Proliferation Security Initiative (PSI)
Kamerbrief over Proliferation Security Initiative (PSI)
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Binnenhof 4
Den Haag
Bezuidenhoutseweg 67
Postbus 20061
2500 EB Den Haag
Datum
1 september 2003
Behandeld
Hedda Samson
Kenmerk
DVB/NN-250/03
Telefoon
070-3485961
Blad
1/3
Fax
070-3485684
Bijlage(n)
E-Mail
hedda.samson@minbuza.nl
Betreft
Proliferation Security Initiative (PSI)
In aanvulling op mijn eerdere beantwoording van kamervragen van de
afgevaardigde Van Bommel (TK vergaderjaar 2002-2003, nr. 1595), hecht
ik eraan u hierbij, mede namens de Ministers van Defensie, Verkeer en
Waterstaat en Justitie, op de hoogte te brengen van het zogenaamde
Proliferation Security Initiative (PSI) en de Nederlandse
betrokkenheid daarbij.
Het Proliferation Security Initiative (PSI) werd op 31 mei 2003 in de
aanloop naar de G-8 bijeenkomst te Evian door de Amerikaanse President
Bush aangekondigd als nieuw instrument in de strijd tegen de
proliferatie van massavernietigingswapens (MVW) en tegen terrorisme
met inzet van MVW. Achtergrond was de constatering dat de reeds
bestaande non-proliferatieverdragen en anderszins relevante verdragen
en instrumenten zoals de exportcontroleregimes aanvulling behoeven om
de proliferatie van MVW effectief tegen te kunnen gaan. Met name het
probleem van de zogenaamde secundaire proliferatie, waarbij
prolifererende landen elkaar behulpzaam zijn bij de ontwikkeling van
MVW en hun overbrengingsmiddelen, onttrekt zich aan het huidige
instrumentarium.Deregering deelt de Amerikaanse zorgen op dit gebied.
Daarnaast sluit het Amerikaanse initiatief goed aan bij de recent in
Thessaloniki aangenomen EU-strategie tegen MVW-proliferatie. Het PSI
dient te worden gezien als versterking van het bestaande
non-proliferatie instrumentarium, en niet als alternatief voor de
bestaande verdragen.
Het PSI voorziet in actief optreden tegen de illegale handel in
massavernietigingswapens (nucleair, chemisch, biologisch en
radiologisch) en hun overbrengingsmiddelen (zoals raketten), alsmede
daarvoor bestemde materialen en technologieën. Een en ander moet
mogelijk worden gemaakt door middel van een betere benutting van
bestaande non-proliferatie instrumenten (internationale verdragen,
nationale wetgeving, exportcontrole) en door de verbetering van
internationale samenwerking bij het opsporen van proliferatiegevoelige
transporten. Het PSI richt zich met name op onderschepping te land,
ter zee of in de lucht om te voorkomen dat MVW-goederen die zijn
bestemd voor risicolanden of voor niet-statelijke actoren hun
eindafnemers bereiken.
Voor de uitwerking van het PSI heeft de VS in eerste aanleg vlag-,
kust- en doorvoerstaten benaderd die daadwerkelijk medewerking kunnen
verlenen bij het aanhouden en/of doorzoeken van schepen. Dit zijn,
naast Nederland, Australië, Duitsland, Frankrijk, Italië, Japan,
Polen, Portugal, Spanje en het Verenigd Koninkrijk. Tot nu toe zijn in
het kader van het PSI op hoog ambtelijk niveau twee bijeenkomsten
gehouden. De eerste bijeenkomst was op 12 juni jl. in Madrid en de
tweede op 9 en 10 juli jl. in Brisbane. Bij die gelegenheden bleek de
zorg die aan de basis van dit initiatief ligt, breed te worden gedeeld
en werd het initiatief als tijdig en nuttig gekenschetst.
Tegelijkertijd was de breed gedeelde overtuiging dat de kaders van de
bestaande nationale bevoegdheden en internationaal-rechtelijke
instrumenten (w.o. het VN Handvest en het Zeerechtverdrag) leidraad
dienen te blijven. De discussies staan dan ook in belangrijke mate in
het teken van de bestudering van de haalbaarheid van eventuele
maatregelen binnen de bestaande nationale en internationale juridische
kaders.
De Amerikaanse gedachte achter het benaderen van een beperkte groep
landen is dat het gemakkelijker en effectiever is eerst in kleinere
kring overeenstemming te bereiken over de beste aanpak. Hierna kan de
groep worden vergroot zodat op termijn een effectief
contra-proliferatie pakket wordt ondersteund door een brede coalitie.
De regering heeft begrip voor deze benadering, met dien verstande dat
tijdige verbreding van het initiatief met relevante landen, met name
alle EU-partners, wenselijk is voor het welslagen. Nederland heeft dit
bilateraal bij de VS, alsmede in de plenaire bijeenkomsten in Madrid
en Brisbane, als belangrijk aandachtspunt naar voren gebracht. Mede in
het licht van de EU veiligheidsstrategie ligt het voor de hand dat ook
de EU zich zal moeten bezighouden met dit soort vraagstukken.
Langs twee lijnen wordt verder gewerkt aan concrete invulling van het
PSI.
Voor het einde van dit jaar zal een aantal gemeenschappelijke
interdictieoefeningen worden gehouden waaraan landen op basis van
vrijwilligheid kunnen deelnemen. Australië, Spanje en Frankrijk hebben
aangeboden de eerste drie maritieme interdictieoefeningen te leiden.
De oefeningen betreffen scenario's die worden uitgevoerd binnen de
bestaande juridische kaders (zowel nationaal als internationaal), en
zullen inzicht verschaffen in de operationele en juridische aspecten
van gezamenlijke interdictie-activiteiten. De regering is voornemens
waarnemers af te vaardigen naar deze oefeningen.
Daarnaast vindt binnen PSI een inventarisatie plaats van de
rechtskaders waarbinnen PSI-activiteiten zullen moeten plaatshebben.
Indien zou blijken dat voor bepaalde noodzakelijk geachte interventies
nog geen of onvoldoende juridische basis zou bestaan, zal bezien
moeten worden of aanpassing van nationale en internationale
regelgeving wenselijk en noodzakelijk is. In dat geval zullen, wat de
regering betreft, voorstellen gebaseerd moeten zijn op de bestaande
juridische instrumenten en worden voorgelegd aan de daartoe geëigende
(internationale) fora . Voorts is van belang dat eventuele Nederlandse
bijdragen mede moeten worden bezien in het licht van de feitelijke
mogelijkheden van de betrokken Nederlandse instanties.
PSI is een instrument in ontwikkeling.De regering ondersteunt het
Amerikaanse initiatief als aanvulling op het bestaande instrumentarium
in de strijd tegen proliferatie van MVW en het internationale
terrorisme. De regering ziet het initiatief ook als waarschuwing aan
niet-statelijke actoren en staten die vanuit het oogpunt van
proliferatie een risico vormen.
Begin september 2003 vindt in Parijs een volgende bijeenkomst van PSI
landen plaats, waarbij een gezamenlijke verklaring ter behandeling en
aanname voorligt met algemene uitgangspunten die door de PSI-partners
worden onderschreven.
Van de voortgang die wordt geboekt binnen het PSI zal ik uw Kamer op
de hoogte houden.
De Minister van Buitenlandse Zaken,
Mr. J.G. de Hoop Scheffer
Ministerie van Buitenlandse Zaken