ChristenUnie
Bijdrage debat Wetsvoorstel Werk & Bijstand Dinsdag 26 Augustus 2003 -
14:33
Algemeen
Mevrouw Huizinga-Heringa (ChristenUnie): Voorzitter, onze woordvoerder
Sociale Zaken en Werkgelegenheid, de heer Rouvoet, neemt deel aan de
reis van de fractievoorzitters aan de Antillen. Op mij rust de
dankbare taak de behandeling van dit wetsvoorstel van hem over te
nemen.
De oorspronkelijke bijstandswet uit 1965 heeft dertig jaar bestaan.
Bij de parlementaire behandeling van haar opvolger, de huidige
bijstandswet, werd door toenmalig minister Melkert en anderen
gesproken over een wet waarmee we de volgende eeuw in kunnen. Dat was
eind 1994, begin 1995. De wet heeft de eeuwwisseling inderdaad
meegemaakt, maar daarmee is ook alles gezegd. Nog geen acht jaar na
haar inwerkingtreding acht het kabinet al weer geheel nieuwe wetgeving
noodzakelijk.
Toch blijven belangrijke uitgangspunten overeind staan. De taak die de
overheid heeft om mensen die niet (meer) in hun eigen onderhoud kunnen
voorzien een financieel vangnet te bieden in de vorm van
bijstandsverlening staat gelukkig ook in de nieuwe wet niet ter
discussie. Wel is het veelzeggend dat de nieuwe wet als titel heeft
meegekregen: werk en bijstand. Uitgangspunt is dat mensen zichzelf
financieel redden en meer dan ooit wordt de nadruk gelegd op
arbeidsinschakeling, op het activerende karakter van ons stelsel van
sociale zekerheid. De ChristenUnie kan die benadering onderschrijven,
met de toevoeging dat helaas velen voor langere tijd aangewezen zullen
zijn op de bijstand. Dat moet uiteraard nooit een doel in zichzelf
zijn, maar het is simpelweg de realiteit. Ik wil dat benadrukken,
omdat de focus van het kabinet wat eenzijdig gericht lijkt op het
vertrekpunt dat van iedere bijstandgerechtigde verwacht mag worden dat
hij of zij zich inspant om economische zelfstandigheid te bereiken. De
stukken waarover we spreken hebben een wat klinisch karakter. Laten we
niet vergeten dat we het hebben over grote groepen kansarmen in onze
samenleving, die in onze geïndividualiseerde samenleving vaak zijn
aangewezen op ondersteuning van de overheid.
In het voorliggende wetsvoorstel wordt ondubbelzinnig gekozen voor
decentralisatie. Bijvoorbeeld waar het gaat om de rechten en plichten
van bijstandgerechtigden. Die zijn in de wet vrij overzichtelijk
geformuleerd. De nadere invulling moet op lokaal niveau in een
verordening plaatsvinden. Dat lijkt vragen om rechtsongelijkheid.
Hetzelfde geldt voor het reïntegratiebeleid. Ook daar heeft de
gemeente grote beleidsvrijheid. Ik zou de staatssecretaris in het
algemeen willen vragen hoe hij denkt te voorkomen dat sprake is van
ongerechtvaardigde ongelijkheid. Hoe voorkomen we een herhaling van
het WVG-drama, waar de vergaande decentralisatie ook leidde tot
onaanvaardbare rechtsongelijkheid? Het karakter van de WVG is na
enkele aanpassingen ook minder decentraal geworden (bijv.
rolstoelvoorziening overal gelijk ipv bij de ene gemeente gratis en
bij de buurgemeente f 250)? Zou hieruit niet de les moeten worden
getrokken dat enige terughoudendheid is geboden ten aanzien van de
decentralisatie van beleid op het vlak van de eerste levensbehoeften
van vaak kwetsbare mensen?
In gemeentelijke verordeningen zullen de rechten en plichten nader
moeten worden omschreven. Ik vraag de staatssecretaris hoeveel ruimte
er zal zijn rechthebbenden in de gelegenheid te stellen
vrijwilligerswerk te verrichten, bijvoorbeeld als iemand vergeefs
langdurig vele sollicitaties de deur uit heeft gedaan. Wij zouden dat
toejuichen, al realiseer ik me dat dit kan botsen met de
sollicitatieplicht. Welke mogelijkheden zijn er concreet?
De fractie van de ChristenUnie heeft forse kritiek op een aantal
onderdelen van het voorliggende wetsvoorstel. In het verslag zijn die
al voor een belangrijk deel geformuleerd. Ik wil de staatssecretaris
danken voor de zeer uitvoerige beantwoording van veel maar niet alle!
