Wageningen Universiteit

Persbericht Wageningen Universiteit, 1 september 2003, nr. 054

Nobelprijswinnaar prof. Paul Crutzen in Wageningen:

'De natuur gaat de broeikasproblemen niet voor ons oplossen'

"We hebben nog maar net het begin gezien van de problemen die zullen gaan optreden als het gevolg van klimaatopwarming. Wel is duidelijk dat de opwarming als gevolg van broeikasgassen met name de landen gaat treffen die zich op de noordelijke helft van de aardbol bevinden. Eigenlijk hebben we ook geen idee hoe stabiel ons klimaatsysteem is. Het gevolg van de stijging in broeikasgassen is net zo moeilijk te voorspellen als toentertijd het optreden van het gat in de ozonlaag boven de zuidpool. Wat wel zeker is: de natuur de problemen niet voor ons oplossen'', dit zei prof.dr. Paul Crutzen, voormalig directeur van het Max Planck Instituut in Mainz en winnaar van de Nobelprijs voor Chemie in 1995, in het 'wetenschappelijke voorprogramma' van de Opening van het Academisch Jaar van Wageningen Universiteit op maandagmiddag 1 september 2003. Crutzen was een de drie opponenten die reageerden op Wageningse onderzoekspresentaties over watertekort, klimaatverandering en zoutwaterlandbouw.

Crutzen reageerde instemmend op de plannen die prof.dr. Pavel Kabat, hoogleraar klimaathydrologie en voorzitter van het Climate Change and Biosfeercentrum van Wageningen UR, presenteerde. Volgens Kabat zullen de gevolgen van een stijgend kooldioxidegehalte in de atmosfeer voor de watersector 'enorm' zijn en zal er bijvoorbeeld een toename zijn in 'extreme gebeurtenissen'. "Een vier keer zo hoog kooldioxidegehalte betekent bijvoorbeeld dat overstromingen die nu nog maar eens in de 100 jaar optreden, voortaan ieder 2 tot 5 jaar plaatsvinden", aldus Kabat. Hij bepleitte daarom onder meer voor gericht onderzoek naar risicospreiding en aanpassingen in het waterbeheer.

Vegetarische garnalen
Dr. Prem Bindraban, onderzoeker bij Plant Research International in Wageningen, presenteerde tijdens het seminar een aantal opvallende Wageningse onderzoeksideeën, uiteenlopend van efficiënter watergebruik in de rijstteelt, de inzet van zandfilters in recirculatiesystemen water tot het 'bekeren' van garnalen tot het vegetarisme. Bindraban zag vooral veel mogelijkheden voor de toepassingen van geavanceerde technologie in ontwikkelingslanden omdat daar de grootste groei in de voedselvraag zal plaatsvinden. Zijn opponent, dr. Annette Huber-Lee van het Stockholm Environmental Institute, vond het ontbreken van technologie meestal niet het grootste probleem is. "De technische mogelijkheden zijn vaak wel aanwezig, maar de mensen hebben geen toegang tot de technologie. Bovendien heeft een verandering in levensstijl en beleid een veel grotere impact op milieuproblemen dat de introductie van nieuwe technologie", aldus Huber-Lee. Minder vleesconsumptie door de (Westerse) bevolking zou bijvoorbeeld de waterbehoefte van de landbouw volgens haar al aanzienlijk inperken.

Zout voor zoet
Dr. Eduardo Blumwald, hoogleraar aan de University of California in Davis en vooral bekend vanwege zijn onderzoek aan zouttolerante gewassen, was ingenomen met de Wageningse plannen zich meer toe te leggen op onderzoek naar de teelt van gewassen met zout of brak water. Volgens de Wageningse projectleider 'zout voor zoet' dr. Willem Brandenburg een logische stap als in ogenschouw genomen wordt dat slechts 0,5% van het water op de aarde echt zoet water is. "Dat zoete water zullen we in toenemende mate nodig hebben voor drinkwater. Voor de zoutwaterlandbouw zullen we wel compleet nieuwe agrosystemen moeten ontwikkelen met aangepast beheer van de bodem, gewasrotaties en beheersing van ziekten en plagen", aldus Brandenburg. Nederland kan hierbij dankbaar gebruik maken van de lessen die de terpenboeren in het verleden hebben geleerd bij de teelt van zouttolerante gewassen als emmer en spelt. Bovendien bieden moderne technologieën - functional genomics, proteonomics en metabolics - nu allerlei mogelijkheden om gerichter in te grijpen in de waterhuishouding van planten. Blumwald zag vooral goede mogelijkheden om planten via genetische modificatie zouttoleranter te maken. "We zullen wel moeten, want wereldwijd is 20% van de grond is al verzout en van de geïrrigeerde gronden is het zelfs 42%. Er wordt dagelijks grond uit productie genomen, waardoor de ongewenste migratie van het platteland naar de steden nog verder toeneemt''. Blumwald wees erop dat de door de planten opgenomen zouten vrijwel altijd in de bladeren gaat zitten en dus de kwaliteit van de gegeten vruchten en zaden niet bedreigt. "Door de zoutophoping in de bladeren kun je zelfs gewassen inzetten om de bodem te ontzouten", aldus Blumwald..