Hoge Raad der Nederlanden

Uitspraak Hoge Raad LJN-nummer: AF8751 Zaaknr: 01898/02


Bron: Hoge Raad der Nederlanden 's-Gravenhage Datum uitspraak: 2-09-2003
Datum publicatie: 2-09-2003
Soort zaak: straf -
Soort procedure: cassatie

2 september 2003
Strafkamer
nr. 01898/02
EW/DAT

Hoge Raad der Nederlanden

Arrest

op het beroep in cassatie tegen een bij verstek gewezen arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 12 april 2002, nummer 22/001540-01, in de strafzaak tegen:
, geboren te (Groot-Brittannië) op 1972, zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande.


1. De bestreden uitspraak

Het Hof heeft in hoger beroep - met vernietiging van een vonnis van de Arrondissementsrechtbank te 's-Gravenhage van 20 februari 2001 - de verdachte ter zake van "diefstal door twee of meer verenigde personen, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken" veroordeeld tot drie jaren gevangenisstraf.


2. Geding in cassatie

2.1. Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. P.J. Hoogendam, advocaat te 's-Gravenhage, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Jörg heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

2.2. De Hoge Raad heeft kennisgenomen van het schriftelijk commentaar van de raadsman op de conclusie van de Advocaat-Generaal.


3. Beoordeling van het middel

3.1. Het middel bevat de klacht dat de dagvaarding voor de terechtzitting in hoger beroep niet rechtsgeldig is betekend, omdat deze niet naar het juiste, door de verdachte ter terechtzitting in eerste aanleg opgegeven, adres van de verdachte in het buitenland is verzonden.

3.2. De stukken van het geding houden, voorzover voor de beoordeling van het middel van belang, het volgende in.

(i) Op de terechtzittingen in eerste aanleg van 22 mei 2000 en 17 augustus 2000 is de verdachte telkens samen met zijn raadsman, mr. P.J. Hoogendam, ter terechtzitting verschenen. De processen-verbaal van die terechtzittingen houden in als door de verdachte opgegeven adres respectievelijk "Wellsborough, 22 " en "Groot Brittanië, Wellsborough, 22 ".

(ii) Een akte van uitreiking, gehecht aan het dubbel van de oproeping om te verschijnen op de laatste terechtzitting in eerste aanleg van 6 februari 2001 houdt in, voorzover voor de beoordeling van belang, dat de Officier van Justitie deze op 19 januari 2001 als gewone brief heeft verzonden aan het adres van de verdachte in het buitenland, te weten "Wellsborough, Grootbrittanië,
2". Het dubbel van de oproeping houdt in dat van deze oproeping op 19 januari 2001 een afschrift aan de raadsman is verstrekt.

(iii) Het proces-verbaal van de terechtzitting van 6 februari 2001 houdt in dat de verdachte aldaar niet is verschenen, doch wel zijn raadsman, mr. P.J. Hoogendam, en dat deze laatste heeft verklaard: "Mijn cliënt komt niet. Hij kan de overtocht vanuit Engeland niet betalen."

Daaruit heeft het Hof kennelijk en niet onbegrijpelijk afgeleid dat de verdachte van die terechtzitting op de hoogte was.

(iv) Een akte van uitreiking, gehecht aan het dubbel van de dagvaarding om te verschijnen op de terechtzitting in hoger beroep van 29 maart 2002 houdt in, voorzover voor de beoordeling van belang, dat de Advocaat-Generaal bij het Hof deze op 12 februari 2002 als gewone brief heeft verzonden aan het adres van de verdachte in het buitenland, te weten "Welssborough (GB), 2". Aan het dubbel van de dagvaarding is voorts gehecht een aan de raadsman van de verdachte, mr. P.J. Hoogendam, gericht afschrift van die dagvaarding, gedateerd 11 februari 2002, onder meer inhoudend: "De advocaat-generaal deelt u mede dat op vrijdag 29 maart 2002 te 14.30 uur ter terechtzitting van het gerechtshof te 's-Gravenhage, (...) wordt behandeld de strafzaak tegen uw cliënt: (...) (...) wonende te WELSSBOROUGH (GB), adres 2."