- vragen, evenals voor de overige nieuwe informatie die ons nog
dagelijks bereikt. Onze onvrede met de inhoud van het wetsvoorstel is
hiermee echter nauwelijks weggenomen. Maar misschien kan de indiener
ons in de loop van dit debat op onderdelen overtuigen van zijn gelijk.
Doelstellingen wet
Ik begin bij de doelstellingen van de wet. Waarin verschilt het doel
van deze wet ten opzichte van de huidige bijstandswet? Het kabinet
heeft nauwelijks concrete meetbare doelstellingen aan de nieuwe wet
gekoppeld. Dat is opvallend bij zon ingrijpende operatie. Het streven
is erop gericht in 2006 5% minder bijstandslasten te hebben dan zonder
de nieuwe wet het geval zou zijn, gecorrigeerd voor de ontwikkeling in
de conjunctuur. Het zal erg lastig, zo niet onmogelijk zijn, in 2006
aan te tonen dat deze doelstelling is bereikt. Toon maar eens aan dat
het met de huidige wet niet gelukt zou zijn. Waarop is die 5% trouwens
gebaseerd? Verder ontbreken gekwantificeerde doelstellingen, zoals de
uitstroom uit de bijstand en de structurele toereikendheid van het
sociaal minimum. Vindt de staatssecretaris het zelf ook niet wat
weinig ambitieus dat geen andere doelen heeft?
Invoering
De doelstelling lijkt primair te zijn gekoppeld aan budgettaire
aspecten. De decentrale aanpak moet leiden tot minder bijstandslasten,
te beginnen in 2004. Daarmee kom ik op de invoeringstermijn. Daarvoor
heeft mijn fractie herhaaldelijk aandacht gevraagd. Het kabinet had
moeilijk een slechter moment kunnen uitkiezen om de Wet Werk en
Bijstand in te dienen. Ik heb het dan niet zozeer over het feit dat
dit belangrijke wetsvoorstel door een demissionair kabinet werd
ingediend, al verdient dat staatsrechtelijk gezien zeker geen
schoonheidsprijs. Ik doel hier op het feit dat gemeenten financieel
volledig verantwoordelijk worden voor de bijstand - om ze zo maximaal
te prikkelen mensen uit de bijstand te helpen - op een moment dat er
dagelijks meer dan 600 werklozen bijkomen, de verlengde WW-uitkering
wordt geschrapt en forse ingrepen in de WAO voor de deur staan.
Kortom, gemeenten zullen de bijstandslasten ongetwijfeld zien stijgen
en de mogelijkheden om mensen aan het werk te helpen evenredig zien
dalen. Of dat nog niet genoeg is kunnen ze zich erop verheugen dat
binnenkort de mogelijkheid om zelf inkomsten uit de Onroerende
Zaakbelasting (OZB) te genereren aanzienlijk zal afnemen, door de
beoogde afschaffing van de OZB voor gebruikers. Het maakt allemaal op
zijn minst een ongelukkige en bijna ondoordachte indruk. Uit de nota
naar aanleiding van het verslag leid ik af dat over het OZB-dossier
nog met de VNG zal worden overlegd dit najaar. Wat heeft de
staatssecretaris de gemeenten bij dat overleg te bieden, vraag ik me
af?
Voorzitter, het zit de fractie van de ChristenUnie al geruime tijd
dwars dat de regering zo vasthoudt aan invoering van de wet op 1
januari 2004.
In de eerste plaats lijkt het maatschappelijk draagvlak voor
belangrijke onderdelen van de wet in dit stadium op belangrijke
onderdelen onvoldoende. Natuurlijk zijn er ook positieve opmerkingen
gemaakt over onderdelen van de wet, die hebben wij ook gelezen. Dat
neemt de wel degelijk geuite fundamentele en zwaarwegende bezwaren
echter niet weg.
