Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen


OCenW
Ministerie van Onderwijs Cultuur en Wetenschappen

Europaweg 4 Postbus 25000 2700 LZ Zoetermeer Telefoon (079) 323 23 23 Telefax (079) 323 23 20 De voorzitter van de
Tweede Kamer der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA Den Haag

Uw brief van Ons kenmerk Contactpersoon Zoetermeer

PO/KB/03/40273

2 september 2003

Onderwerp Doorkiesnummer flexibilisering schooltijden (speciaal)
basisonderwijs en speciaal onderwijs

In deze brief treft u een voorstel aan voor flexibilisering van de schooltijden in het primair onderwijs. Met dit voorstel geef ik aan hoe ik uitvoering denk te geven aan de motie Van der Vlies c.s. inzake lesurenplanning (Kamerstukken II, 2002/03, 28 600 VIII, nr. 50).
Conform de wens van de Tweede Kamer wil ik de schooltijden zodanig flexibiliseren dat scholen meer ruimte krijgen om een rooster te plannen dat optimaal aansluit bij de eigen situatie. Deze flexibilisering vindt, zoals ook door de Kamer aangegeven, uiteraard binnen een zekere bandbreedte plaats. Een aantal scholen heeft bij mij het verzoek ingediend om buiten de huidige wettelijke kaders oplossingen te vinden voor personele en organisatorische knelpunten. Met dit voorstel wil ik deze scholen tegemoetkomen. Het voorstel past ook nadrukkelijk in een breder perspectief: dat van een verdergaande ontwikkeling naar nieuwe verhoudingen tussen overheid, scholen en burgers (ouders, leerlingen) waarin initiatief en beslissingen meer in handen worden gelegd van de directbetrokkenen. In dat opzicht dient de ruimte die scholen in het voorliggende voorstel wordt geboden bij de vaststelling van hun schooltijden, beschouwd te worden als een tussenstap in deze ontwikkeling. Een stap die past bij de huidige inzichten in het niveau in het primair onderwijs van kwaliteitszorg en verantwoording door scholen aan de ouders en de directe omgeving. Wanneer op termijn deze condities op een hoger niveau worden ingevuld kan een verdere stap worden gezet om scholen nog meer ruimte te bieden in de vaststelling van de schooltijden.

Zoals ik in mijn brief van 3 juni jl. al heb aangegeven, moet voorkomen worden dat bij het opstellen van de roosters het belang van de leerling uit zicht verdwijnt. Met dit voorstel wil ik dan ook een goed evenwicht waarborgen tussen de kwaliteit


OCenW
Blad 2

van het onderwijs en de belangen van de leerling enerzijds en meer autonomie voor scholen anderzijds. Daarnaast wil ik de positie van ouders op het punt van de schooltijden helderder in de wet vastleggen, gezien het belang dat ouders bij dit onderwerp hebben.

Inleiding: de belangen en overwegingen

In de Wet op het primair onderwijs is een totale minimale schooltijd vastgelegd van 7520 uren, die over de onderbouw en de bovenbouw zijn verdeeld in respectievelijk 3520 en 4000 uren. Dit betekent dat groepen in de onderbouw gemiddeld 880 uur per jaar onderwijs moeten krijgen en leerlingen in de bovenbouw gemiddeld 1000 uur. Verder is wettelijk bepaald dat leerlingen maximaal 5,5 uur per dag onderwijs mogen ontvangen, waarbij de activiteiten evenwichtig over de dag worden verdeeld, tenzij afwijking van dit maximale aantal van belang is in verband met activiteiten in het kader van het voorkomen en bestrijden van onderwijsachterstanden.
Er bereiken mij in toenemende mate verzoeken om te mogen afwijken van deze wettelijke bepalingen. Zo wil een aantal scholen graag de lestijden in alle leerjaren gelijk maken (het zogenaamde `Hoornse model'). Deze verzoeken worden doorgaans beargumenteerd vanuit overwegingen die te maken hebben met de ADV-rechten van het personeel, het beleid voor oudere leraren of problemen op de arbeidsmarkt. Ik beantwoord deze verzoeken negatief. Voorkomen moet worden dat bij de vaststelling van de schooltijden vooral het personeelsbelang of het belang van een soepele organisatie van het onderwijs de doorslag geeft. Zolang er geen sprake is van een acute noodsituatie (de school heeft een klemmend personeelstekort en heeft alle andere denkbare maatregelen ingezet om te voorkomen dat er groepen naar huisworden gestuurd), dienen de huidige wettelijke bepalingen door alle scholen gerespecteerd te worden. Ik ben wel bereid, ook vanuit het oogpunt van meer autonomie voor scholen, scholen meer ruimte te bieden bij het vaststellen van de schooltijden. Vanzelfsprekend kunnen scholen die ruimte pas benutten als de benodigde wetswijzigingen zijn ingevoerd.