(v) Het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep van 29 maart 2002 houdt in dat de verdachte aldaar niet is verschenen, doch wel zijn raadsman, mr. P.J. Hoogendam, en dat deze laatste heeft medegedeeld niet uitdrukkelijk te zijn gemachtigd de verdediging te voeren.

3.3. In de toelichting op het middel wordt de stelling ingenomen dat de betekening van de dagvaarding in hoger beroep niet voldoet aan het voorschrift van art. 588, tweede lid, Sv omdat deze niet is verzonden aan het door de verdachte ter terechtzitting in eerste aanleg opgegeven adres Wellsborough, 22 en dat het adres waarnaar die dagvaarding is verzonden een foutief adres is.

3.4. Alvorens verstek tegen de niet verschenen verdachte te verlenen was het Hof gehouden ambtshalve de geldigheid van de appèldagvaarding te onderzoeken.

3.5. 's Hofs in de bestreden uitspraak besloten liggende oordeel dat de appèldagvaarding op een geldige wijze is betekend door toezending daarvan door het Openbaar Ministerie aan het adres Welssborough (GB), 2, is zonder nadere motivering, die echter ontbreekt, onbegrijpelijk, in aanmerking genomen dat de verdachte op de hiervoor onder 3.2 sub (i) vermelde terechtzittingen van de Rechtbank heeft opgegeven dat hij woonde te Welssborough (GB), 22 en de stukken van het geding niets inhouden waaruit kan volgen dat het adres van de verdachte nadien is gewijzigd in 2. Daaraan doet niet af hetgeen hiervoor onder 3.2 sub (iii) is overwogen, aangezien daaruit wel kan worden afgeleid dat de verdachte op de hoogte is geraakt van de terechtzitting van de Rechtbank van 6 februari 2001, alwaar de raadsman de verdediging heeft gevoerd, maar niet dat het adres van de verdachte toen was 2 te Welssborough (GB) naar welk adres de desbetreffende oproeping is gezonden.

3.6. Voorzover het middel over bedoeld oordeel van het Hof klaagt, is het dus terecht voorgesteld.


4. Slotsom

Hetgeen hiervoor is overwogen brengt mee dat de bestreden uitspraak niet in stand kan blijven.
De Hoge Raad zal om doelmatigheidsredenen de dagvaarding in hoger beroep nietig verklaren.


5. Beslissing

De Hoge Raad:
Vernietigt de bestreden uitspraak;
Verklaart de dagvaarding in hoger beroep nietig.

Dit arrest is gewezen door de vice-president C.J.G. Bleichrodt als voorzitter, en de raadsheren G.J.M. Corstens, J.P. Balkema, B.C. de Savornin Lohman en W.A.M. van Schendel, in bijzijn van de griffier S.P. Bakker, en uitgesproken op 2 september 2003.


*** Conclusie ***

Nr. 01898/02
Mr Jörg
Zitting 13 mei 2003

Conclusie inzake:


1. Verzoeker is door het gerechtshof te 's-Gravenhage bij arrest van 12 april 2002 wegens een roofoverval veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie jaren.


2. Namens verzoeker heeft mr. P.J. Hoogendam, advocaat te 's-Gravenhage, één middel van cassatie voorgesteld.


3. Het middel klaagt dat verzoeker ten onrechte bij verstek is veroordeeld omdat de appèldagvaarding niet correct is uitgereikt, nu deze is verstuurd aan een verkeerd adres in Groot-Brittannië.


4. Bij de processtukken bevinden zich een dagvaarding in hoger beroep om te verschijnen ter terechtzitting van het gerechtshof te 's-Gravenhage van 29 maart 2002 en een akte van uitreiking. De akte van uitreiking houdt in dat de gerechtelijke brief op 12 februari 2002 is uitgereikt aan de (waarnemend) griffier van de rechtbank te 's-Gravenhage, omdat van de geadresseerde geen woon- of verblijfplaats in Nederland bekend was. In de volgende rubriek staat met de hand bijgeschreven dat de griffier de brief op 12 februari 2002 heeft ontvangen en opgelegd. In strijd daarmee vermeldt de laatste rubriek dat de advocaat-generaal de gerechtelijke brief op 12 februari 2002 als gewone brief heeft verzonden aan het adres dat is vermeld op de voorzijde van de akte. Daar staat als adres vermeld: "Welssborough (GB)
2"


5. Indien een verdachte niet is ingeschreven in een GBA en niet in Nederland is gedetineerd, en van hem evenmin een feitelijke woon- of verblijfplaats in Nederland bekend is, maar wel een adres in het buitenland, geschiedt de betekening van de dagvaarding door toezending van de dagvaarding door het openbaar ministerie hetzij rechtstreeks aan het laatstbekende adres van de verdachte in het buitenland, hetzij door tussenkomst van de bevoegde buitenlandse autoriteit of instantie. Door die toezending is de dagvaarding rechtsgeldig betekend (HR 12 maart 2002, NJ 2002, 317, m.nt. Sch, r.o. 3.19).


6. Uit de processtukken blijkt dat verzoeker bij de behandeling van zijn zaak door de rechtbank op 22 mei en 17 augustus 2000 als adres heeft opgegeven: Wellsborough (GB), 22 . Op 22 november 2000 is verzoekers voorarrest geschorst. Voor de voortzetting van de behandeling van zijn zaak is een oproeping verstuurd aan het adres 2 (dus niet 22). Het proces-verbaal van die zitting vermeldt eveneens als adres van verzoeker 2. Verzoeker is op die zitting niet verschenen; zijn - ook huidige - raadsman wel. Deze verklaarde dat zijn cliënt wegens de kosten van de overtocht niet uit Engeland zou overkomen. Aannemelijk is derhalve dat de verzending van de oproeping aan het verkeerde adres geen beletsel is geweest voor contact tussen verzoeker en zijn raadsman omtrent verzoekers mogelijkheden bij de voort te zetten zitting van de rechtbank aanwezig te zijn.


7. Bij vonnis van 20 februari 2001 heeft de rechtbank verzoeker vrijgesproken en het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis opgeheven. Het vonnis vermeldt eveneens als adres 2. De officier van justitie heeft tegen dit vonnis hoger beroep ingesteld, waarbij op de appelakte wel als woonplaats van verzoeker Wellsborough werd vermeld, maar geen straatnaam. Aan verzoekers raadsman werd op 12 februari 2002 een last tot toevoeging verstrekt, waarbij als adres van verzoeker werd vermeld: 2, Welssborough (een kennelijke verschrijving voor Wellsborough; Welssborough levert op het internet noch onder Google noch onder Yahoo een hit op, waarbij Yahoo zo vriendelijk was te vragen: "We couldn't find any results for "welssborough." Did you mean wellsborough?").


8. Ter zitting van het hof van 29 maart 2002 heeft de raadsman verklaard door de verdachte niet uitdrukkelijk gemachtigd te zijn de verdediging te voeren. In de adressering van de dagvaarding (zie boven, punt 4) noch in de adresgegevens van verzoeker op de last tot toevoeging heeft de raadsman aanleiding gevonden een opmerking te maken over de onjuistheid daarvan, zoals thans wel in cassatie wordt aangevoerd. Het proces-verbaal van die zitting en ook het arrest vermelden naast het adres 2 te Welssborough als adres " (Groot Brittannië)". Uit de cassatieschriftuur blijkt dat verzoekers raadsman dit adres ter zitting van het hof heeft opgegeven als het adres waarop verzoeker, voor zover de raadsman bekend was, verbleef.


9. Behalve dat hier derhalve van toepassing is rechtsoverweging 3.26 uit bovengenoemd standaard-arrest:
" geldt eveneens indien ter terechtzitting de raadsman van de aldaar niet aanwezige verdachte is verschenen en deze niet heeft geklaagd over een betekeningsverzuim. Uit het achterwege blijven van zo een klacht moet worden afgeleid dat de verdachte vrijwillig afstand heeft gedaan van zijn aanwezigheidsrecht."
vloeit mijns inziens uit het voorgaande voort dat ondanks de foutieve adressering van de dagvaarding verzoeker niet onbekend is gebleven met de dag van de terechtzitting, zodat hij zijn aanwezigheidsrecht heeft kunnen uitoefenen.


10. Het middel faalt derhalve; het kan worden afgedaan met de aan art. 81 ontleende formulering. Ambtshalve heb ik geen gronden aangetroffen die aanleiding behoren te geven tot vernietiging van de bestreden beslissing.


11. Deze conclusie strekt tot verwerping van het beroep.

De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden

AG