Ingezonden persbericht

Seksueel misbruik door Amsterdamse psychotherapeut

Strafzaak inzake ontucht met misbruik van gezag

AMSTERDAM, 20030901 -- Op dinsdag, 2 sept. 2003 om 12.30 uur dient de strafzaak inzake 'ontucht met misbruik van gezag' (art. 249/2/3 sr)bij de Amsterdamse Rechtbank op de Parnassusweg tegen de in het centrum van Amsterdam woonachtige en helaas nog steeds werkzame psycholoog/psychotherapeut F.F.. Het slachtoffer hoopt dat de strafrechter alsnog de verantwoordelijkheid zal nemen die het Regionaal Tuchtcollege Amsterdam eerder weigerde te nemen t.a.v. de cliënten van F, de gebruikers van de ggz in het algemeen evenals t.a.v. de eigen beroepsgroep.



De heer F.F. (56)was t/m zijn ontslag in augustus 2001 sinds 1974 in vaste dienst bij het AMC waar hij gedurende de laatste jaren als gezinstherapeut (systeemtherapeut)werkzaam was en ook de vaardigheidstraining (groepstherapie) verzorgde. Het ontslag wegens ongeschiktheid volgde op een klacht van het slachtoffer, een Amstelveense vrouw van 34 jaar, die al tijdens het therapeutisch incest door F aan de bel van het ziekenhuis trok. Reden voor haar klacht bij het AMC was dat zij had moeten beseffen dat F geenszins in staat was adequate en professionele zorg aan zijn cliënten te verlenen. Tevens waren er tal van redenen waardoor zij zich zorgen begon te maken over de kans op recidive. Het ontslag wegens ongeschiktheid was niet het directe gevolg van het overschrijden van de meest elementaire regel binnen de psychotherapie maar men heeft er vooral toe besloten omdat de therapeut geen besef had van de ernst van de zaak.


Inspectie heeft naast het slachtoffer in 2002 een klacht bij het Regionaal Tuchtcollege te Amsterdam ingediend. Beide klachten werden op dringend verzoek met spoed behandeld, een procedure die slechts zeer zelden wordt toegekend. Inspectie klaagt alleen maar over een hulpverlener bij het Tuchtcollege indien gebruikers van de gezondheidszorg geacht worden in gevaar te zijn. In april vorig jaar verzocht de IGZ de psychotherapeut dan ook zijn werk hangende de zaak neer te leggen. F heeft aan dat verzoek geen gehoor gegeven. Eind 2001 heeft het slachtoffer de groepspraktijk in het centrum van de stad waarin F werkzaam was geinformeerd over het seksueel misbruik en het lopende Inspectie onderzoek omdat hij herhaaldelijk weigerde zijn collegae over de ernstige situatie te informeren hetgeen zij onverantwoordelijk achtte. F vertrok uit de groepspraktijk, vestigde zich weer in een solo-praktijk en ging door met het uitoefenen van zijn praktijk.


Zowel Inspectie, AMC en slachtoffer hebben hun zorg t.a.v. de kans op herhaling bij F goed beargumenteerd en voorzien van veel bewijslast bij het Tuchtcollege duidelijk kenbaar gemaakt. F laat o.a. tijdens alle procedures telkens weer blijken dat het hem aan het noodzakelijke besef ontbreekt en profileert zich continu als slachtoffer. Hij bekende een seksuele relatie met zijn cliënte te hebben gehad, noemt het seksueel misbruik dat hij pleegde echter nog steeds verliefdheid. Ondanks vele, harde bewijzen die juist van het tegenovergestelde getuigen oordeelde het Tuchtcollege met alle onprofessionaliteit van dien dat F verliefd was. Ondanks het feit dat het oordeel van het Tuchtcollege vooral berust op contra-cluderingen en ondanks het feit dat bij het lezen van de uitspraak alleen al duidelijk wordt dat het niet om rechtspraak maar om kromspraak gaat, is een dergelijk oordeel van een 'professionele' instantie helaas rechtsgeldig. Door een klucht-'collegiale' uitspraak ontvangen zijn cliënten nog steeds geen professionele zorg en bevinden zij zich volgens het slachtoffer nog steeds in gevaar ook seksueel misbruikt te worden. Hulpverleners die kennis hebben genomen van de zaak, die haar al lange tijd volgen en de stukken hebben aanschouwd begrijpen dan ook niet hoe het mogelijk is dat het Regionaal Tuchtcollege F de licentie zijn beroep verder te kunnen uitoefenen niet heeft ontnomen.


