Het Koninklijk Huis
01/09/03 Toespraak van Zijne Koninklijke Hoogheid de Prins van Oranje
ter gelegenheid van de opening van het Academisch Jaar van Wageningen
Universiteit en Researchcentrum, 1 september 2003
Mijnheer de voorzitter, excellenties, dames en heren,
Water is de afgelopen jaren zeer sterk in de belangstelling gekomen.
En de schuivende dijken in Wilnis en nu ook weer bij Rotterdam maken
duidelijk dat goed waterbeheer geen eendagsvlieg kan en mag zijn. Voor
de techniek van waterkeren moet ik op een andere Universiteit zijn,
maar het is verheugend dat u hebt besloten bij de opening van dit
academische jaar een duik te nemen in dit onderwerp dat mij zo zeer
ter harte gaat. Een goed besluit: betrokkenheid vanuit academische
hoek is hard nodig bij dit mooie, belangrijke maar vooral ook lastige
onderwerp. Uw betrokkenheid bij de ontwikkeling van een goed en
duurzaam waterbeheer is niet alleen vandaag nodig, op deze feestelijke
dag, maar voortdurend, elke dag.
Wageningen - het complex van universiteit en onderzoeksinstituten -
was decennia lang de motor achter het succes van de Nederlandse
landbouw.
Het imago van Nederland als natie is zelfs nauw verbonden met de
export van de oer-Hollandse landbouwproducten kaas en tulpen, maar ook
pootaardappelen, melkpoeder, tomaten, en ga zo maar door. Dank zij
grote maatschappelijke investeringen in onderzoek en onderwijs via
Wageningen liep Nederland lange tijd voorop in de vergroting van de
opbrengst per hectare, de intensivering en de industrialisering van de
landbouw. Wageningen plukte de vruchten van de enorme reputatie van de
Nederlandse landbouw, zowel in Nederland als internationaal.
Maar inmiddels zijn we ook goed op de hoogte van de schaduwzijden van
dat model. Eerst deden zich de fenomenen van melkplassen en
boterbergen voor - tekenen van problemen als gevolg van het
landbouwbeleid - maar dat leidt niet tot grote bezorgdheid bij de
consument. De afgelopen tien jaar lijken er echter continu crises en
problemen te zijn die het positieve imago van de landbouw sterk
negatief hebben beïnvloed: van gekke koeien tot mestproblemen tot de
recente pluimveecrisis. De landbouw zit in de hoek waar de klappen
vallen.
Maar er zijn ook positieve ontwikkelingen, die ik graag met u wil
verkennen en waaraan Wageningen een bijdrage kan leveren. En, zoals u
van mij verwacht, zal ik vooral spreken over het water, toegespitst op
de relaties tussen de landbouw en het eco- en watersysteem.
Op veel plaatsen op de wereld, en ook in Nederland, is door technische
ingrepen veel veranderd aan het eco- en watersysteem. Landaanwinning,
inpoldering, drainage, irrigatie, ruilverkaveling en beregening, het
zijn allemaal grootschalige waterbeheer-exercities die zonder veel
discussie, bijna vanzelfsprekend werden verricht, meestal ten behoeve
van de landbouw of stedelijke en industriële ontwikkeling. Maar
maatschappelijke waarden zijn aan verandering onderhevig. Steeds meer
worden wij ons er van bewust dat we doorschieten in het aanpassen van
ecosystemen en watersystemen ten behoeve van een eenzijdige vorm van
gebruik. Zoals monoculturen voor de geïndustrialiseerde landbouw.
We raken daardoor in toenemende mate de veerkracht van het natuurlijke
systeem kwijt, en dat leidt onherroepelijk tot problemen in extreme
situaties. Niet alleen de aanhoudende droogte van deze zomer en de
hoge temperaturen van ons rivierwater, maar ook de hevige regen in
najaar en winter hebben de afgelopen jaren aangetoond hoe kwetsbaar
onze waterhuishouding geworden is.
In 1998, vijf jaar geleden alweer, heeft het toenmalige kabinet in de
vierde Nota waterhuishouding gepleit voor de aanleg van
zoetwaterberging in tijden van overvloed om tijdens droge periodes aan
de zoetwatervraag te kunnen voldoen. Onze commissie, de Commissie
Integraal Waterbeheer, heeft daar toen positief over geadviseerd. Dat
positieve advies is nog steeds van kracht, en misschien alleen maar
sterker geworden. Maar sindsdien is er ook veel gebeurd. Op veel
plaatsen in ons land zijn inmiddels waterbergingsgebieden aangelegd,
beken die in het kader van de ruilverkaveling waren rechtgetrokken,
worden teruggelegd in hun natuurlijke bedding. Boeren worden betaald
om hun weidegebieden niet langer te draineren, zodat het areaal natte
graslanden groter wordt.
