM zal zich ondernemender opstellen. In mijn
contacten merk ik dat VROM nog te vaak als een hindermacht wordt
gezien. Meer bezig met voorschriften en verboden dan met het
stimuleren van maatschappelijk initiatief. Dat moet anders. Ik wil het
accent leggen op de ontwikkelkracht van VROM.
We gaan van ruimtelijke ordening naar ruimtelijke ontwikkeling. De
woningmarkt moet groeien naar een echte markt. En ons leefmilieu wordt
duurzamer door innovatie en high tech. Het milieubeleid van geitensok
naar krijtstreep, zoals de staatssecretaris dat noemt. Bevorderen van
dynamiek, daar gaat het om. Dat doen we door ruimte en
verantwoordelijkheid te geven op het juiste niveau. Door onze kennis
en kunde als ministerie te verzamelen rond de problemen die moeten
worden opgelost. Door die expertise te verbinden met de daadkracht van
het veld. Vraagstukken houden zich niet aan scheidslijnen tussen
ministeries. Daarom zal ik méér samenwerking zoeken met andere
departementen. Als streven is zon thematische aanpak niet nieuw. Als
resultaat wel. Eén Nota Ruimte is binnenkort zon resultaat.
De maatschappelijke en economische stagnatie van dit moment is voor
iedereen duidelijk. Daarmee ontstaat momentum voor verandering. We
kunnen juist nú resultaten boeken. Als ik het samenvat dan doen we dat
door ruimte te bieden voor maatschappelijke ontwikkeling en
ondernemerschap. Niet door blauwdrukken voor Nederland, wel kaders
voor ontwikkeling. Het departement zal daarbij taken en doelen moeten
afstemmen op een beperkter budget. Als uitkomst van het beleid van het
huidige en het vorige kabinet. Dat vind ik eigenlijk wel gezond.
Minder kan ook meer zijn. Een afgeslankte, efficiënte rijksoverheid
richt zich op hoofdlijnen. Minder nieuwe vergezichten, méér
uitvoering. Minder regels en meer verantwoordelijkheid voor burgers en
bedrijven. Ook zonder recessie is dat een belangrijk doel.
Natuurlijk doen de bezuinigingen pijn. Bij VROM verdwijnen ongeveer
600 arbeidsplaatsen in de periode tot 2007. Ik besef hoe ingrijpend
dat is voor de mensen die het betreft. Het dwingt bovendien tot anders
richten van de innovatieve kracht van mijn departement. Tot scherpe
keuzes.
Ik heb daarom vier beleidsprioriteiten:
* Ruimte geven aan ontwikkeling
* Versterken van de steden, vitaal houden van het platteland
* Organiseren van betere naleving en minder regels.
* Streven naar een duurzamere samenleving, vasthouden aan
ontkoppeling van economische groei en milieudruk
De vierde prioriteit vind ik minstens zo belangrijk als de eerste
drie. Alle plannen van VROM en de rijksoverheid moeten van
duurzaamheid doortrokken zijn. Maar gezien de tijd en de taakverdeling
tussen de staatssecretaris en mijzelf, beperk ik mij tot de eerste
drie:
Thema 1: Ruimte geven aan ontwikkeling
Burgers en bedrijven, provincies en gemeenten. Dat is het aangewezen
niveau om ruimtelijke vragen en belangen te beoordelen. Om onderhoud
en aanpassing in het eigen gebied aan te brengen. Uiteraard binnen de
Ruimtelijke hoofdstructuur. Ieder tijdvak stelt zijn eigen eisen aan
de omgeving. Daarom leg ik een sterk accent op het middel
ontwikkelingsplanologie. Planologie die ruimte laat voor
maatschappelijke dynamiek. Geen structuren voor eens en altijd. Ik
vind dat een eigentijdse aanpak. Centraal staat de ontwikkeling van
een gebied op basis van een samenhangende visie op de kwaliteit van
het geheel. Wonen, werken, natuur en recreatie in één plan. Betrokken
overheden en marktpartijen committeren zich in principe aan een
sluitend financieel verhaal.