Leerlingen hebben recht op kwalitatief goed onderwijs. De samenleving heeft behoefte aan goed opgeleide mensen. In de discussie over schooltijden dienen de kwaliteit van het onderwijs en het belang van de kinderen dan ook voorop staan. Dat betekent dat kinderen voldoende onderwijsuren moeten krijgen om te leren wat er geleerd moet worden, dat zij niet zwaarder belast mogen worden dan zij aankunnen en dat het lesrooster
niet ten koste mag gaan van de leerprestaties of het welbevinden van de leerlingen. Deze uitgangspunten liggen ten grondslag aan het voorliggende voorstel.

Niet alleen scholen en leerlingen, ook de ouders hebben direct belang bij de schooltijden. Zij hechten in toenemende mate aan een goede inbedding van de onderwijstijd in een sluitend arrangement van dagopvangvoorzieningen voor hun kinderen. De voorkeuren van ouders zijn echter niet eenduidig. Waar de ene ouder via de rechter een verbod op een vrije vrijdag wilde afdwingen, eiste een ander in


OCenW
Blad 3

een kort geding het omgekeerde. Duidelijk is dat, zeker als scholen meer ruimte krijgen bij het opstellen van het lesrooster, de voorkeuren van ouders daar voluit bij betrokken moeten worden. De invloed van de ouders op de schooltijden moet daarom glashelder in de wet vastliggen.

Flexibiliseren binnen bandbreedte

De recente beleidsgeschiedenis van dit onderwerp leert dat het niet eenvoudig is om consensus te bereiken over een aanpassing van de wettelijke regels die recht doet aan alle overwegingen. Desalniettemin ben ik van mening dat in dit voorstel aan de verschillende belangen op evenwichtige wijze recht wordt gedaan. Daarover hoor ik vanzelfsprekend ook graag de mening van de Tweede Kamer. Concreet stel ik het volgende voor:


1) Handhaving minimum onderwijstijd van 7520 uur over acht leerjaren Ik hecht eraan om deze norm, waarover brede consensus bestaat, te handhaven. De omvang van de lestijd is een belangijke factor voor de kwaliteit van het onderwijs en de resultaten die leerlingen bereiken. De inspectie heeft daar ook nadrukkelijk aandacht voor gevraagd. Voldoende leertijd is des te belangrijker voor leerlingen die minder gemakkelijk leren of die vanuit hun thuissituatie in een achterstandpositie verkeren. Ook vanuit het oogpunt dat kinderen voorbereid moeten worden op een kennisintensieve samenleving, moet deze norm overeind blijven.


2) Afschaffen maximale aantal uren per schooldag Met het afschaffen van het maximale aantal uren per dag, in combinatie met ruimere marges in de urenverdeling tussen onder- en bovenbouw (zie punt 3), krijgen scholen meer ruimte om het rooster optimaal aan te laten sluiten bij de eigen situatie. Die eigen situatie wordt gevormd door veel meer dan personele en organisatorische omstandigheden alleen. Wat voor leerlingen heeft de school, in wat voor buurt staat de school, wat zijn de wensen van de ouders, wil de school zich op het punt van schooltijden profileren ten opzichte van andere scholen? Een school kan zijn ruimte gebruiken om het lesrooster zo goed mogelijk af te stemmen op de antwoorden op dergelijke vragen. Ik wil wel in de wet de verplichting handhaven dat scholen een evenwichtige verdeling van de activiteiten in acht nemen. Uit het onderzoek `Schooltijden in het basisonderwijs: feiten en fictie', dat het ITS in 2001 in opdracht van het Ministerie van OCenW uitvoerde (op 5 juli 2001 als bijlage bij brief met kenmerk PO/KB/01- 25058 aan de Tweede Kamer toegestuurd), blijkt dat verlenging van het aantal lesuren op een dag niet noodzakelijkerwijs een zwaardere belasting voor de leerlingen inhoudt. De wijze waarop het dagprogramma wordt ingericht is relevanter voor de belasting van de leerlingen. Scholen die ervoor kiezen hun dagen te verlengen, kunnen op basis van hun deskundigheid de lesdag zodanig inrichten dat leerlingen niet te zwaar belast worden en de effectiviteit van het onderwijs niet vermindert. Uit verschillende onderzoeken is ook gebleken dat de (vroege) ochtend niet per definitie de beste tijd is om les te geven. De hoogste aandachtsniveaus worden over het algemeen in het midden van de middag


OCenW
Blad 4

gevonden.


