Toespraak
Directie:
Voorlichting
Publicatiedatum:
01-09-2003
Status:
Informatie
Toespraak van minister Van der Hoeven bij de opening van het
Academisch Jaar op 1 september 2003 in Tilburg
N.B.: Alleen het gesproken woord geldt
Dames en heren,
Het is me een waar genoegen om vandaag hier te zijn in deze prachtige
Heikese kerk, bij de opening van het Academisch Jaar. De keuze voor
deze plek benadrukt nog eens dat u in uw "roepnaam" weliswaar het
predikaat "katholiek" hebt afgeschud, maar niet in uw "doopnaam":
Stichting Katholieke Universiteit Brabant. En ook niet in uw missie.
Dat maakt dat ik me hier thuis voel.
U sluit hier vandaag ook de viering van uw 75-jarig bestaan af. De
mooiste anecdote uit die 75 jaar, is het verhaal van Gustaaf Hes.
Zelfs als u het al kent, is het steeds weer het beluisteren waard.
Gustaaf Hes studeerde in 1936 af aan wat toen nog heette 'De Roomsch
Katholieke Handelshoogeschool'. Hij begon aan een carrière in de
pharmaceutische industrie maar moest die door de Tweede Wereldoorlog
onderbreken. De joodse Hes dook onder en terwijl hij verstopt zat voor
de Duitse bezetter, schreef hij aan zijn proefschrift: 'Risico als
economisch phenomeen'. Maar na de oorlog had Hes het te druk om te
promoveren. Te druk met het hervinden van zichzelf, te druk met de
wederopbouw van zijn verstoorde leven en te druk met het herstel van
zijn onderbroken carrière.
Hes was al een oude man, toen hij in 1993 bij het opruimen van zijn
huis een kartonnen koffer vond met daarin zijn proefschrift, nog uit
de oorlog. En opeens laaide het oude vuur van de wetenschapper weer in
hem op. Deze universiteit omarmde Hes na al die jaren alsnog vol
enthousiasme. Eindelijk maakte hij zijn proefschrift af. En eind 1994
promoveerde de inmiddels 80-jarige Hes alsnog aan deze universiteit in
Tilburg.
Een prachtig verhaal, omdat het veel zegt over de wetenschap in het
algemeen en over de manier waarop deze universiteit met wetenschappers
omgaat. Wetenschap is van alle tijden. Wetenschap is van alle
leeftijden. En wetenschap is zonder aanzien des persoons.
Afkomst verloochent zich niet. Begonnen als de Roomsch Katholieke
Handelshoogeschool, heeft de Universiteit van Tilburg economie nog
altijd hoog in het vaandel. Ik noem een paar feiten waar de
bestuurders ongetwijfeld trots op zijn en die voor de nieuwe studenten
vast een aanbeveling vormden.
* in Elseviers gids Beste Studie 2002 staat dat Tilburg zowel door
studenten als hoogleraren wordt gezien als beste universiteit voor
de studierichtingen economie en fiscaal recht. Hoogleraren zetten
bovendien econometrie op de eerste plaats.
* de Amerikaanse "Association to Advance Collegiate Schools of
Business" heeft de faculteit "Economics and Business"
geaccrediteerd; daarmee is Tilburg één van de 13 Europese
universiteiten met zo'n accreditatie.
* de onderwijsvisitatie economie van de VSNU vindt de opleiding van
hoog niveau en heeft alle lof vanwege de aandacht in de opleiding
voor academische vorming,
* de onderzoeksvisitatie noemt het onderzoek excellent, behorend tot
de top van Nederland en heel goed in staat zich mondiaal te meten
met de beste.
* en in de European Economic Review wordt de economische faculteit
van Tilburg op onderzoeksgebied de beste van Europa genoemd.
Op het gebied van economie is Tilburg dus volgens velen "the place to
be". Ik ben dan ook niet voor niks voor de opening van het Academisch
Jaar naar Tilburg gekomen. Immers, in de economische wetenschappen
neemt de aandacht voor kennis en innovatie alsmaar toe. U heeft daar
zelf een niet onbelangrijke bijdrage aan geleverd.
Het zal u niet zijn ontgaan dat de politiek ook hoge ambities koestert
op het gebied van kennis en innovatie. In Lissabon en Barcelona hebben
wij afgesproken dat Europa de meest concurrerende economie van de
wereld moest worden, en dat kennis daarbij een belangrijke rol speelt.
Wij verwachten daarbij veel van de universiteiten, die immers de
broedplaats vormen voor nieuwe kennis, ideeën en inzichten. Van die
hooggespannen verwachtingen getuigt het gegeven dat vandaag, behalve
ikzelf, dríe bewindslieden een bijdrage leveren aan de opening van dit
Academisch Jaar. De minister-president heeft vanochtend in Leiden
gesproken over het Innovatieplatform. De minister van Economische
Zaken is afgereisd naar Maastricht. En staatssecretaris Nijs is
present in Rotterdam. (Landelijke spreiding noemen we dat).