Voor mij gaat het rijk voortaan in de eerste plaats over de nationale
ruimtelijke hoofdstructuur. Daartoe wil het kabinet de
rijksinvesteringen voor de ruimtelijke ontwikkeling zoveel mogelijk in
die hoofdstructuur. Ik zal dat in de nieuwe rijksbrede Nota Ruimte de
komende maanden invullen. In die nota schets ik de hoofdlijnen van het
nationaal ruimtelijk beleid. En ik geef daarmee het kader voor de
ontwikkeling van regionale en lokale plannen. Het kan gaan om nieuwe
bedrijventerreinen, woningbouw en kantoren, maar ook om de ruimte die
we willen vrij houden of vrij maken. Voor natuur en landbouw, water en
wegen, spoorlijnen en vaarwegen, pijpleidingen en kabels. Op die
manier scheppen we nieuwe kansen voor onze economie in internationaal
perspectief.
Een ander belangrijk motief is de samenhang tussen alle ruimtevragende
functies. Zeker in een klein en dichtbevolkt land als het onze.
Interdepartementale samenwerking zou bovendien heel normaal moeten
zijn. En natuurlijk horen ontwikkelaars van ruimtelijke plannen door
één rijksoverheid te worden aangesproken.
Ik wil verder in de Nota Ruimte specifieke aandacht geven aan ruimte
voor de economie en leefbaarheid van de stad. Ik heb mij de afgelopen
maanden verdiept in de actualisering en toekomst van het ruimtelijk
beleid. Het zal u niet verbazen dat ik weinig enthousiast ben over de
rode contouren. Het contourendenken gaat zeker op de schop. Het legt
teveel beperkingen op. Met name in het landelijk gebied waar ruimte
nodig is voor de eigen bevolkingsgroei en de vitaliteit van de lokale
economie. Dat betekent niet: alle remmen los. Zorgvuldige afweging -
ik denk aan het Groene Hart - blijft geboden.
Thema 2: Versterken van de steden, vitaal houden van het platteland
Ik sta voor sterke steden en een vitaal platteland. Steden waar
gezinnen met kinderen willen wonen, waar je je veilig voelt. Een
platteland dat zich economisch en sociaal kan ontwikkelen en de eigen
aanwas mag huisvesten. Voor mij is het van cruciaal belang dat
verloedering in aandachtswijken wordt aangepakt. Andere wijken mogen
niet in de gevarenzone komen. Betaalbaar en goed wonen moet voor alle
inkomens bereikbaar blijven. Dat is de basis. Tegelijkertijd moet de
stad weer aantrekkelijk worden voor mensen met midden- en hogere
inkomens. Dat vraagt blijvende aandacht voor beheer en onderhoud. Dat
vergt omvangrijke investeringen in de aanpak van verouderde wijken en
meer tempo in de nieuwbouw.
Nieuwbouwproductie, aanpak van verouderde wijken en betaalbaarheid van
het wonen zijn primair zaken voor lokale partijen. Zo hebben we de
zaken georganiseerd. Het ministerie van VROM zorgt voor de
randvoorwaarden en stimuleert de samenwerking van gemeenten,
corporaties, bouwers en ontwikkelaars. Die autonomie geldt overigens
ook voor de plattelandsgemeenten. Ook daar is het aan de eigen
bestuurders om afwegingen te maken tussen nieuwbouw voor de eigen
aanwas, uitbreiding, bedrijfsfaciliteiten en behoud van
dorpskarakteristieken.
Ik doe dus een beroep op de eigen verantwoordelijkheid ter plaatse, en
zie een belangrijke rol voor het departement en mijzelf als het gaat
om kaders en hoofdrichting. Een rol als die van een eigentijdse
architect. Zo één die een robuuste structuur neerzet en daarmee de
bewoners alle ruimte laat voor een eigen indeling.
Daarom onderzoek ik of betrokken partijen wel genoeg geprikkeld worden
om te investeren in de stedelijke woningmarkt. Ik verwacht een
belangrijke bijdrage van de woningcorporaties. Voor de financiering
van de aanpak van verouderde wijken, maar ook voor de nieuwbouw.
Daarnaast moet de betaalbaarheid voor de lagere inkomens gegarandeerd
blijven.