In de tweede plaats is één van de peilers van de nieuwe opzet, het
objectief verdeelmodel, nog onvoldoende uitgewerkt. De absurd grote
kortingen waarmee gemeenten als Dordrecht, Gouda, Ede, Veenendaal en
Amersfoort worden geconfronteerd als dit model onverkort zou worden
toegepast variërend van 10 tot ruim 30 % ten opzichte van het huidige
budget - zijn wat de fractie van de ChristenUnie betreft echt
onacceptabel. Niet alleen zijn deze enorme kortingen voor een gemeente
niet op te vangen, maar ook zijn ze onbillijk, omdat het veelal
gemeenten betreft die de afgelopen jaren goed presteren op het terrein
van de reïntegratie. De grootste nadeelgemeente, Dordrecht, pleit
ervoor het nieuwe model in elk geval niet volledig toe te passen, maar
voorlopig hooguit voor 40%. De staatssecretaris leest hierin een
aansporing verder te gaan, terwijl ík er primair een oproep in zie
eerst de zaak goed op de rails te zetten voordat de wet met AMvBs in
deze vorm in werking treedt. Dezelfde gedachte leefde in elk geval ook
bij de Raad van State. Dit college dringt in zijn zeer kritische
advies aan op aanhouding van indiening zolang niet ook een
aanvaardbaar objectief verdeelmodel beschikbaar is. (VNG wil in 2004
max. 25% objectief verdeelmodel)
In de derde plaats lijkt de periode tussen aanvaarding van het
wetsvoorstel door het parlement en inwerkingtreding ervan
onverantwoord kort. Met VNG en IPO is vier jaar geleden afgesproken
dat de minimale termijn tussen aanvaarding van een ingrijpend
wetsvoorstel door het parlement en inwerkingtreding ervan DRIE maanden
is. Die termijn gaan we nu bij lange na niet halen, tenzij de Eerste
Kamer het afdoet als een hamerstuk.
(Toen de Tweede Kamer in oktober 1994 sprak over de nieuwe
bijstandswet, die toch ook minder ingrijpend was als het voorliggend
wetsvoorstel, zou het nog veertien maanden duren voordat de wet in
werking zou treden. Na behandeling in de senaat was er nog meer dan
een half jaar te gaan. En anderhalf jaar na invoering van de wet
bleken nog altijd implementatieproblemen te bestaan in een groot
aantal gemeenten (met name problemen met automatisering). Je hoeft dus
geen grote pessimist te zijn om nu ook problemen te voorzien. (NB:
voor nieuwe automatisering krijgen gemeenten wel een jaar extra als ze
willen)
Voorzitter, als het aan onze fractie lag, zou de invoering van de wet
met een jaar worden uitgesteld. Ik verwijs naar de motie die Leen van
Dijke hierover al eind vorig jaar indiende. Beter een zorgvuldige
invoering van deze belangrijke wet dan een overhaaste invoering om
vooral budgettaire motieven. Wat ons betreft zou 2004 dan gebruikt
kunnen worden voor enkele experimenten met gemeenten die hebben
aangegeven daar wel voor te voelen. Ik vond het eerlijk gezegd nogal
flauw te stellen dat deelname aan experimenten door de betrokken
gemeenten niet opportuun werd geacht, omdat die toch maar een beperkte
looptijd zouden hebben tot de invoering van de WWB op 1 januari 2004.
Sinds wanneer kan alleen in het jaar 2003 geëxperimenteerd worden?
Het kabinet heeft enkele te verwachten problemen (met name aanpassing
automatisering) erkend en wil nu overgaan tot gefaseerde invoering van
de wet. Daarvoor lijkt in dit Huis voldoende draagvlak te bestaan.
Waarom de wet hoe dan ook op 1 januari a.s. in werking moet treden is
mij niet duidelijk. Wij zijn daar oprecht verbaasd over. In het
verslag hebben wij geïnformeerd waarom het kabinet van oordeel is dat
in ieder geval noodzakelijk op 1 januari 2004 wordt gestart met de
voorgestelde decentralisatie en deregulering alsmede met de daarbij
horende financiële verantwoordelijkheid van gemeenten en vermindering
van de administratieve lasten, en met de afschaffing van de
categoriale bijzondere bijstand en de invoering van de
langdurigheidstoeslag. Waarom is het noodzakelijk dat daarmee
uitgerekend op 1 januari 2004 wordt gestart? Ik heb het antwoord op
deze vragen niet gevonden. De regering schrijft in de toelichting op
het voorstel dat het nodig is het momentum te benutten om door de
nieuwe verdeling van verantwoordelijkheden en bevoegdheden de
uitvoering van bijstand en reïntegratie op een effectieve manier te
stimuleren. Op welk momentum wordt hier precies gedoeld? En waarom kan
een en ander niet net zo goed per 1 januari 2005 plaatsvinden?
Budgettaire motieven lijken hier te winnen van inhoudelijke motieven.
Dat lijkt geen al te solide basis.