3) Meer flexibiliteit in de urenverdeling tussen onder- en bovenbouw Zoals ik eerder al aangaf, wil een aantal scholen de uren tussen de onder- en bovenbouw gelijktrekken. Ik wil de scholen hierin tegemoet komen. Tegelijkertijd wil ik ervoor zorgen dat jonge kinderen niet te zwaar belast worden en dat oudere kinderen voldoende onderwijs krijgen aangeboden om zich goed voor te bereiden op de overgang naar het voortgezet onderwijs.
Daarom wil ik de urenverdeling tussen onder ­ en bovenbouw niet geheel loslaten, maar scholen wel een zekere bandbreedte in deze urenverdeling bieden. Scholen mogen (dus het is niet verplicht) het totaal aantal uren in de bovenbouw terugbrengen naar minimaal 3840 uur. Dat betekent dat leerlingen in de bovenbouw gemiddeld 960 uur per jaar onderwijs krijgen, hetgeen neerkomt op een schoolweek van gemiddeld 24 uur. Kiezen scholen voor deze optie, dan moeten zij in de onderbouw minimaal 3680 uur aanbieden om de minimale onderwijstijd van 7520 uur te halen. Dat betekent gemiddeld 920 uur in een schooljaar en een schoolweek van 23 uur. Iedere andere urenverdeling tussen de huidige norm (3520 uur onderbouw, 4000 uur bovenbouw) en de voorgestelde grens (3680 onderbouw, 3840 bovenbouw) is toegestaan zolang scholen zich aan de totale minimum onderwijstijd houden.

Bandbreedte urenverdeling onderbouw / bovenbouw Minimum aantal Huidige Voorgestelde uren per groep urenverdeling flexibilisering tot Onderbouw 880 uur 920 uur Bovenbouw 1000 uur 960 uur


4) Aanscherping van de WMO
Momenteel is in artikel 6 onder b van de Wet medezeggenschap onderwijs 1992 vastgelegd dat de medezeggenschapsraad instemmingsrecht heeft op vaststelling of wijziging van de schoolgids. In artikel 13 van de Wet op het primair onderwijs wordt aangegeven dat de schoolgids informatie moet bevatten over de wijze waarop de verplichte onderwijstijd wordt benut. De invloed van ouders op de schooltijden is daarmee indirect vastgelegd. Om iedere onduidelijkheid over de rechten van ouders weg te nemen, wil ik in de Wet medezeggenschap onderwijs 1992 expliciet vastleggen dat de medezeggenschapsraad instemmingsbevoegheid heeft ten aanzien van vaststelling en wijziging van de schooltijden. (Dat betreft dus ook de personeelsgeleding van de medezeggenschapsraad.) De school legt de voorgenomen schooltijden jaarlijks ter instemming voor aan de medezeggenschapsraad. Meer variatiemogelijkheden in de schooltijden betekent overigens niet automatisch dat ouders jaarlijks met (grote) veranderingen in de schooltijden worden geconfronteerd. Het is de bedoeling dat scholen een keuze in de schooltijden voor een bepaalde periode maken. Ook dit gaat vanzelfsprekend in samenspraak met de medezeggenschapsraad.


OCenW
Blad 5

Situatie voor het (voortgezet) speciaal onderwijs

De schooltijden in het speciaal onderwijs zijn anders in de wet vastgelegd: op basis van de leeftijd van de leerlingen wordt een minimum aantal uren per jaar aangegeven. Volgens artikel 11 van de Wet op de expertisecentra ontvangen leerlingen die jonger zijn dan 7 jaar, per schooljaar ten minste 880 uren en de overige leerlingen per schooljaar ten minste 1000 uren onderwijs. De maximale lestijd per dag is op de zelfde wijze geregeld als in het (speciaal) basisonderwijs. Mijn voorstel voor wijziging van de schooltijden in (speciaal) basisonderwijs, wil ik zo veel mogelijk ook in het (voortgezet) speciaal onderwijs doorvoeren. Concreet houdt dat voor het (voortgezet) speciaal onderwijs het volgende in:
- scholen voor speciaal onderwijs bieden in de eerste acht schooljaren minimaal 7520 uren onderwijs;

- als scholen voor speciaal onderwijs in de eerste vier schooljaren minimaal 920 uren per jaar aanbieden, mogen zij in de tweede vier schooljaren het aantal uren terugbrengen naar minimaal 960 uren per jaar.

