Uitspraak Rechtbank Amsterdam in zaak AI1752 Zaaknr: 13/057118-03 Bron: Rechtbank Amsterdam
Datum uitspraak: 2-09-2003
Datum publicatie: 2-09-2003
Soort zaak: straf -
Soort procedure: eerste aanleg - meervoudig

RECHTBANK AMSTERDAM

parketnummer: 13/057118-03

datum uitspraak: 2 september 2003

op tegenspraak

VERKORT VONNIS

van de rechtbank Amsterdam, vijfde meervoudige kamer E, in de strafzaak tegen:

(verdachte),

geboren te (geboorteplaats) op 21 april 1975,
ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens op het adres (adres) te (woonplaats),
thans gedetineerd in het Huis van Bewaring "Overamstel" te Amsterdam.

De rechtbank heeft beraadslaagd naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 19 augustus 2003.


1. Telastelegging

Aan verdachte is telastegelegd hetgeen staat omschreven in de dagvaarding, waarvan een kopie als bijlage aan dit vonnis is gehecht. De in die dagvaarding vermelde telastelegging geldt als hier ingevoegd.


2. Voorvragen


---


3. Waardering van het bewijs

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte

ten aanzien van het onder 1. telastegelegde:

op 13 februari 2003 te Amsterdam opzettelijk en met voorbedachten rade (slachtof(slachtoffer 1) (geboren op 17 augustus 1942) van het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg met een mes die (slachtoffer 1) meermalen gestoken en gesneden, tengevolge waarvan voornoemde (slachtoffer 1) is overleden;

ten aanzien van het onder 2. telastegelegde:

op 13 februari 2003 te Amsterdam opzettelijk en met voorbedachten rade (slachtoffe(slachtoffer 2) (geboren op 15 oktober 1999) van het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg met een mes die (slachtoffer 2) meermalen gestoken en gesneden, tengevolge waarvan voornoemde (slachtoffer 2) is overleden;

ten aanzien van het onder 3. telastegelegde:

op 13 februari 2003 te Amsterdam opzettelijk en met voorbedachten rade (slachtoff(slachtoffer 3) (geboren op 25 september 1994) van het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg met een mes die (slachtoffer 3) meermalen gestoken en gesneden, tengevolge waarvan voornoemde (slachtoffer 3) is overleden.


4. Het bewijs

De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.


5. De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.


6. De strafbaarheid van verdachte

De verdachte is echter niet strafbaar. Daartoe overweegt de rechtbank het volgende:

Naar de geestesvermogens van verdachte is onderzoek gedaan door (betrokkene 1), psychiater, en (betrokkene 2), psycholoog bij het Pieter Baan Centrum, psychiatrische observatiekliniek van het gevangeniswezen te Utrecht. De resultaten van het onderzoek zijn neergelegd in een rapport van 7 augustus 2003. Het rapport bevat de conclusie dat verdachte ten tijde van het plegen van de telastegelegde feiten lijdende was aan een zodanige ziekelijke stoornis van de geestesvermogens, dat deze feiten - indien bewezen - haar niet kunnen worden toegerekend.

De rechtbank neemt deze conclusie over en maakt die tot de hare.

Het bewezen geachte kan verdachte derhalve niet worden toegerekend. Verdachte dient terzake daarvan dan ook van alle rechtsvervolging te worden ontslagen.


7. Motivering van de maatregel

De hierna te noemen maatregel is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken.

Terbeschikkingstelling

Het rapport voornoemd houdt voorts in, zakelijk weergegeven:

Betrokkene is een licht verstandelijk gehandicapte vrouw die snel overvraagd en overbelast wordt. Na haar scheiding en allerlei daaruit voortvloeiende problemen decompenseerde zij in een ernstige depressie met gesuperponeerde psychotische momenten. Door de overbelasting klampte zij zich vast aan de gedachte "het moet ophouden", die haar in een verkokering onomkeerbaar meezoog met de thans ten laste gelegde feiten als gevolg. Hierbij wordt betrokkene niet meer in staat geacht om nadere afwegingen te maken. In een situatie die betrokkene's draagkracht te boven gaat - en daarvoor hoeft eigenlijk niets bijzonders te gebeuren - kan betrokkene gemakkelijk wederom gedecompenseerd raken, al dan niet met depressief coloriet. De kans op herhaling van soortgelijke feiten als thans telastegelegd, is dan groot. Iedereen tot wie betrokkene in een enigszins afhankelijke verhouding staat en die in de - onvoldoende aan de realiteit getoetste
- beleving van betrokkene bijdraagt aan haar lijden, haar overvraging, behoort tot de potentiële slachtoffers. Bovendien is er sprake van een totaal ontbreken van enige directe aankondiging of andere voortekenen, behalve algemene tekenen, in dit geval een depressie, die erop wijzen dat het met betrokkene niet goed gaat. Weliswaar maakte de aanwezigheid van een eigen kind deel uit van de belasting, doch er is geen enkele reden te veronderstellen dat dit een voorwaarde is voor overvraging. Ter beperking van dit recidivegevaar dient dan ook gepoogd te worden betrokkene weer in evenwicht te krijgen - en bij alle voor haar al onoverkomelijke problemen is nu toegevoegd de verwerking van de delicten en de gevolgen daarvan - maar vooral ook dient voor langere duur betrokkene's leefomgeving voldoende gestructureerd en gecontroleerd te zijn om vroegtijdig tekenen van dreigende overbelasting te kunnen signaleren.
Behandeling in het kader van artikel 37 Wetboek van Strafrecht biedt onvoldoende garantie om het voornoemd recidivegevaar afdoende te verminderen. Wij adviseren dan ook om aan betrokkene een terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege op te leggen. Behandeling in een setting waar men ervaring heeft met psychiatrische beelden bij mensen met een verstandelijke handicap, zoals de FPI De Rooijse Wissel te Venray, is gewenst.

De rechtbank neemt het advies over.

Het bewezen geachte betreft misdrijven waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld; ook eist de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen het opleggen van de maatregel van terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege.

Met het oog op het bepaalde in artikel 38e van het Wetboek van Strafrecht bepaalt de rechtbank voorts dat het hier gaat om misdrijven die gericht zijn tegen of gevaar veroorzaken voor de onaantastbaarheid van het lichaam van personen.


8. Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen maatregel is gegrond op de artikelen 37a, 37b, 38e, 57 en 289 van het Wetboek van Strafrecht.

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.


9. Beslissing

Verklaart bewezen dat verdachte het telastegelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 3. is aangegeven.

Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is telastegelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.

Het bewezenverklaarde levert op:

Moord, meermalen gepleegd.

Verklaart het bewezene strafbaar.

Verklaart verdachte voor het bewezene niet strafbaar en ontslaat haar te dier zake van alle rechtsvervolging.

Gelast dat verdachte ter beschikking gesteld zal worden en beveelt dat zij van overheidswege verpleegd zal worden.

Dit vonnis is gewezen door
mr. M.J.L. Mastboom, voorzitter,
mrs. E. Steffan-Bakker en J. van Baars, rechters, in tegenwoordigheid van mr. N. van der Veen, griffier en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 2 september 2003.
(transparant.gif)