De psychotherapeut bevond zich ten tijde van zijn seksuele grensoverschrijding zoals het slachtoffer van F zelf weet, wekelijks in behandeling bij twee therapeuten. Zijn cliënte ontving slechts een kwart van die hoeveelheid 'therapie' van F. Alle behandeling van F heeft het seksueel misbruik echter niet kunnen voorkomen. Het Regionaal Tuchtcollege oordeelde desalniettemin dat bezorgdheid t.a.v. recidiverend gedrag niet nodig zou zijn aangezien F immers onder behandeling is. Hij ontvangt nu echter minder therapie dan drie jaar geleden toen hij over de schreef ging. Tevens wordt uit een stuk van Inspectie duidelijk dat hij zich in therapie bij een psychiater bevindt die F zelfs nog ondersteunt in zijn denken het slachtoffer te zijn: "Ook hij legt de verantwoordelijkheid voor het gebeurde niet bij de therapeut die deze in professionele zin heeft, maar ook bij (het slachtoffer)." Er kan dus geenszins sprake zijn van enige geruststelling wat betreft de therapie die F momenteel ontvangt. Op de vraag waarom hij denkt niet te zullen recidiveren antwoordde F in het verleden b.v. "(wegens) de onmogelijkheid geheimen geheim te (kunnen) houden".


Om wille van o.a. het alhier verwoordde heeft het slachtoffer de Officier van Justitie en via haar de Strafrechter recentelijk nogmaals indringend verzocht een beroepsverbod aan F op te leggen alsmede ervoor te zorgen dat hij in deze adequate, verplichte therapie zal ontvangen. De hoop is erop gevestigd dat de strafrechter tenminste zal instemmen met het dringende verzoek van de door F langdurig seksueel misbruikte ex-cliënte om beklaagde toch nog aan een uitgebreid psychiatrisch/psycho-seksueel onderzoek te onderwerpen alvorens een oordeel te vellen. Een dergelijk vakkundig onderzoek zou volgens het slachtoffer duidelijk maken dat de zeer ernstige problematiek die zij in F moest aantreffen geenszins samengaat met het kunnen geven an psychotherapie.


Het is nooit de bedoeling van het slachtoffer geweest de dader te straffen. Wat voor haar centraal staat en waarvoor zij nu al sinds ca. 2 1/2 jaar opkomt is het welzijn en de veiligheid van F's cliënten die zich binnen therapie per definitie in een afhankelijke positie t.a.v. hem bevinden en die zich bovendien in een kwetsbare fase van hun leven bevinden. Degenen die weten en maar al te goed begrijpen doen niets. Degenen die dienen te weten hebben geen kans zichzelf te beschermen. Diverse instanties hebben nagelaten het welzijn van zijn cliënten en de gebruikers van de ggz centraal te stellen en hen te beschermen. Mededeling afkomstig van F aan het slachtoffer omtrent een eerder ontslag wegens ongeschiktheid in de jaren '70 en een zeer ernstige diagnose die eveneens rond die tijd gesteld werd hebben instanties niet eens geverifieerd noch aan F gevraagd of het waar was.


Niet alleen de hoop van het slachtoffer maar ook de hoop van diverse hulpverleners in binnen- en buitenland die dit geval al sinds geruime tijd volgen is erop gericht dat het OM en de Rechtbank nu een einde zullen maken aan deze al veel te lang voortdurende misstand. De vraag of al het tot nu toe gebeurde en beslotene wel geestelijk gezond is, is alles behalve overbodig. Het tuchtbesluit is dan ook niet meer dan een klucht-besluit. Collegiaal is het geenszins want professionele, ethisch correct denkende en handelende hulpverleners heeft het Regionaal Tuchtcollege met haar oordeel geen dienst bewezen, in tegendeel.


Het slachtoffer is tegen de uitspraak van het Regionaal Tuchtcollege te Amsterdam uiteraaard in hoger beroep gegaan bij het Centraal Tuchtcollege te Den Haag. De zaak zal worden behandeld op dinsdag, 11 november a.s. om 10.30 uur in het Paleis van Justitie aan de Prins Clauslaan 60 te 's Gravenhage. Het gaat voornamelijk om de kans op herhaling en om buitengewone procedurele en inhoudelijke tekortkomingen van de tuchtprocedure in eerste aanleg. Het is de vraag of art. 6 EVRM (Europees Verdrag van de Rechten van de Mens)door het Tuchtcollege geschonden is oftewel is het de vraag of de tuchtprocedure in eerste aanleg voldeed aan de eisen van een eerlijke procedure c.q. 'fair trial'. Het verzoek aan het Centraal Tuchtcollege luidt zoals ook in eerste instantie 'doorhaling van de inschrijving van F als psychotherapeut in het BIG register'.





Ingezonden persbericht