Persbericht
PERS-2003-200
Den Haag, 28-08-2003
Compensatie BTW-heffing OV-contracten was al geregeld
De compensatie van decentrale overheden voor BTW-heffing op openbaar vervoersconcessies is reeds geregeld ten tijde van de voorbereidingen op de Wet personenvervoer 2000. De compensatie vindt plaats via de begroting van het ministerie van Verkeer en Waterstaat of via het BTW-compensatiefonds.
Hiermee leidt BTW-heffing over de vervoerscontracten dus niet tot aantasting van het voorzieningenniveau. Staatssecretaris Wijn van Financiën schrijft dit in antwoord op Kamervragen.
Hieronder zijn de antwoorden op de Kamervragen van de leden Hofstra, Aptroot, Van Haersma Buma en De Nerée tot Babberich over BTW-heffing over vervoerscontracten in het openbaar vervoer integraal opgenomen.
Vragen
---
Is het u bekend dat de Belastingdienst van mening is dat over de rijksbijdrage voor het OV, die door het rijk aan de decentrale overheden wordt uitgekeerd, die op hun beurt contracten sluiten met vervoerders, BTW moet worden geheven? Geldt dit ook voor openbaar vervoer dat zonder
aanbestedingsprocedure wordt uitgevoerd?
---
Is het waar dat de inspecteur van belasting te Utrecht van mening is dat openbaar vervoerbedrijven rechtstreeks een prestatie leveren aan de reizigers en niet aan de overheid, zodat BTW-compensatie via het BTW-compensatiefonds niet van toepassing kan zijn? Deelt u de mening dat compensatie uit
dit fonds niet mogelijk is en acht u dit wenselijk?
---
Op welke juridische basis denkt de belastingdienst BTW te gaan heffen en gaat dit gebeuren op alle subsidies die de overheid verstrekt?
---
Vanaf wanneer is de belastingdienst voornemens BTW te gaan heffen over de overheidsbijdrage aan het openbaar vervoer? Klopt het dat het hoge BTW-tarief van 19% zal worden toegepast?
---
Deelt u het standpunt van de belastingdienst Utrecht? Zo ja, waarom? Zo neen, welke stappen gaat u ondernemen om te voorkomen dat openbaar vervoerbedrijven BTW moeten gaan betalen over de overheidsbijdrage voor het openbaar vervoer?
---
Worden concessies op de contractsectorlijnen van het spoor BTW-plichtig?
---
Kunt u inzichtelijk maken om welke bedragen het mogelijk gaat? Kan zowel het totale bedrag aan BTW worden gegeven, dat hiermee gemoeid is, alsmede een overzicht van de bedragen per openbaar vervoermodaliteit (bus, tram, trein, metro en boot)? Op welke manier moeten de openbaar vervoerbedrijven
dit opvangen?
Antwoorden
1 t/m 5
Ingevolge de Wet personenvervoer 2000 zijn provincies, kaderwetgebieden en een aantal gemeenten verantwoordelijk voor het aan vervoerbedrijven verlenen van concessies voor het regionaal en lokaal openbaar vervoer. De bekostiging daarvan vindt geheel dan wel grotendeels plaats uit de
rijksbijdrage OV die het ministerie van Verkeer en Waterstaat aan provincies, kaderwetgebieden en een aantal gemeenten verstrekt. De verstrekking van deze rijksbijdrage aan de betrokken decentrale overheden geeft geen aanleiding tot BTW-heffing.