Ik ben bezig met een voorstel om huurbeleid, huursubsidie en de rol
van corporaties in samenhang te brengen. Kern daarvan is dat
verhuurders en corporaties meer ruimte krijgen om te investeren en
ondernemingsdoelen waar te maken. Meer ruimte voor het aanpassen van
de huur aan de kwaliteit van de woning. Daar staat tegenover dat ze
een rol krijgen in het veiligstellen van de betaalbaarheid voor lagere
inkomens. Meer huur voor wie het betalen kan, kwetsbare groepen
ontzien.
Ik ben mij bewust van de druk die daarop door de algemene verlaging
van de huursubsidie rust. Twaalf euro meer huur per maand is veel voor
iemand op bijstandsniveau, maar niet onbetaalbaar. Corporaties
genereren bovendien extra inkomsten die ze in de oude wijken en
betaalbare nieuwbouw moeten steken. Voor wat hoort wat. Dat werkt.
Daarnaast leidt deze systematiek voor het rijk tot een forse besparing
op het budget voor de huursubsidie. Meer bezuinigingen - bovenop de
reeds geplande versobering van de subsidies voor stedelijke
vernieuwing - kunnen zo worden afgewend. Het Financieele Dagblad
noemde deze benadering in een commentaar: een moderne vorm van sociaal
beleid. Het kabinet kan daarmee de scherpe kantjes van de harde
ingrepen in de sociale zekerheid en de gezondheidszorg afvijlen voor
de laagste inkomens. En een extra huurverhoging levert een bijdrage
aan een gezondere woningmarkt.
Om te komen tot een nieuwe dynamiek in de herstructurering, de
nieuwbouwproductie en de studentenhuisvesting, maak ik natuurlijk
gebruik van wat al in gang is gezet. Met het aanwijzen van 56
aandachtswijken hebben we prioriteiten gesteld. Het werk moet daar in
2004 echt beginnen. Er ligt immers een duidelijke link met de actuele
discussie rond spreidingsbeleid.
Waar nu al daadwerkelijk wordt gesloopt, gebouwd en gerenoveerd,
beginnen de aanjaag- en impulsteams effect te sorteren. Kennis en
expertise van VROM-specialisten komen vrij voor lokale partijen.
Procedurele belemmeringen worden weggenomen voor ze de bouw vertragen.
Vereenvoudigde bouwregels en kortere planprocedures nemen meer tijd,
maar er wordt hard aan gewerkt.
Binnenkort stuur ik de beloofde plannen voor de nieuwbouwproductie en
studentenhuisvesting naar de Tweede Kamer. Ook daarin zal ik partijen
op hun verantwoordelijkheden wijzen. VROM bouwt géén huizen en
realiseert géén studenteneenheden. Wél kunnen de actieplannen een
vliegwielfunctie hebben voor gemeenten, corporaties, bouwers en
ontwikkelaars.
Uit het jongste Woningbehoefte onderzoek (WBO) blijkt dat het
woningtekort zonder extra maatregelen over tien jaar even groot zal
zijn als nu. Dat is onverantwoord richting starters, ouderen en
doorstromers. Zij houden daarmee onvoldoende kansen op de woningmarkt.
Het belemmert ook de vaart die de herstructurering van oudere wijken
nodig heeft. Dat vind ik onacceptabel.
De stagnatie in de woningproductie wordt verergerd door de economische
toestand van het moment, maar dat is niet de oorzaak. Eén van de
oorzaken is de gebrekkige marktwerking. En dat heeft voor een deel te
maken met ingewikkelde en soms zelfs tegenstrijdige regelgeving. Daar
werk ik aan, maar vereenvoudiging van wet- en regelgeving is een
kwestie van lange adem. Daarom hebben we voor de korte termijn het
actieplan nieuwbouwproductie geschreven. Ik noem een paar elementen:
Actie 1: om haalbare en toetsbare doelen te kunnen stellen richt ik de
nieuwbouwsubsidies en verstedelijkingsafspraken primair op aantallen.
Aan het kwaliteitsniveau wordt niet getornd.
Actie 2: Alle voorwerk voor aanpassing en stroomlijning van regels
rond de bouw is gedaan. Ik zal mij in het kabinet sterk maken om de
vereenvoudiging van bouwregels voorrang te geven in de rijksbrede
herijkingsoperatie. Ik denk aan een snellere procedure voor
bodemsaneringen, meer greep op de naleving van de Woningwet en voor de
iets langere termijn: één VROM-vergunning waarin alle bouw- en
milieueisen worden gebundeld.