Van grote betekenis vind ik dat vandaag het Koninklijk Huis, in de
persoon van Prins Willem-Alexander, een toespraak houdt bij de opening
van het Academisch Jaar in Wageningen, over watermanagement.
Om de hoge ambities waar te maken moeten we scherpe keuzes maken. Dat
is mijn belangrijkste boodschap vandaag. We moeten keuzes maken:
gemeenschappelijk, in het Innovatieplatform, maar ook "ieder voor
zich". Ook u, ook de universiteiten zullen de komende jaren moeten
kiezen.
De politiek heeft met de inrichting van het Innovatieplatform
aangegeven een belangrijke bijdrage aan de kennissamenleving te
verwachten van de kennisinstellingen en onderzoekers. Voor alle
duidelijkheid: ik heb het dan niet exclusief over bèta en techniek. Ik
herinner mij een gloedvol betoog van uw collegevoorzitter bij de
opening van het Academisch Jaar 2001. Yvonne van Rooy zei toen dat er
in onze diensteneconomie wel erg veel nadruk wordt gelegd op bèta- en
technische wetenschappen, en wat weinig op alfa en gamma. Ik ben het
helemaal met haar eens dat niet alleen de bèta- en technische
studierichtingen, maar ook de alfa- en gammawetenschappen een
belangrijke rol spelen bij innovatie. En de universiteit Tilburg
maakt, wellicht als geen ander, duidelijk dat de gammawetenschappen
een belangrijke bijdrage leveren aan innovatie.
Innovatie ontstaat vaak daar waar disciplines of vakgebieden elkaar
raken. Innovatie verloopt niet lineair. Het ontstaat in netwerken van
bijvoorbeeld universitaire en industriële onderzoekers, die nieuwe
verbanden leggen waaruit nieuwe producten en productieprocessen
voortkomen. Ik kan u vandaag meedelen dat ik NWO heb gevraagd te
onderzoeken hoe vanuit de wetenschap de ontwikkelingen binnen bepaalde
dienstensectoren het beste kunnen worden ondersteund. En welke
wetenschappelijke sectoren we daar dan bij moeten halen. Dat zouden
wel eens de minder voor de hand liggende disciplines kunnen zijn.
Ik wil de indruk wegnemen dat het bij innovatie alléén maar gaat om
bèta en techniek. Maar beseft u wel dat innovatie in de
dienstensector, tot in de kleinste bedrijven van het midden en
kleinbedrijf toe, niet buiten technologie kan. Innovatie in de
dienstensector is bijvoorbeeld ondenkbaar zonder ICT. Het is én/én.
Dus wanneer het bedrijfsleven, onder aanvoering van het Brabantse
Philips, roept dat er nu echt iets moet gaan gebeuren aan de
problematiek van bèta's en technici, is dat een signaal dat ik serieus
neem.
Dames en heren,
Het Regeerakkoord noemt bij kennis en innovatie drie prioriteiten:
* kwaliteit,
* focus en concentratie,
* en human resources.
Eerst over kwaliteit. De kwaliteit van het Nederlands onderzoek is
goed, zo blijkt uit evaluaties en visitaties. Maar: het
onderzoeklandschap kent naast hoge pieken ook dalen. Het kan dus nog
beter. Het wordt al vaak gezegd: daartoe is meer concurrentie nodig.
En nog belangrijker: beloning van succes. De instellingen die de
hoogste onderzoeksprestaties leveren, verdienen een groter aandeel van
de totale bekostiging.
U heeft natuurlijk in het Regeerakkoord gelezen dat er een
overheveling komt van de eerste naar de tweede geldstroom. Even voor
de nieuwe studenten: de eerste geldstroom is het geld dat van de
overheid rechtstreeks naar de universiteiten gaat, de tweede
geldstroom is het deel van de overheidsfinanciering dat NWO over de
universiteiten verdeelt.
Sommigen herinneren zich misschien dat ik een aantal jaren geleden als
Kamerlid geen voorstander was van het voorstel om 500 miljoen gulden
over te hevelen, zodat de inhoudelijke beslissingen over het
Nederlandse universitaire onderzoek meer centraal genomen zouden
kunnen worden. Maar het gaat nu om iets anders. Het doel is nu om de
kwaliteit van het universitaire onderzoek verder te verhogen. Er moet
een relatie ontstaan tusen de hoeveelheid die een universiteit voor
onderzoek heeft, en de prestaties die de universiteit op
onderzoeksgebied levert. Dat kan op verschillende manieren, die ieder
hun eigen voor- en nadelen hebben. Ik sta daar open in. Het gaat er om
dat we de beste manier zoeken. Dat wil ik doen in goed overleg met
universiteiten, onderzoeksorganisaties en toponderzoekers. Ik hoop dat
ook het innovatieplatform hieraan zal bijdragen. Een voorzet voor het
overleg heb ik inmiddels gegeven, ter voorbereiding van mijn nota over
het wetenschapsbeleid, ik zal heel goed luisteren naar de reacties die
dat oplevert. Maar tegelijk zeg ik er bij: het is niet vrijblijvend.