- voor de daarop volgende schooljaren (vanaf het negende schooljaar) en in het voortgezet speciaal onderwijs wil ik de onderwijstijd handhaven op minimaal 1000 uren per jaar.

- de maximale onderwijstijd van 5,5 uren per dag wordt afgeschaft; de verplichting van een evenredige verdeling van de activiteiten wordt gehandhaafd.

Mogelijke variaties in de schooltijden

Flexibilisering van de schooltijden binnen deze bandbreedte, geeft scholen ten opzichte van de huidige regelgeving meer mogelijkheden om, samen met ouders en personeel in de medezeggenschapsraad, de schooltijden naar eigen inzicht in te richten. Als zij daar behoefte aan hebben, vanzelfsprekend. Op basis van het onderzoek van ITS is de verwachting dat dat voor een substantieel deel van de scholen niet het geval zal zijn.

Voor scholen die wel behoefte hebben aan andere schooltijden, staan bijvoorbeeld de volgende opties open. Om problemen met het inroosteren van ADV op te vangen of ruimte in te plannen voor nascholing en professionalisering van het personeel, is het mogelijk om voor alle groepen naast de woensdagmiddag een tweede vrije middag in te voeren. Ook kunnen scholen een extra vakantieweek inplannen of het totale aantal lesdagen terugbrengen naar 180 in plaats van de huidige 200. Deze opties zijn al in eerdere discussies rond de schooltijden door scholen, onderwijsorganisaties of ouderorganisaties aangedragen. Scholen die de uren over meer leerjaren gelijk willen trekken, kunnen ervoor kiezen de eerste twee groepen een lesweek van 22 uur te geven. Vanaf groep 3 krijgen alle leerjaren dan een lesweek van 24 uur.

Voor scholen met een groot voedingsgebied maakt de voorgestelde flexibilisering van de schooltijden het (georganiseerd) vervoer van de leerlingen makkelijker.

Wat scholen ook kiezen, zij moeten ervoor zorgen dat leerlingen het vereiste


OCenW
Blad 6

minimum van 7520 uur onderwijs krijgen. Dat betekent dat scholen die de urenverdeling tussen onder- en bovenbouw meer gelijk willen trekken, in de meeste gevallen het nieuwe lesrooster slechts geleidelijk kunnen invoeren.

In samenhang met de besluitvorming in de medezeggenschapsraad over een eventuele wijziging van de schooltijden is het van belang dat, zoals ook nu al vaak het geval is, op lokaal niveau wordt afgestemd met andere betrokkenen (zoals kinderopvang) om een goede aansluiting met de schooltijden te organiseren.

Ik wil tenslotte hier benadrukken dat de schooltijden niet het enige instrument zijn om problemen met het inroosteren van ADV, regelingen voor oudere werknemers of krapte op de arbeidsmarkt in de school op te vangen. Zo werken steeds meer scholen onder de noemer `onderwijs anders organiseren' aan een flexibele en minder kwetsbare schoolorganisatie. Die ontwikkelingen hebben vooral betrekking op de samenstelling en rol van het team. Naast leraren zijn onder meer onderwijsassistenten, lerarenondersteuners, zij-instromers en lio's werkzaam in de school. Een veelbelovend voorbeeld hiervan is het project `teamonderwijs op maat'. In dit project geeft een divers samengesteld team, waarbinnen volop de gelegenheid is voor functie- en taakdifferentiatie, op flexibele wijze uitvoering aan het onderwijs. Bij teamonderwijs op maat gaat het om een integrale aanpak van schoolontwikkeling, schoolorganisatie en personeelsbeleid waarbij de leerling centraal staat. De deelnemende scholen bepalen zelf, op basis van hun eigen situatie, op welke wijze zij dit vormgeven.

Vervolgtraject

Graag wissel ik op korte termijn met de Tweede Kamer van gedachten over dit voorstel. Op basis van de uitkomsten van dit overleg zal ik zo spoedig mogelijk het traject voor de benodigde wetwijzigingen van WPO, WEC en WMO in gang zetten.

De minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen,

(Maria J.A. van der Hoeven)