Financieringssystematiek inkomensdeel
Als wordt overgegaan tot een gefaseerde invoering van de wet, zal in
elk geval al per 1 januari 2004 de 100% budgettering plaatsvinden. Het
is opvallend dat deze rigoureuze stap wordt gezet, terwijl de huidige
25% budgettering nog niet eens is geëvalueerd. Op de vraag waarom die
evaluatie niet heeft plaatsgevonden, wordt geantwoord dat in het
strategisch akkoord het beleidsvoornemen staat te komen tot 100%
budgettering van de bijstandslasten. Het staat in het regeerakkoord,
en houdt daarmee alle denken verder op? Een vreemd verhaal.
Bij het wetgevingsoverleg van gisteren is al veel gezegd over de
beoogde financieringssystematiek. Terecht zijn opnieuw veel kritische
vragen gesteld over het objectief verdeelmodel. Het model leidt nog
tot zulke vreemde, onrechtvaardige uitkomsten dat het onverantwoord is
het (onverkort) toe te passen.
In 2004 wordt het objectief verdeelmodel voor 40% ingevoerd en in de
jaren daarop komt er elk jaar 20% erbij. Ik heb begrepen dat de
staatssecretaris er geen problemen mee heeft als we voor de zomer van
2004 bekijken of het opportuun is die fasering onverkort aan te
houden. Dat is op zich winst ten opzichte van de AMvB, maar het komt
niet echt tegemoet aan het commentaar van de Raad van State. Die
adviseerde tot aanhouden van de indiening van het wetsvoorstel, zolang
geen adequaat objectief verdeelmodel beschikbaar is (p. 11 advies).
Misschien wil de staatssecretaris in dit kader nog nader ingaan op de
vraag waarom geen gevolg wordt gegeven aan de aanbeveling van de Raad
voor de Financiële Verhoudingen om de variabele aantal
bijstandsontvangers op te nemen in het objectief verdeelmodel. Waarom
is deze variabele in strijd met het objectieve karakter van het model?
Financieringssystematiek werkdeel
Het kabinet heeft ervoor gekozen het macrobudget voor het inkomensdeel
te laten meebewegen met de conjunctuur, terwijl dat voor het werkdeel
niet geldt. Als reden wordt genoemd dat gemeenten dan niet weten waar
ze aan toe zijn. Een wat vreemd argument, dat in elk geval voor de VNG
geen aanleiding is geweest het pleidooi los te laten om de conjunctuur
en wetswijzigingen (bijv. WAO!) wél bij de vaststelling van het budget
te betrekken.
Ik ben nog niet overtuigd van de wenselijkheid bij de vaststelling van
het budget alleen te kijken naar het aantal bijstandsgerechtigden. De
reïntegratietaak heeft immers betrekking op een veel grotere
doelgroep. Leeft die vraag ook nog bij het kabinet? Ik meende dat te
kunnen afleiden uit de opmerking dat met de VNG zal worden overlegd
over de vraag hoe ANWers en nuggers bij de verdeelsystematiek kunnen
worden meegenomen (nota nav verslag, p 107)? Ook hier is de VNG in elk
geval duidelijk: Alleen wanneer deze groepen meegenomen worden in de
toedeling van budgetten kan er sprake zijn van beleidsvrijheid voor
gemeenten. Nu de nieuwe financieringssystematiek voor het werkdeel met
één jaar wordt verschoven, kan hier allicht nog eens kritisch naar
worden gekeken. (evt. MOTIE)
Ik heb begrepen dat de staatssecretaris zich niet verzet tegen het
over meer jaren meenemen van een eventueel overschot op het
reïntegratiebudget van maximaal 25%. Hoe gaat deze meeneemregeling nu
precies gestalte krijgen? Mogen gemeenten maximaal drie jaren een
overschot meenemen of is dat niet de bedoeling?
Het voorgestelde regime ten opzichte van de uitbesteding, een
verdeling tussen verplichte en vrije uitbesteding van 80 en 20% (80%
markt/hooguit 20% overheid), maakt op ons een erg rigide indruk. Wij
hebben sympathie voor het amendement van de collegas Bussemaker en
Noorman-Den Uyl op nummer 15, waarmee wordt beoogd gemeentebesturen
naar eigen inzicht hun reïntegratietaakstelling te laten vormgeven.