Actie 3: In de nieuwe Nota Ruimte zorgen voor méér mogelijkheden voor
méér woningbouwlocaties.
Dan het actieplan studentenhuisvesting. Er is een structureel tekort
aan woonruimte voor studenten. Dat tekort is op dit moment bovendien
groter dan het jarenlang was. Ik kom op een urgent tekort van maximaal
15.000 eenheden. De corporaties in studentensteden hebben concrete
plannen voor in totaal zon 9000 eenheden.
Er gebeurt dus best wat, maar het tempo ontbreekt. Ik wil gemeenten en
corporaties met concrete acties en aanbevelingen aanspreken op hun
verantwoordelijkheid.
Actie 1: Een deel van het tekort wordt veroorzaakt door oud-studenten
die niet doorstromen. Verhoogde nieuwbouwproductie moet dat voor een
deel oplossen. Voor een ander deel pak ik het probleem aan met
tijdelijke huurcontracten. Zogenaamde campuscontracten.
Actie 2: De 9000 geplande studentenwoningen moeten er ook werkelijk
komen. Samen met Aedes maak ik daar werk van.
Actie 3: Wij leveren 18 studentensteden harde cijfers over hun
kamernood. Dat klinkt misschien vreemd, maar die blijken lokaal vaak
niet voor handen. Daardoor ontbreekt besef van urgentie en blijft
actie uit.
Actie 4: Daarna laat ik 90 corporaties in studentensteden zien hoeveel
of hoe weinig initiatieven ze ontplooien. Alweer om besef van urgentie
te wekken en actie uit te lokken.
Actie 5: Tot slot heb ik afspraken gemaakt over een ronde langs de
rijke corporaties. Om ze op de man af te vragen waarom er zo weinig
gebeurt. Ik overweeg om daar nog iets aan te koppelen: een adoptieplan
waarbij de 11 rijkste corporaties van ons land gevraagd wordt een
studentenhuisvestingsproject ergens in Nederland te adopteren.
Thema 3: Organiseren van betere naleving en minder regels
Grote problemen gaan we doorgaans te lijf met nieuwe regels. Ik wil
waken voor die regelreflex . Mijn accent ligt in de komende jaren op
uitvoering, naleving en handhaving. Sterker nog. Binnenkort kom ik met
voorstellen om het aantal regels op het terrein van ruimte, wonen en
milieu te verminderen. Van de 400 VROM-regelingen schrappen we er
ongeveer 100. Nog eens 100 worden samengevoegd en een flink aantal
wordt simpeler. Nog dit jaar zal ik de Tweede Kamer een lijst met
wetten en regels toesturen die wat mij betreft met voorrang worden
aangepakt. Kaders en regels blijven nodig, maar ze mogen de
maatschappelijke vooruitgang niet frustreren.
Met het kabinet wil ik daarom meer kwaliteit en consistentie in regel-
en wetgeving. Meer ruimte voor maatschappelijk initiatief, meer
transparantie voor burgers en bedrijven. Daarnaast zal ik een
prioriteitenprogramma voor nieuwe, heldere en samengevoegde wetten aan
de Tweede Kamer aanbieden. Met voorrang voor de bouwregels als het aan
mij ligt. De VROM-inspectie gaat alle bestaande wetten en regels op
handhaafbaarheid controleren en nieuwe wetten vooraf toetsen. De
regels die deze toets doorstaan zal ik streng handhaven. Ook op mijn
terrein moet het aantal gedoogsituaties drastisch terug.
Resumerend: ik heb u aangegeven dat we ruimte nodig hebben. Ruimte in
letterlijke zin. Ruimte voor economische groei, voor infrastructuur,
voor wonen. Maar ook: ruimte voor water, recreatie, landbouw en
natuur. Méér ruimte. Ook figuurlijk gesproken. Meer bewegingsvrijheid
voor burgers, bedrijven en maatschappelijke organisaties. Want ik heb
vertrouwen in het ondernemerschap van mensen. Kaders en regels blijven
nodig, maar ze mogen de maatschappelijke vooruitgang niet frustreren.
Daarom maken wij van VROM een ontwikkelkracht.
Ik dank u wel.
Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer