Ministerie van Defensie
---
Toespraken
---
Jaarlijkse herdenking omgekomen Nederlandse militairen conflict Nlds
Oost-Indië en Nieuw Guinea
06-09-2003
Toespraak voor de Minister van Defensie, de heer H. Kamp, ter
gelegenheid van de jaarlijkse herdenking van de omgekomen Nederlandse
militairen tijdens het conflict in Nederlands Oost-Indië en Nieuw
Guinea (1945-1962), 6 september 2003 te Roermond
Dames en heren, veteranen,
Vandaag herdenken wij de 6000 militairen, de 6000 Sobats, die tussen
1945 en 1962 het leven lieten bij de strijd in Nederlands Oost-Indië
en Nieuw Guinea. Ik vind het een grote eer om namens de Regering ter
nagedachtenis aan hen een krans te mogen leggen en enkele woorden
speciaal tot u te mogen richten.
De strijd in de voormalige overzeese rijksdelen is een strijd van vóór
mijn tijd. Een lang verzwegen verleden van militairen die uit naam van
het Nederlandse volk en in opdracht van de Nederlandse regering hun
plicht vervulden in een ver land.
Als minister van Defensie ben ik er voor verantwoordelijk dat
militairen die tegenwoordig worden uitgezonden, goed zijn voorbereid,
ter plekke goed hun werk kunnen doen en bij terugkeer ook goed worden
opgevangen. Immers, de uitgezonden militair van nu is de veteraan van
morgen. Om aan die verantwoordelijkheid invulling te kunnen geven,
breng ik bezoeken aan onze militairen in het buitenland. Bosnië,
Afghanistan en deze maand ook Irak. Zo kan ik mij op de hoogte stellen
van de situatie ter plekke. Toch is het voor mij heel moeilijk een
voorstelling te maken van hetgeen waarmee ú tijdens uw verblijf in de
Oost bent geconfronteerd. Daarvoor ben ik aangewezen op uw
getuigenissen en verhalen over uw belevenissen.
Ik mag wel stellen dat u het, als Indië- of Nieuw Guinea veteraan
destijds behoorlijk voor de kiezen heeft gekregen. Na een
opleidingstijd van vaak nog geen zes maanden vertrok u per schip naar
de andere kant van de aardbol. Tienduizenden jonge mannen, velen
dienstplichtig, die vaak al hun halve jeugd door crises en oorlog
verloren hadden zien gaan. Nauwelijks voorgelicht over de taak die u
moest vervullen. Na een oversteek arriveerde u in een vreemd en
onbekend land met totaal andere culturen. Voor u niet die prachtige
Gordel van smaragd, zoals het altijd in Nederland werd voorgesteld.
Daarbij bleek al snel dat de opleiding in Nederland niet was gericht
op de moeilijke en gevaarlijke omstandigheden waaronder daar
geopereerd moest worden. In Indië kreeg u niet alleen te maken met de
zichtbare geregelde troepen, de TNI, maar ook met veelal onzichtbare
bendes, met guerrillastrijders en met rampokkers. U kreeg te maken met
grote en kleine acties, met eenzame buitenposten, met beschietingen en
trekbommen, met sluipschutters en hinderlagen, met hitte en ziektes,
en vooral met ein-de-loze patrouilles. Het was zweten en het was
zwoegen.
En al die tijd bestond er de angst dat het lot jezelf of je kameraad
zou treffen. Je moet het hebben meegemaakt om dat te kunnen begrijpen.
Die angst is voor mij, voor de naoorlogse generatie, niet of
nauwelijks voor te stellen. Ik moet het, zoals ik zojuist zei, met uw
getuigenissen en verhalen doen. Laatst las ik bijvoorbeeld over de
ervaringen van oud-marinier Andries Duister tijdens zijn periode in
Indië. In een korte passage omschreef hij op treffende wijze de
ontluistering, zoals zo velen onder u dit hebben meegemaakt.
Plotseling een zware knal .... twintig meter voor mij reed een GMC op
een trekbom. We zagen de jongens van ons peloton de lucht invliegen,
sommigen bleven in de bomen hangen; zes doden en zes zwaargewonden! s
Avonds hebben we ze nog begraven in de kampong, gewoon tussen de
huisjes. Toespraak van de commandant en 2 minuten stilte. Acht
mariniers gaven vier geweersalvos. Op zon moment wordt de stilte
oorverdovend.
Oor-ver-dov-end stil bleef het ook daarna, lang daarna, te lang.
Nederland zat bij uw terugkeer echt niet te wachten op verhalen over
de strijd in Indië. De ontvangst die u kreeg was kil en vol onbegrip.
Zou je niet eens gaan werken, je hebt daar lang genoeg in de zon
gelegen! De Indische bladzijde moest zo snel mogelijk worden
omgeslagen. Het cynische was dat u, de veteranen, op één punt niet
werd vergeten. De bureaucratie draaide door. Na uw terugkeer werd u
immers nog jarenlang verrast met oproepen voor herhalingsoefeningen,
die meestal in Duitsland plaatsvonden. Anderen werden verplicht deel
te nemen aan de weinig populaire oefeningen voor de Bescherming
Burgerbevolking (BB).
Wat ook kwam in de loop der jaren was kritiek, kritiek over uw
optreden, zelfs over vermeende oorlogsmisdaden. Kritiek van mensen,
die vanuit de eigen veilige huiskamer een oordeel meenden te kunnen
vormen over dat wat in Indië was gebeurd. Hoe herkenbaar als we kijken
naar hetgeen de mannen en vrouwen van Dutchbat III de afgelopen jaren
is overkomen. De Nederlandse samenleving staat vaak snel klaar met een
oordeel, zonder de feiten en de werkelijkheid te kennen.
Gelukkig is in de loop der jaren langzaamaan veel veranderd.
Pelan-pelan (Indonesisch voor langzaam) zou men in Indonesië zeggen.
Dankzij uw protesten in de jaren ´70 en ´80, dankzij uw acties tegen
de onjuiste beschuldigingen is de ontwikkeling van het Nederlandse
veteranenbeleid uiteindelijk in een stroomversnelling geraakt.
Vooral dankzij uw inspanningen ontstond geleidelijk bij de overheid en
in een groot deel van de samenleving het besef dat het geen pas geeft
veteranen te verguizen. Dat waardering en erkenning voor hetgeen zij
namens de bevolking en in opdracht van de Regering hebben verricht
veel meer op zijn plaats is. Die omslag had ook gevolgen voor het
huidige beleid. Nu is de voorbereiding wèl goed verzorgd. Nu is er wèl
een behoorlijk materieel en immaterieel nazorgbeleid. Een beleid waar
ook de jonge veteranen van vandaag en toekomstige veteranen van morgen
profijt van hebben.
Hoewel al veel is bereikt staat de ontwikkeling niet stil. Zo heeft u
eindelijk de veteranenspeld ontvangen. Iedere veteraan, jong of oud,
in welk verband ook waar naar toe uitgezonden, is een Nederlandse
militair die het Koninkrijk onder bijzondere omstandigheden heeft
gediend. Deze speld helpt te wijzen op die overeenkomsten in
verscheidenheid en op het wezenlijke belang van de
gemeenschappelijkheid.
Dat is ook het belang van een landelijke veteranendag. Aan een
evenement dat zich exclusief richt op de totale veteranenpopulatie
heeft het tot nu toe nog ontbroken. Enkele maanden geleden heeft de
commissie van Eekelen Defensie geadviseerd over het nut van zo´n
jaarlijkse Nederlandse veteranendag. Een dag die moet bijdragen aan de
maatschappelijke erkenning van álle veteranen. Belangrijk was dat deze
dag niet met andere veteranenactiviteiten mocht samenvallen. Mede
daarom is gekozen om de Veteranendag jaarlijks te organiseren op 29
juni, de verjaardag van de bekendste Nederlandse veteraan, Zijne
Koninklijke Hoogheid Prins Bernhard. Binnenkort zal een werkgroep aan
de slag gaan om deze dag te organiseren. Ik vind het belangrijk dat
deze eerste dag een groot succes wordt en dat deze dag goed in onze
samenleving wordt gepositioneerd. De voorbereidingen daarvoor zullen
veel tijd kosten. Reden waarom is besloten om in 2005, zestig jaar na
het einde van de Tweede Wereldoorlog, deze belangrijke dag voor het
eerst van start te laten gaan.
Ook onder jonge veteranen bestaat de behoefte om hun gevallen
kameraden te herdenken. Daarom zal op 24 oktober a.s., op de officiële
oprichtingsdatum van de Verenigde Naties, de staatssecretaris van
Defensie hier in het stadspark Hattem het monument voor omgekomen
militairen tijdens vredesoperaties onthullen. Met de oprichting van
dit monument, vlak bij het Indië-monument, wordt een belangrijke brug
geslagen tussen oude en jonge veteranen.
Dames en heren,
Al met al denk ik dat we met deze nieuwe initiatieven hard op weg zijn
naar een echte veteranencultuur, zoals die in sommige andere Westerse
landen al veel langer bestaat. Dat zijn we als samenleving
verschuldigd aan alle militairen die namens Nederland hun belangrijke
werk in het buitenland verrichten. Dat zijn we verschuldigd aan u en
aan dat zijn we verschuldigd aan die 6000 sobats die nooit van hun
opdracht zijn teruggekeerd. Of zoals sergeant John Heitzer onlangs in
een gedicht schreef:
Gij Nederlander, ge moet uw plicht vervullen
jegens die meer dan 6000 jonge knapen,
die op wacht, daar onder de tjemaras (bomen met magische krachten)
slapen
en rusten tot ze worden opgeroepen.