Het uitgangspunt staat buiten discussie: er moet een duidelijke en
transparante relatie komen tussen de universitaire
onderzoeksprestaties en de bekostiging.
Het tweede punt uit het Regeerakkoord is concentratie. Ik zei het al:
we moeten scherpere keuzes maken. Ook in het onderzoek, zodat er meer
focus ontstaat. Dat geldt zéker ook voor het bedrijfsleven. Het gebrek
aan focus en de te korte-termijn-blik in de research en development
van het bedrijfsleven zijn een probleem. Dat zou wel eens een
belangrijke hinderpaal kunnen zijn bij het bereiken van onze
innovatie-doelstellingen.
Wat kunnen we daar aan doen? In de eerste plaats moet iedereen zijn
verantwoordelijkheid nemen. De politiek heeft het goede voorbeeld
gegeven met de instelling van een Innovatieplatform. Daar zullen de
keuzes van de kennisinstellingen én van bedrijven duidelijker moeten
worden.
Concentratie op aandachtsgebieden betekent wat mij betreft ook een
versterking, in brede zin, van de tweede geldstroom. NWO heeft nu niet
de middelen om focus aan te brengen. Ik loop uiteraard niet vooruit op
Prinsjesdag en op de beraadslagingen in het Innovatieplatform. Maar
het is al wel een publiek geheim dat er hiervoor aanzienlijke middelen
zijn gereserveerd.
Om focus te kunnen brengen in het onderzoek, om daadwerkelijk tot
scherpe keuzes te kunnen komen, moet natuurlijk wel duidelijk zijn wát
er te kiezen valt. En vaak is dat helemaal niet duidelijk. Bedrijven
en andere afnemers kunnen op hun beurt niet goed aangeven aan welk
onderzoek zij behoefte hebben. Ook dat moet beter.
Aan de publieke kant hebben we daarvoor de Sectorraden en ik wil samen
met mijn collega's bezien in hoeverre we tot een beter overdekkend
stelsel kunnen komen. Aan de Adviesraad voor Wetenschap en Technologie
wil ik vragen een strategische onderzoeksagenda te maken die inspeelt
op de kennisbehoefte op de terreinen waar de overheid rechtstreeks
voor verantwoordelijk is. Dat is dus, in de taal van een voormalige
handelshogeschool, de kwartaire sector.
Ik denk dat we daarmee de publieke kant wel goed in kaart kunnen
brengen. Maar ook het bedrijfsleven moet de eigen onderzoeksbehoeften
op een rij hebben, keuzes maken en - ik zei het al - het onderzoek
voldoende op de lange termijn richten. Hier ligt voor mijn collega van
Economische Zaken een belangrijke uitdaging. In dit verband is
belangrijk dat in het Regeerakkoord de Wet Bevordering Speurwerk
Ondernemingen wordt versterkt. Dat is een fiscaal instrument om
research en development van bedrijven te stimuleren. Hiermee krijgen
we de kans om de veel genoemde wisselwerkingskloof tussen bedrijven en
kennisinstellingen te dichten. Het is van groot belang dat bedrijven
meer gebruik maken van de mogelijkheden van onze kennisinfrastructuur.
Amerikaanse bedrijven doen dat beter, en ons innovatieinstrumentarium
moet er meer op worden gericht de bedrijven in deze richting te
stimuleren. We moeten, om met de AWT te spreken, toe naar 'backing
winners'. En winners zijn vooral de bedrijven die de weg naar onze
universiteiten en onderzoeksinstellingen weten te vinden. Wij komen
hier ongetwijfeld over te spreken in het innovatieplatform.
En dan zullen de mensen die daar vanuit het bedrijfsleven in zitten
terecht zeggen dat bedrijven bij de universiteiten en andere
onderzoeksorganisaties dan ook een open deur moeten vinden. Een
bereidheid actief mee te denken, samenwerkingsverbanden en netwerken
te vormen. De onderzoeksvragen aan te passen op basis van contacten
over en weer. Dat is de manier waarop innovatieve clusters tot stand
komen. De cultuur in ons publieke onderzoek is al een eind omgevormd
in deze richting, en daar moeten we krachtig mee doorgaan. Verdere
vergroting van de rol van universiteiten als kennisintermediairs in de
ook door van elkaar te leren. Vult u het verder zelf maar in. Zonder u
onderhorig te maken aan commerciële belangen. Het onafhankelijke, door
de wetenschap zelf gedreven, creatieve onderzoek mag niet in het
gedrang komen, het moet juist beter worden benut.