Bij het verlenen van concessies door decentrale overheden aan openbaarvervoerbedrijven kan BTW-heffing wel aan de orde zijn, ook als de concessieverlening zonder aanbesteding tot stand komt. Omdat enige jaren geleden al werd voorzien dat de Wet personenvervoer 2000 er toe zou leiden dat
BTW-heffing aan de orde zou komen bij het verlenen van concessies door decentrale overheden aan openbaarvervoerbedrijven, zijn daarover toen afspraken gemaakt tussen de ministeries van Verkeer en Waterstaat en Financiën. Die afspraken houden in dat eventuele BTW-heffing op
openbaarvervoerovereenkomsten en -concessies door het Rijk zal worden gecompenseerd. Deze compensatie aan de betrokken decentrale overheden zal plaatsvinden via het BTW-compensatiefonds, dan wel - indien het BTW-compensatiefonds daartoe geen mogelijkheid biedt - via de begroting van het
ministerie van Verkeer en Waterstaat. Het ministerie van Verkeer en Waterstaat wordt voor de eventuele compensatie via zijn begroting gecompenseerd door het ministerie van Financiën. (Gemeenten, provincies en kaderwetgebieden krijgen op grond van de Wet BTW-compensatiefonds compensatie voor
de door hen betaalde BTW, mits die aan hen in rekening is gebracht voor leveringen en diensten die aan hen zijn bewezen en ook door hen worden gebruikt voor handelingen als overheid casu quo als niet-BTW-ondernemer.)
In een tweetal situaties is BTW-heffing aan de orde. In de eerste plaats is dat het geval als de bijdrage die de concessieverlener aan het openbaarvervoerbedrijf verleent, in feite is aan te merken als een (deel van de) vergoeding voor een prestatie van dat bedrijf aan de reiziger. Hierbij geldt
dan het verlaagde BTW-tarief van 6 percent omdat deze prestatie van het openbaarvervoerbedrijf is aan te merken als het vervoer van personen. In die situatie biedt het BTW-compensatiefonds geen mogelijkheid tot compensatie omdat er sprake is van een prestatie aan de reizigers en niet aan de
betrokken decentrale overheid. Er zal echter, gelijk wij hiervóór hebben aangegeven, wel compensatie plaatsvinden via de begroting van het ministerie van Verkeer en Waterstaat.
In de tweede plaats is het mogelijk dat een openbaarvervoerbedrijf, naast het vervoer van personen, een afzonderlijke prestatie verricht jegens de decentrale overheid. In nogal wat situaties verplichten de openbaarvervoerbedrijven zich namelijk tegenover de decentrale overheid om - tegen
betaling - zorg te dragen voor openbaar vervoer op een afgesproken niveau. Ten aanzien van die prestatie geldt het algemene BTW-tarief van 19 percent. Omdat in deze situatie sprake is van een prestatie aan de betrokken decentrale overheid, die door deze wordt gebruikt in haar hoedanigheid van
overheid, komt deze BTW in aanmerking voor compensatie op de voet van de Wet op het BTW-compensatiefonds.
In welke gevallen BTW is verschuldigd, is uiteindelijk ter beoordeling aan de bevoegde belastinginspecteur. Deze heeft met de betrokken openbaarvervoerbedrijven inmiddels afspraken gemaakt over de door hen te overleggen informatie opdat kan worden beoordeeld of en zo ja, in welke gevallen BTW
is verschuldigd. Verder zal hij daarbij beoordelen wat het karakter is van de eventueel met BTW te belasten prestatie (vervoer van personen dan wel een andere prestatie). Deze beslissingen van de belastinginspecteur staan overigens los van de wijze waarop vervolgens door de rijksoverheid inhoud
wordt gegeven aan het hiervóór vermelde uitgangspunt dat de OV-concessieverleners zullen worden gecompenseerd voor de gevolgen van eventuele BTW-heffing over de aan de OV-concessies verbonden bijdragen.
---
De belastinginspecteur heeft al eerder uitgesproken dat de betrokken openbaarvervoerbedrijven over de vergoeding voor de contractsectorlijnen BTW in rekening moeten brengen (aan het ministerie van Verkeer en Waterstaat) . Het ministerie van Verkeer en Waterstaat wordt hiervoor door het
ministerie van Financiën gecompenseerd.
---
Uit het voorgaande blijkt dat de openbaarvervoerbedrijven, noch de concessieverleners een materieel nadeel zullen ondervinden van eventuele BTW-heffing, gezien de bestaande compensatieafspraken. Eventuele BTW-heffing leidt dus niet tot aantasting van het voorzieningenniveau in het openbaar
vervoer.
Ministerie van Financiën