Partij van de Arbeid

Den Haag, 4 september 2003

Vragen van de PvdA-fractie aan de minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie


1. Kunt u aangeven hoeveel uitgeprocedeerde asielzoekers zich thans nog in de opvang bevinden, geteld per jaar van hun eerste asielverzoek?


2. De regeling beoogt een verblijfstatus te geven aan een groep asielzoekers, die 'vanwege inactiviteit van de overheid langer dan vijf jaar in een asielprocedure zijn".

Waarom geldt de regeling niet voor personen die een reguliere verblijfsstatus hebben aangevraagd en ook langer dan vijf jaar vanwege inactiviteit van de overheid in een procedure verwikkeld zijn? Is er een rechtsgrond voor dit onderscheid?


3. Betreft de 'inactiviteit van de overheid'zowel de inactiviteit van de IND als van de rechterlijke macht? Waaruit bestaat de inactiviteit van de rechterlijke macht?


4. Is er ook sprake van 'inactiviteit van de overheid' als deze, nadat een asielzoeker was uitgeprocedeerd, vele jaren berust heeft in een voortgezet verblijf in ons land waarbij de asielzoeker blijvend gebruik kon maken van de voorzieningen?


5. Eén van de voorwaarden die in de aanvang van uw brief wordt geformuleerd, is dat aan de asielzoeker niet op voorhand de tijdelijkheid van verblijf is meegedeeld. Op welke wijze had dit door de overheid moeten worden meegedeeld? Welke groep betreft het hier?


6. Het Kabinet Balkenende-I heeft het zgn. driejarenbeleid afgeschaft. Hoeveel van de asielzoekers die nu een verblijfsvergunning krijgen, zouden ook van het drie jarenbeleid hebben kunnen profiteren?


7. De criteria in het Hoofdlijnenakkoord zouden volgens de minister leiden tot een verblijfsvergunning voor 800 asielzoekers. Het kabinet heeft echter vastgesteld dat 'het maatschappelijk gevoelen' zich ook op een andere groep richt. Welke groep heeft de regering hier op het oog? Meent de regering dat door de voorgestelde maatregel aan dat maatschappelijk gevoelen tegemoet wordt gekomen?


8. In de brief wordt bij herhaling verwezen naar 'het maatschappelijk gevoelen'. Deelt het Kabinet dat gevoelen?


9. Vloeit de maatregel die wordt voorgesteld voort uit opvattingen van het Kabinet over de eisen van behoorlijk bestuur?


10. Waarom is (criterium 1) gekozen voor de datum 27 mei 1998 als tijdstip waar voor een eerste asielverzoek moet zijn ingediend? Moet dit zo worden verstaan dat iemand, die een dag later een verzoek heeft ingediend en overigens aan alle criteria voldoet, geen verblijfsvergunning krijgt? Wat is daarvoor de rechtsgrond?


11. Waarom geldt de maatregel alleen voor asielzoekers die nog wachten op de definitieve beslissing op hun eerste asielverzoek? Is het oogmerk van het kabinet personen te straffen die van rechtsmiddelen, die door de wetgever zijn gecreëerd, gebruik hebben gemaakt? Is eerder door de overheid kenbaar gemaakt, dat het gebruik maken van rechtsmiddelen ernstige negatieve gevolgen voor betrokkene zou kunnen hebben? Past dit in een rechtsstaat?


12. Is het waar, dat asielzoekers in bepaalde gevallen op aanraden van de IND een oude procedure hebben gestopt en een tweede zijn begonnen? Is het redelijk, dat zij nu van de regeling worden uitgesloten, omdat zij dat advies hebben opgevolgd?


13. Kan bij benadering worden aangegeven welk percentage asielzoekers, dat een eerste afwijzende beschikking van de IND heeft gekregen, in een bezwaarprocedure alsnog een verblijfsvergunning krijgt? Kan ook bij benadering worden aangegeven welk percentage asielzoekers, dat ook in de bezwaarprocedure een afwijzende beslissing heeft gekregen, alsnog na een uitspraak van de rechter een verblijfsvergunning verkrijgt?


14. De regering stelt, dat wanneer de rechter de afwijzing van een asielverzoek heeft bevestigd, het in een rechtsstaat niet past deze uitspraak terzijde te schuiven. Wordt hiermee niet ten onrechte gesuggereerd, dat de rechter over een asielverzoek beslist, terwijl hij in werkelijkheid vaststelt of een beslissing van de regering al dan niet van kracht blijft?


15. Komt het nooit voor dat een uitgeprocedeerde asielzoeker in ons land een verblijfsstatus krijgt, ondanks het feit dat de regering na een uitspraak van de rechter het recht heeft de betrokkene een vergunning te weigeren?


16. Bent u bekend met de Vreemdelingencirculaire TBV 1999/22, waarin wordt bepaald dat uitgeprocedeerde Iranese asielzoekers een vergunning tot verblijf krijgen, waarbij het hebben ingediend van herhaalde asielaanvragen niet van belang wordt verklaard? Hoe verhoudt zich dit tot uw mededeling dat dit niet past in een rechtsstaat?


17. Waarop is de stelling gebaseerd dat toepassing van de inherente afwijkingsbevoegdheid niet mogelijk is ten aanzien van vreemdelingen die zijn uitgeprocedeerd? Is dit een nieuwe opvatting?


18. Zullen alle zgn. 14-1 brieven individueel worden behandeld en van een motivering worden voorzien, ook in het licht van de uitspraken van de rechtbanken van Maastricht en Utrecht van resp. 29 juli en 5 augustus 2003?


19. Worden gedane toezeggingen over toestemming tot verblijf in de opvang, hangende een beslissing op een verzoek (waaronder de 14-1 brieven) gestand gedaan?


20. Hoe wordt gehandeld ten aanzien van asielzoekers die onder de ROA-regeling vallen?


21. Houdt uw besluit in, dat een moeder, die geen verblijfsvergunning krijgt en die kinderen met een Nederlandse nationaliteit heeft, alleen het land moet verlaten of zullen de kinderen ook worden uitgezet? (De Volkskrant 1 september jl.)


22. Kunt u uiteenzetten waarom u, wellicht op onderdelen, bezwaar hebt tegen het voorstel dat ontwikkeld is door de VNG? Is dat op zichzelf beschouwd een uitvoerbaar voorstel? Zo nee, waarom niet?


23. Is de indruk juist, dat de uitvoerbaarheid van het kabinetsvoorstel aanzienlijk gecompliceerder is dan dat van de VNG? Kunt u aangeven op welke onderdelen dit het geval is?


24. Hoe oordeelt u over de juridische en praktische uitvoerbaarheid van uw voorstel?