26 aug 2003 -
Plenair debat Wet werk en bijstand
De VVD is enthousiast over het wetsvoorstel Werk en Bijstand. Zonder de
uitgangspunten exclusief te willen claimen, vinden wij het wetsvoorstel
uiterst liberaal. Eigen verantwoordelijkheid staat centraal. Geen
rechten, zonder plichten. De algemeen geldende verplichting tot
reïntegratie, waarvan alleen in individuele gevallen kan worden
afgeweken, spreekt ons zeer aan. "De mens staat centraal i.p.v. de
regels." (Tof Thissen) Wat kan deze persoon i.p.v. het sociale vangnet."
Het feit dat de hoogte van de uitkering wordt gekoppeld aan het betoonde
verantwoordelijkheidsbesef eveneens. Werk gaat voor uitkering. De VVD
onderschrijft deze uitgangspunten. Wij vinden het niet sociaal wanneer
mensen worden doodgeknuffeld in een uitkering. Opgesloten zijn in een
uitkering kan leiden tot sociale uitsluiting. Wat sociaal lijkt, kan
asociaal uitpakken. Wij verkiezen de warmte van een baan boven de kilte
van een uitkering. Wij zijn ervan overtuigd dat dit wetsvoorstel daar
een goede bijdrage aan levert. Dat neemt niet weg dat ook wij vinden dat
de inkomenswaarborg een kernfunctie van ons sociale vangnet moet blijven
voor hen die daar op zijn aangewezen.
26 augustus 2003
plenair debat Wet werk en bijstand.doc (62 kb)
Onderwerp: plenair debat Wet werk en bijstand
Woordvoerder: Frans Weekers (VVD)
Datum: 26 augustus 2003
Algemeen
De VVD is enthousiast over het wetsvoorstel Werk en Bijstand. Zonder de uitgangspunten exclusief te willen claimen, vinden wij het wetsvoorstel uiterst liberaal. Eigen verantwoordelijkheid staat centraal. Geen rechten, zonder plichten. De algemeen geldende verplichting tot reïntegratie, waarvan alleen in individuele gevallen kan worden afgeweken, spreekt ons zeer aan. "De mens staat centraal i.p.v. de regels." (Tof Thissen) Wat kan deze persoon i.p.v. het sociale vangnet." Het feit dat de hoogte van de uitkering wordt gekoppeld aan het betoonde verantwoordelijkheidsbesef eveneens. Werk gaat voor uitkering. De VVD onderschrijft deze uitgangspunten. Wij vinden het niet sociaal wanneer mensen worden doodgeknuffeld in een uitkering. Opgesloten zijn in een uitkering kan leiden tot sociale uitsluiting. Wat sociaal lijkt, kan asociaal uitpakken. Wij verkiezen de warmte van een baan boven de kilte van een uitkering. Wij zijn ervan overtuigd dat dit wetsvoorstel daar een goede bijdrage aan levert. Dat neemt niet weg dat ook wij vinden dat de inkomenswaarborg een kernfunctie van ons sociale vangnet moet blijven voor hen die daar op zijn aangewezen.
Doelstellingen wet
De doelstellingen van de VVD voor de WWB zijn in drie categorieën in te delen.
Met het oog op de WWB is de hoofdvraag voor de VVD-fractie of het nieuwe systeem ertoe leidt dat het aantal mensen met een uitkering en de totale uitkeringslasten dalen (schadelastbeperking). Een probleem hierbij zal zijn om te meten in hoeverre de daling is toe te rekenen aan het nieuwe bijstandssysteem en niet het gevolg is van conjuncturele ontwikkelingen of van ontwikkelingen die zich los van de WWB ook zouden hebben voorgedaan.