Dat is een positieve ontwikkeling, maar we zijn er nog niet. Vooral in
gebieden waar weinig ruimte is om water te bergen of langer vast te
houden, staan de water- en natuurbeheerders voor een grote opgave. De
uitdaging is het ecosysteem, binnen de beschikbare ruimte, zo optimaal
mogelijk te laten functioneren.
Ten behoeve van de landbouw is ons watersysteem veelvuldig aangepast.
Met grote perfectie wordt eruit gehaald wat erin zit. Ik bedoel dan
het kanaliseren van rivieren en beken, het soms tot op de centimeter
of zelfs millimeter nauwkeurig handhaven van het waterpeil per
perceel, de voortdurende aanvoer van zoetwater om de verzilting te
bestrijden en het onttrekken van grondwater ten behoeve van
beregening. Al onze kennis en de praktische toepassingen hiervan
hebben ervoor gezorgd dat we internationaal een leidende positie
hebben op het gebied van de waterhuishouding en de landbouw.
De op die manier met uw kennis geïndustrialiseerde landbouw heeft ook
haar keerzijde. Al dertig jaar geleden signaleerde het toenmalige
kabinet de problematiek van grond- en oppervlaktewatervervuiling door
mest en bestrijdingsmiddelen. Sindsdien is gelukkig veel verbetering
opgetreden in het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen en het omgaan
met de overproductie van mest. Maar de gevolgen van de vervuiling van
toen manifesteren zich nog steeds. Overvloedige algengroei in meren en
plassen, eenzijdige visstand en ecologische armoede. Ik hoop dat de
wetenschap ons nu ook kan helpen om oplossingen te bedenken voor déze
problemen. En daar is enige haast bij, want er ligt inmiddels een
Europese Kaderrichtlijn Water, die ons verplicht om uiterlijk in 2015
onze watersystemen weer in een goede ecologische toestand te hebben
gebracht.
Ook buiten Nederland is er in de afgelopen jaren sprake van een sterk
verhoogde belangstelling voor water. Tijdens de Top over Duurzame
Ontwikkeling, vorig jaar in Johannesburg, is terecht de hoogste
prioriteit gelegd bij het terugdringen van het aantal mensen dat geen
toegang heeft tot betaalbare drink- en afvalwatervoorzieningen.
Daarvoor is in Johannesburg zelfs een aparte Millennium
Ontwikkelingsdoelstelling toegevoegd, naast de al bestaande
doelstelling voor schoon en betaalbaar drinkwater, die inhoudt dat in
2015 de helft van de mensen die nu nog geen toegang hebben tot
sanitaire voorzieningen, daarin zijn voorzien. Dat is een grote
uitdaging, maar de oplossing vergt een relatief bescheiden hoeveelheid
water. Ik hoef ú niet te vertellen dat de hoeveelheid water die
gebruikt wordt voor de voedselproductie nu eenmaal een veelvoud is van
het huishoudelijk gebruik.
Daarom heb ik vorig jaar in mijn notitie voor de Secretaris-Generaal
van de Verenigde Naties, "No Water No Future ", gepleit voor een
additionele doelstelling op het gebied van water en landbouw, namelijk
verhoging van de landbouwproductie bij een gelijk blijvende
hoeveelheid water, zodat honger en armoede kunnen worden bestreden.
Hoewel deze doelstelling niet tot een Millennium
Ontwikkelingsdoelstelling is verheven, heeft de Secretaris-Generaal
wel herhaaldelijk, bij een groot aantal gelegenheden, aandacht
gevraagd voor deze invalshoek, die vaak wordt aangeduid met more crop
per drop.
De CGIAR, het coördinerende orgaan voor internationaal landbouwkundig
onderzoek, heeft deze doelstelling zelfs onderwerp gemaakt van het
grootste internationale initiatief op het gebied van water, landbouw
en milieu, het CGIAR Challenge Program for Water and Food. Wageningen
Universiteit en Research Centrum kan vanuit het eigen programma Water
for food and ecosystems hieraan een goede bijdrage leveren.
Water is op mondiale schaal niet schaars. Het is alleen ongelijk
verdeeld. Maar in gebieden waar het schaars is, kan veel worden
verbeterd door een ander beheer. Dat vereist veranderingen in de
beheerorganisaties. Scholing, training en financiering zijn daarbij
sleutelbegrippen. De landbouwsector als grootste watergebruiker heeft
daarbij het grootste belang. Wat ik bij u wil benadrukken is dat er,
zowel in Nederland als internationaal, een groot aantal
maatschappelijk relevante uitdagingen op het gebied van waterbeheer
zijn in relatie tot landbouwproductie en ecosysteembeheer, waaraan
Wageningen een belangrijke bijdrage zou kunnen leveren.
Niet het watersysteem op zich moet onderwerp van studie zijn, maar
juist ook het gebruik daarvan. De afgelopen tijd is wereldwijd het
besef doorgedrongen dat het beheer van het water per stroomgebied moet
plaatsvinden. Dit gedachtegoed staat ook centraal in de Europese
Kaderrichtlijn Water. Juist deze stroomgebiedbenadering vraagt om een
integrale afweging van alle belangen van gebruikers van het
watersysteem. Het beter begrijpen van het functioneren van het water-
en ecosysteem in relatie tot de gebruikers, zoals de landbouw en de
natuur, lijkt me dé opgave voor Wageningen voor de toekomst.
Laat me in dit verband de aandacht vestigen op een toenemend
waterhuishoudkundig probleem: de verzilting van west-Nederland. Het
instandhouden van een infrastructuur voor de aanvoer van zoetwater ten
behoeve van de landbouw daar zal steeds meer geld gaan kosten. De
vraag is of dat op termijn nog wel mogelijk is. Daarom zou onderzocht
kunnen worden of er geen gewassen zijn die beter bestand zijn tegen
brakwater, en op welke wijze deze nieuwe vorm van landbouw te
combineren is met de behoefte aan extra waterberging en herstel van
ecosystemen.
Daarmee kan uw organisatie niet alleen iets betekenen voor Nederland,
maar die kennis kan ook gebruikt worden bij het opleidingsprogramma en
uiteindelijk ten goede komen aan de verbetering van de
wereldvoedselvoorziening.
Een ander onderwerp waar ik uw aandacht voor wil vragen is de relatie
tussen landbouwproductiviteit en waterbeheer. In Nederland is er in
het algemeen minder prioriteit om efficiënter met water om te gaan in
de landbouw dan in bijvoorbeeld China, India, Australië, Zuidelijk,
Noord- en Oost-Afrika, of West- en Centraal-Azië. We zijn gemiddeld nu
eenmaal geen droog land, al is er ook hier soms droogteschade in de
landbouw. In een groot deel van de wereld heeft dit echter wel een
hoge prioriteit, en met name de kennis en kunde van Wageningen en
andere Nederlandse kenniscentra op het gebied van remote sensing en
modellering zouden hieraan een goede bijdrage kunnen leveren.
Maar dan moeten we ons wel realiseren dat onze Nederlandse kennis
veelal deelkennis is die alleen relevant is als zij wordt ingebracht
in samenwerking met de kennis van anderen. Modern onderzoek, niet
alleen in Europa, maar ook in samenwerking met ontwikkelingslanden, is
gebaseerd op open netwerken van gelijkwaardige partners in Noord en
Zuid, en gericht op uitwisseling van kennis. Dit betekent montage van
kennis die voor de Nederlandse situatie is ontwikkeld voor specifieke
situaties in het buitenland en omgekeerd.Als u deze omslag kunt maken,
dan kunt u ook op dit terrein een goede bijdrage leveren.
In de internationale discussie over waterbeheer speelt de prijs van
water een belangrijke rol. Waterdeskundigen menen al jaar en dag dat
goed waterbeheer niet mogelijk is als de gebruikers niet de juiste
aanmoediging krijgen om er verstandig mee om te gaan.
De eerste concepten voor de EU Kaderrichtlijn Water gingen er van uit
dat ook de landbouw volledig de kosten van waterleveranties zou moeten
betalen. Dat idee heeft het in de definitieve versie niet gehaald. In
de nu van kracht zijnde richtlijn is opgenomen dat voor waterdiensten
moet worden betaald, terwijl op termijn de regeringen van de lidstaten
ook prijsprikkels moeten introduceren. Een interessant onderwerp voor
onderzoek is dus na te gaan hoe de landbouw zich mondiaal zal
ontwikkelen indien, net als in Nederland nu het geval is, overal voor
waterdiensten moet worden betaald.
Ten slotte wil ik nog iets zeggen over genetisch gemodificeerd
voedsel. Net als rond alle andere sterk controversiële onderwerpen is
er ook bij genetische modificatie sprake van een sterk gepolariseerde
discussie. Er kan gemakkelijk een klimaat ontstaan waarin een
werkelijke dialoog niet meer mogelijk is. Toch betreft het hier een
onderwerp met potentieel grote consequenties, ook voor het gebruik van
water voor voedselproductie. De revolutionaire vooruitgang in
moleculair biologische kennis zou de weg kunnen openen tot het telen
van planten met een grote tolerantie voor droogte en zout. Ik verwacht
van Wageningen dat u in samenspraak met internationale partners een
belangrijke rol zult vervullen in zowel het onderzoek als de
maatschappelijke discussie op dit terrein.
Dames en heren, bestuurders, onderzoekers en studenten in Wageningen,
uw werk in het verleden heeft grote invloed gehad op het waterbeheer
en de landbouwproductie. Maar tijden veranderen en daarmee de
behoeften van de samenleving.
Een organisatie die onderdeel van de samenleving is met een zo groot
netwerk van alumni over de hele wereld moet die veranderingen
gemakkelijk aan kunnen.
Ik wens u ook het komende jaar veel succes in uw belangrijke werk en
dank u voor uw aandacht.