Aansluitend zou ik aandacht willen vragen voor de certificering van
reïntegratiebedrijven. Bij de behandeling van de SUWI-wet heeft onze
fractie daarvoor ook aandacht gevraagd. Uit de nota naar aanleiding
van het verslag valt af te leiden dat 125 bedrijven het door Borea
ontwikkelde keurmerk hebben ontvangen. Dat zijn er al heel wat, maar
er zijn er dus nog ongeveer 500 die nog geen keurmerk hebben. Wat kan
en wil de staatssecretaris eraan doen om die andere bedrijven er ook
toe te bewegen dat keurmerk te bemachtigen?
Voorzitter, de fractie van de ChristenUnie is tegen gedwongen
ontslagen onder werknemers die afhankelijk zijn van gesubsidieerde
arbeid, ten gevolge van de enorme bezuinigingen op het werkdeel. De
beantwoording in de nota nav het verslag geeft deze werknemers
allerminst uitsluitsel, eerder reden tot grote ongerustheid. Moet het
kabinet in dit debat niet ronduit zeggen dat gedwongen ontslagen
welhaast onvermijdelijk zullen zijn?
Toezicht
In het verslag heeft mijn fractie geïnformeerd naar een algemene
beschouwing over de toezichtfilosofie, die ten grondslag ligt aan de
nieuwe opzet van het toezicht. Op deze vraag heb ik geen antwoord
gevonden. Het is duidelijk dat het toezicht van het rijk op
individuele gemeenten vermindert. Ik heb de indruk dat dat niet in
alle opzichten een verbetering hoeft te betekenen. Vindt de
staatssecretaris het niet wenselijk dat de minister kan ingrijpen als
een gemeente structureel beneden de maat presteert en daarmee de
cliënten dupeert? Ik vind het een verschraling ten opzichte van de
huidige situatie als de Kamer geen informatie meer zal ontvangen over
de wetsuitvoering door individuele gemeenten.
Gisteren ontvingen we nog brieven van de werknemers bij de Inspectie
Werk en Inkomen, waarin wordt gewezen op de risicos van inkrimping van
de formatie met 125 plaatsen. Signalen over uitvoeringsproblemen
zouden wellicht te laat aan het licht kunnen komen, terwijl
gemeenteraden nog lang niet toe zijn aan hun nieuwe toezichtstaak. Ik
vraag de staatssecretaris ons ervan te overtuigen dat het wel goed zit
met het toezicht. Zo niet, dan wil ik de Kamer in tweede termijn
hierover misschien een uitspraak voorleggen.
De toezichtstaak van gemeenten wordt er niet veel gemakkelijker op
gemaakt door de ingewikkelde procedure rond de intake. Kan de
staatssecretaris aangeven wat er in het voorliggende wetsvoorstel nu
precies verandert met betrekking tot de intake ten opzichte van de
Suwi-wetgeving? Zullen gemeenteraadsleden per saldo betere
mogelijkheden krijgen voor toezicht?
Algemeen geaccepteerde arbeid
De term passende arbeid komt in de nieuwe wet niet meer voor. In
plaats daarvan spreken we voortaan van algemeen geaccepteerde arbeid.
Dat kan voor de betrokkenen ingrijpende gevolgen hebben, tot aan
verhuizingen toe. De fractie van de ChristenUnie vindt dit binnen
zekere grenzen verdedigbaar. Ik vind het logisch dat prostitutie
hiervan in elk geval wordt uitgesloten. Ik nodig de staatssecretaris
uit ondubbelzinnig te bevestigen dat in de nabije toekomst bij het CWI
geen vacatures van bordelen zijn te vinden. Collega Van der Vlies wil
met een amendement de positie van gewetensbezwaarden in de wet
veiligstellen. Dat komt ons uiteraard zeer sympathiek voor, maar ik
wil graag van de staatssecretaris horen of het inderdaad noodzakelijk
is om één en ander ondubbelzinnig op deze wijze in deze wet vast te
leggen.
De vervanging van passende arbeid door algemeen geaccepteerde arbeid
lijkt in het nadeel te werken van de kansarme groepen. Is niet te
voorzien dat zij zullen worden verdrongen door bijvoorbeeld assertieve
academici? Ook hier geldt een zo groot mogelijke gemeentelijke
autonomie en het risico van enorme rechtsongelijkheid tussen
gemeenten.