Tot nu toe heb ik het gehad over de keuzes, en over de noodzaak om
scherper te kiezen. Wanneer de keuzes eenmaal zijn gemaakt, moeten ze
ook worden uitgevoerd. Ook in de programmering en uitvoering van het
onderzoek valt nog wel het een en ander te verbeteren. Mijn eerste
prioriteit daarbij is het versterken van de regierol van NWO. Ook moet
NWO een stevige rol spelen bij de programmering en uitvoering van
nationale prioriteiten zoals genomics, ICT en nanotechnologie.
Onderzoek op deze terreinen moet overigens wel zorgvuldig gebeuren.
Over nanotechnologie bijvoorbeeld maken nogal wat mensen zich zorgen.
Zou het uit de hand kunnen lopen? Levert het gevaar op voor mens en
milieu? Ik neem dat serieus, al is er geen reden voor paniek. Ik heb
daarom de KNAW gevraagd te inventariseren welke gevaren mensen
signaleren. Daarna maken we een afweging en zorgen we dat we voldoende
greep hebben op de ontwikkelingen. Ook daarvoor is regie door NWO
noodzakelijk.
In de uitvoering is er behoefte aan sterke technologie-instituten, die
een brug kunnen slaan tussen fundamentele kennis, ontwikkeld aan
universiteiten en de toepassing in bedrijven en maatschappelijke
sectoren. En tenslotte moeten wij de lijn voortzetten om het
totstandkomen van nieuwe bedrijvigheid met kennis te stimuleren. Als
instrument daarvoor zijn er de ICES/KIS gelden. Ik ben van mening dat
het bedrag dat hiervoor is gereserveerd, daar ook aan moet worden
besteed. Het kabinet buigt zich hier in oktober.
Last but not least kom ik dan bij het derde punt dat het Regeerakkoord
noemt bij kennis en innovatie: human resources, oftewel de mensen. Ik
kan dan eigenlijk niet om de problemen met bèta's en technici heen,
maar ik had al begrepen dat dit in Tilburg nogal gevoelig ligt.
Daarom wil ik het met u hebben over het personeelsbeleid van de
kennisinstellingen in het algemeen. Ik zie onderdelen van instellingen
die het heel goed doen, maar ik zie er ook die op dit vlak minder
presteren. Waar het mij om gaat is dat de goede onderzoekers en jong
talent optimaal de ruimte krijgen. We moeten af van het ouderwetse
formatiebeginsel waarin de toevallige beschikbaarheid bepaalt of een
talentvolle onderzoeker behouden blijft voor het publieke onderzoek.
In plaats daarvan moeten we naar een loopbaanstelsel toe, waar de
relatie tussen goede onderzoeksprestaties en de carrière veel directer
is. Dat is een grote uitdaging voor universiteitsbestuurders, en ik
zal ze daarop aanspreken.
Maar voorlopig is nog aanvullend overheidsbeleid nodig in de vorm van
de Vernieuwingsimpuls, Aspasia. Een nieuwe groep talent die zich
aanbiedt is het Kleurrijk Talent. Wij zien tot onze vreugde een groep
van allochtone wetenschappers ontstaan, en we zien ook dat het
onderzoeksbestel zich voor deze groep gaat interesseren. Ik ben erg
blij met initiatief van NWO om structureel een bedrag van 1,8 miljoen
uit te trekken voor initiatieven gericht op deze groep.
De wetenschap wordt langzaamaan steeds minder een mannenbolwerk, en
daardoor kleurrijker. De opkomst van de allochtone onderzoeker zorgt
voor nog meer variatie. Wat is het goed om te zien dat iedereen die
onderzoekstalent heeft, een kans krijgt in de wetenschap. Dat trof mij
ook zo aan het verhaal dat ik u in het begin vertelde, over Gustaaf
Hes: Wetenschap is zonder aanzien des persoons.
Dames en heren,
Ik heb u vandaag iets willen vertellen over de hoofdlijnen van mijn
beleid voor het wetenschappelijk onderzoek. Het is een ambitieus
geheel. Het beleid sluit aan op de afspraken die zijn gemaakt in
Lissabon en in Barcelona, het sluit ook aan bij de ambities van dit
kabinet. Ik sluit af met een oproep aan studenten, onderzoekers, staf
en bestuur, om vanuit de sterke onderzoeksterreinen van uw
universiteit, mee te werken aan de ambities van Lissabon en Barcelona.
Want onze plaats is aan de top.
Ik wens u een succesvol Academisch Jaar.
Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen