Haagse Hogeschool

Persbericht, 28 augustus 2003

50% van alle jongeren moet naar het Hoger Onderwijs

Er gaan te weinig jongeren naar hogescholen en universiteiten. Nederland wordt daardoor dommer. Dat stelt Pim Breebaart, voorzitter van het College van Bestuur van de Haagse Hogeschool/TH Rijswijk, tijdens de opening van het hogeschooljaar op 1 september. Als er geen drastisch ander onderwijsbeleid komt, ziet het toekomstperspectief er voor Nederland somber uit. De regering predikt dat Nederland een kenniseconomie moet worden, maar zegt er niet achter aan wat er dan moet gebeuren. Ook Brussel vindt dat het opleidingsniveau van de beroepsbevolking aanzienlijk omhoog moet.

Breebaart haalt economen van de OECD (Organisation for Economic Cooperation and Development) aan, die hebben aangetoond dat human capital, oftewel het opleidingsniveau van de bevolking, de grootste bijdrage heeft geleverd aan de groei van onze welvaart in de afgelopen twintig jaar. Nu het opleidingsniveau van de Nederlandse bevolking nauwelijks meer stijgt zijn we door vele landen in de wereld snel ingehaald. Het opleidingsniveau onder de jonge werknemers is in menig Europees of Aziatisch land nu al aanzienlijk hoger dan in Nederland. Volgens Breebaart gaan er in Nederland te weinig jongeren naar het hoger onderwijs en van degenen die er wel heengaan, verlaten er teveel de studie zonder diploma.

De oplossing ziet Breebaart in investeren in onze jeugd. Er moeten meer jongeren gaan studeren, zodat we een beter opgeleide beroepsbevolking krijgen. Ook al om de twee grootste problemen van de vergrijzende samenleving, de houdbaarheid van onze pensioenen en de gezondheidszorg, de baas te kunnen blijven. De oplossing van deze problemen kan niet zonder een gezonde economische basis.

50% van onze 18-jarigen moet direct na het Voortgezet Onderwijs naar het Hoger Onderwijs doorstromen. Dat moet de doelstelling van de Nederlandse regering zijn. Om dat te bereiken is geld en vooral ook ambitie en inspiratie nodig. En dat moet zeker uitgestraald worden door de ministers en in het bijzonder door de minister-president. Breebaart kijkt daarom reikhalzend uit naar de plannen die de regering op de derde dinsdag van september gaat presenteren.