Sollicitatieplicht
Voorzitter, het punt sollicitatie- en arbeidsplicht ligt al jarenlang
erg gevoelig. Wij hebben ons er de afgelopen jaren sterk voor gemaakt
alleenstaande bijstandgerechtigde ouders met minderjarige kinderen
zélf te laten kiezen uit arbeid en zorgtaken. Uiteindelijk heeft dit
geresulteerd in de motie Bakker/Van Dijke in 1997, waarin de regering
werd gevraagd er bij sociale diensten op aan te dringen minder rigide
om te gaan met de sollicitatieplicht voor deze categorie. Een motie
die keurig werd uitgevoerd door toenmalig minister Melkert. Dat was
toen. Nu worden we geconfronteerd met het voorstel de bestaande
vrijstellingen voor alleenstaande ouders met kinderen jonger dan vijf
jaar - op basis van artikel 107, tweede lid ABW te schrappen. Dat gaat
dus helemaal de andere kant op. Niet de zorg voor kinderen staat
voorop, maar economische zelfstandigheid. Deze overaccentuering van
het economische aspect spreekt ons absoluut niet aan en is naar onze
vaste overtuiging geen goede keuze. Bij de totstandkoming van de
huidige ABW is er heel bewust voor gekozen de zorg voor de kleinste
kinderen te laten prevaleren boven arbeidsparticipatie. Deze zorg werd
destijds volkomen terecht als een belangrijke maatschappelijke
investering gezien. Wij zouden het echt bijzonder jammer vinden als
dit nu wordt losgelaten. Op dit punt heeft onze fractie een amendement
ingediend, waarmee wordt beoogd het huidige regime te handhaven: dus
geen sollicitatieplicht voor alleenstaande bijstandsouders met
kinderen jonger dan 5. Ik heb me in dit verband verbaasd over het
standpunt van de minister, die op 11 augustus schreef dat gemeenten
een actiever beleid zouden kunnen voeren ten opzichte van
alleenstaande ouders met kinderen jonger dan 5 jaar (antw. 34). Hij
vindt kennelijk dat gemeente moeten vooruitlopen op de nieuwe wet. Het
aardige is dat de CDA-fractie op een ander spoor zit en juist een
amendement heeft ingediend dat verdacht veel op het onze lijkt.
(reikwijdte breder: ook vrijstelling voor ouders van zorgbehoevende
gehandicapten tot 18 jaar). Ik ga ervan uit dat het CDA dit punt
vasthoudt.
Overigens moet ik aan het voorgaande nog wat aan toevoegen, ter
voorkoming van misverstanden. Wij vinden het goed te verdedigen als
alleenstaande ouders met kleine kinderen er zélf voor kiezen zich op
de arbeidsmarkt te begeven. Het moet dan dus wel om een eigen,
vrijwillige keuze gaan. Deze kan zelfs nog worden gestimuleerd door
een vrijlatingsregeling of door een eenmalige premie. Dit is echter
principieel iets anders dan mensen tegen hun zin te laten toetreden
tot de arbeidsmarkt, omdat ze voorrang willen geven aan de zorg van
hun eigen kleine kinderen.
(De minister van Sociale Zaken stelt naar aanleiding van het
Rekenkamerrapport Alleenstaande ouders in de bijstand dat na
inwerkingtreding van de WWB niet zal worden gestuurd op specifieke
doelgroepen bijstandsgerechtigden (antw. 22). Betekent dit dat de mate
waarin alleenstaande ouders de keus krijgen hun kinderen zelf op te
voeden of betaald werk te zoeken zal afhangen van de gemeentelijke
verordening of de voorkeur dan wel willekeur van de medewerkers van
het CWI of de sociale dienst? Het mag duidelijk zijn dat wij dat niet
zouden toejuichen.)
Evenwichtige aanpak
Voorzitter, het is de bedoeling dat sprake is van een evenwichtige
aanpak van de verschillende in de wet genoemde groepen en de
doelgroepen daarbinnen. Ik heb de indruk dat dit voornemen nauwelijks
betekenis zal hebben in de praktijk. De fractie van de ChristenUnie
gaat ervan uit dat gemeenten zich minder zullen inspannen voor
ANW-gerechtigden en niet-uitkeringsgerechtigden (nuggers), omdat die
geen uitkeringslasten voor de gemeente met zich meebrengen en er dus
in elk geval geen financiële prikkel is tot activering van die groepen
over te gaan. De staatssecretaris heeft mij nog niet van het tegendeel
kunnen overtuigen, ook niet door zijn verwijzing naar de aanspraak die
betrokkenen kunnen maken op ondersteuning door de gemeente bij
reïntegratie. Terecht is er in de stukken op gewezen dat aanspraak
niet hetzelfde is als recht. Waarop is het vertrouwen gebaseerd dat
het wel goed zal komen met dat evenwicht?
Normensystematiek
In de artikelen 21 tot en met 30 is de normensystematiek vastgelegd.
Het kabinet heeft gekozen voor een toeslagregeling. Een lage
basisnorm, met de molgelijkheid er wat bij te doen. Wij hebben in het
verslag gevraagd of is overwogen normen te hanteren van 100, 90 en 70
% voor respectievelijk gehuwden, alleenstaande ouders en
alleenstaanden, met daaraan gekoppeld de mogelijkheid deze onder
omstandigheden te verlagen. Het kabinet is daar terughoudend in, omdat
de bewijslast dan naar de gemeente wordt verschoven. Inmiddels heeft
collega Noorman een amendement ingediend waarin ook wordt uitgegaan
van hogere normen. Dat komt ons sympathiek voor, zeker omdat ze in de
toelichting schrijft dat bij de betrokken cliënt de bewijslast rust.
Kan de staatssecretaris hier chocolade van maken?
Persoonsgebonden budget
Het kabinet voelt er niet voor over te gaan tot invoering van een
persoonsgebonden reïntegratiebudget. Ik vind het jammer dat de
gelegenheid niet wordt aangegrepen ook in dit opzicht vernieuwend
bezig te zijn. De fractie heeft sympathie voor het amendement van
collega Noorman, waarin wordt beoogd onder voorwaarden over te gaan
tot toekenning van een persoonsgebonden reïntegratiebudget.
Categoriale bijzondere bijstand
Het kabinet kiest ervoor de categoriale bijzondere bijstand af te
schaffen. Belangrijkste overweging hierbij is denk ik het feit dat het
inkomensbeleid op rijksniveau gestalte moet krijgen. Bovendien vindt
de introductie van de langdurigheidstoeslag, ook een vorm van
categoriale bijzondere bijstand, plaats.
Een belangrijke notie hierbij is in elk geval de opmerking van het
kabinet in het Nader Rapport dat de langdurigheidstoeslag een
nuancering betekent van het standpunt over de toereikendheid van het
algemene bijstandsniveau. Het zal moeilijk zijn nog iemand te vinden
die onverkort wil stellen dat het sociaal minimum toereikend is. In
dit licht bezien is het pleidooi voor een minima-effect-rapportage,
waarvoor de fractie van GroenLinks in het verslag aandacht vroeg, zo
gek nog niet.
Voorzitter, de fractie van de ChristenUnie heeft grote moeite met de
voorgenomen afschaffing van de categoriale bijzondere bijstand. De
onderbouwing getuigt ook niet van grote consistentie. Het kabinet zegt
te streven naar een zo groot mogelijke beleidsruimte van gemeenten.
Maar ten aanzien van dit instrument geldt dat opeens niet meer. Het
moet over de hele linie worden afgeschaft. Deze categoriale bijzondere
bijstand heeft het rijk in de jaren 90 echter met zijn volle verstand
geïntroduceerd. Wat ons betreft is een belangrijk voordeel van dit
instrument het tegengaan van de loketafhankelijkheid van veel
rechthebbenden. Bovendien hebben diverse bestaande regelingen, zoals
een collectieve aanvullende ziektekostenverzekering, hun waarde
bewezen. Heeft de staatssecretaris al nagedacht over het vervallen van
die collectieve verzekeringsmogelijkheid? Ik heb begrepen dat
stadspassen kunnen blijven bestaan, voor sociaal-culturele en
sportieve activiteiten. Wij juichen dat toe, maar kan worden
aangegeven waarin deze faciliteit zich precies onderscheidt van
andersoortige verstrekkingen die in de toekomst niet meer collectief
mogen worden verstrekt? Acht de staatssecretaris het uitgesloten dat
gemeenten via een omweg toch weer categoriale bijstand zullen
introduceren, die dan natuurlijk niet zo mag heten? Van rijkswege
wordt immers niet exact voorgeschreven hoe de gewone bijzondere
bijstand vorm moet krijgen.
Afschaffen van categoriale bijzondere bijstand zal overigens ook
leiden tot hogere uitvoeringskosten. Blijkbaar is niet bekend hoe hoog
de huidige uitvoeringskosten van de bijzondere bijstand en de
categoriale bijzondere bijstand zijn (p. 69 nota nav verslag), maar
het lijkt logisch dat die van de (individuele) bijzondere bijstand
relatief veel hoger zijn.
Een apart aandachtspunt is de toekomst van integrale
schuldhulpverlening onder het regime van de nieuwe wet. Daarvoor is
geen afzonderlijk budget. De staatssecretaris weet ook dat er meer dan
200.000 huishoudens zijn met problematische schulden. Zijn opmerking
in de nota nav het verslag dat ook schuldhulpverlening deel kan
blijven uitmaken van het gemeentelijk minimabeleid, is feitelijk
juist. In de praktijk komt het er echter op neer dat
schuldhulpverlening in de hoek zit waar de klappen vallen. Elementen
van schuldhulpverlening, zoals budgetbeheer en hulp in het minnelijk
traject, worden nu nog grotendeels bekostigd uit het budget van de
bijzondere bijstand. Wij maken ons zorgen over de toekomst hiervan, nu
er zulke forse bezuinigingen op de bijzondere bijstand ( 150 miljoen)
voor de deur staan. Wat is de reactie van de staatssecretaris als deze
vorm van hulpverlening inzakt?
Langdurigheidstoeslag
Voorzitter, het heeft lang geduurd, maar nu lijkt na een beschamende
voorgeschiedenis - de langdurigheidstoeslag er dan eindelijk te komen.
De voorgestelde opzet van de langdurigheidstoeslag vinden wij niet
bijzonder ruimhartig. Ik heb in een amendement voorgesteld de
referteperiode te beperken tot drie jaar, in plaats van de
voorgestelde vijf jaar. Kortheidshalve verwijs ik naar het debat over
het initiatiefvoorstel van collega Noorman-Den Uyl (Wetsvoorstel Lang
Laag, 28 508). Kan de staatssecretaris nog aangeven waarom personen
die zelf een inkomen op het minimum niveau verwerven worden
uitgesloten? De armoedeval lijkt me op deze groep niet echt van
toepassing.
Ik heb een reactie gemist op de suggestie in het verslag om onderdeel
c van het eerste lid te schrappen, omdat het overbodig is. Elders in
de wet (artikel 9, artikel 18) is namelijk afdoende de
sollicitatieplicht vastgelegd. Het onderdeel voegt dus niets toe,
tenzij het de bedoeling is dat nalatigheid op dit punt negatieve
gevolgen heeft voor zowel de algemene bijstand als de
langdurigheidstoeslag.
Kinderalimentatie
Voorzitter, onze fractie is nog niet overtuigd van de wenselijkheid
belanghebbenden in voorkomende gevallen te verplichten zelf
kinderalimentatie te regelen. Zou het niet beter zijn deze gevoelige
materie in één keer goed te regelen bij de herziening van de
alimentatie? Ik overweeg nog een amendement op dit onderdeel in te
dienen. Wanneer kan de alimentatiewetgeving naar verwachting aan de
Kamer worden aangeboden?
Uitkering in natura
Het voorstel in sommige noodsituaties een uitkering in natura te
verstrekken is omstreden, maar naar het oordeel van de fractie van de
ChristenUnie verdedigbaar. In de schuldhulpverlening zien we
dergelijke constructies ook onder strikte voorwaarden toegepast.
Uiteraard moet een forse inspanning worden geleverd om te voorkomen
dat dak- en thuislozen op een illegale manier zullen trachten aan geld
te komen als hun uitkering geheel in natura wordt uitgekeerd.
Invoeringskosten
In de toelichting op de Invoeringswet wordt aangegeven dat voor de
invoeringskosten 15 miljoen wordt gereserveerd. Dat lijkt niet al te
veel in verhouding tot de 180 miljoen (GULDEN) die in 1995 werd
gereserveerd voor de invoering van de nieuwe Algemene Bijstandswet. Ik
kan me niet voorstellen dat het aanpassen van automatisering en het
omscholen van personeel sindsdien zoveel goedkoper is geworden. De VNG
lijkt ook niet geheel gelukkig met de 15 miljoen die nu wordt
gereserveerd en verwacht weinig heil van eventuele ESF-middelen. Wil
de staatssecretaris hierop reageren? In welk stadium bevindt zich het
overleg over de exacte besteding?
Afronding
Voorzitter, ik rond af. Het is duidelijk dat mijn fractie moeite heeft
met een aantal belangrijke elementen van het voorliggende
wetsvoorstel, zoals het schrappen van de categoriale bijzondere
bijstand, de vormgeving van de langdurigheidstoeslag, het schrappen
van de vrijstelling van de sollicitatieplicht voor alleenstaande
ouders met kleine kinderen, het nog niet adequate objectief
verdeelmodel, de overhaaste invoering van het wetsvoorstel en bepaalde
bezuinigingsdoelstellingen. Ik wacht de antwoorden van de
staatssecretaris met belangstelling af.
---