De tweede doelstelling betreft de doelmatigheid en effectiviteit van de bestedingen van het werkdeel. Hier moet het Ministerie pal bovenop zitten. Het gaat om veel geld (E 1,6 mld/jr). Belangrijk is dat dat goed wordt besteed. Op zichzelf staat de prikkelwerking in de goede richting. Maar het is wel de taak van de rijksoverheid om te controleren of deze prikkelwerking in de praktijk ook zo uitwerkt. Het is niet de bedoeling dat de besparingen in het inkomensdeel worden verhoogd door het aantal gesubsidieerde banen, gefinancierd vanuit het werkdeel, op te voeren (er zijn sociale diensten die dat werkelijk van plan zijn). In dat opzicht verbaast het mij dat het Ministerie niet voornemens is om doelstellingen te formuleren op het aantal gesubsidieerde banen (pagina 5 Nota nav Verslag). Ook is het bijvoorbeeld niet de bedoeling dat overschotten op het werkdeel ondoelmatig besteed worden, om te voorkomen dat het geld teruggaat naar het Ministerie.
De derde doelstelling betreft de ontbureaucratisering en het verminderen van de administratieve lasten bij het Rijk en bij de gemeenten. Een tentatief onderzoek door een of ander adviesbureau gaf aan dat het met name voor de gemeenten de vraag is in hoeverre de nieuw wet leidt tot administratieve lastenverlichting. Aangezien het verminderen van de lasten een belangrijke doelstelling is van het huidige kabinet ligt het in de rede om op dit onderwerp doelstellingen te formuleren en na te gaan via welke indicatoren de voorgang wordt gevolgd. Ik kom later op het punt van terugdringing van administratieve lasten terug.
De staatssecretaris mag geen enkel misverstand over de doelstellingen laten bestaan. Dat geeft helderheid aan het politieke en bestuurlijke proces. Ook kan er dan pas gericht informatie worden uitgevraagd en een voor sociale diensten werkbare situatie ontstaan. Die doelstellingen moeten concreet een meetbaar zijn. Dat is van belang om de effectiviteit van de wet te meten, maar is ook relevant om de informatiestroom tussen gemeenten en Rijk in te dammen.
Bijvoorbeeld: In de nota naar aanleiding van het verslag staat de voor het aantal gesubsidieerde banen niet een doelstelling wordt geformuleerd. Echter, het Ministerie wil daarover wel informatie uitvragen bij de gemeenten. Vraag is echter met welk doel het Ministerie deze informatie in dat geval wil gaan uitvragen. In de nota naar aanleiding van het verslag staat dat de staatssecretaris geen verantwoording gaat afleggen over het evenwichtig bedienen van doelgroepen met reïntegratie. Hij ziet dit als een gemeentelijke verantwoordelijkheid. Los van de vraag hoe gemeenten deze verantwoordelijkheid dan moeten invullen, blijkt dat het Ministerie wel allerlei kenmerken van personen wil gaan uitvragen. Ook dit leidt tot de vraag waar de staatssecretaris deze informatieuitvraag op baseert.
Categoriale bijstand
De VVD heeft zich de afgelopen jaren gestoord aan het feit dat steeds meer gemeenten via catagoriaal beleid aan inkomenspolitiek zijn gaan doen. Ook daar gold: wat sociaal lijkt, kan asociaal uitpakken. Veel gemeentelijke regelingen hebben geleid tot vergroting van de armoedeval. De VVD vindt het asociaal wanneer de overstap van een uitkering naar werk daardoor niet wordt beloond. Wij vinden dat inkomenspolitiek voorbehouden moet blijven aan het Rijk en dat de armoedeval moet worden bestreden. Dit is ook afgesproken in de strategisch- en hoofdlijnen akkoorden. Voor zover het de bijstand en de bijzondere bijstand betreft, is dat afdoende afgezekerd met dit wetsvoorstel nu categoriale regelingen onmogelijk worden gemaakt. De bijzondere bijstand gaat terug naar zijn oorspronkelijk karakter van individueel maatwerk. Daar waar het echt nodig is, springt de gemeente bij, en wel op basis van werkelijke kosten.
Ook is mijn fractie blij dat de categoriale ontheffing voor 57-plussers is afgeschaft. Ofschoon ook wij zien dat het met het klimmen der jaren moeilijker wordt een baan te vinden, willen wij geen algemene ontheffing van de sollicitatieplicht. Dat werkt stigmatiserend en draagt niet bij om leeftijdsdiscriminatie bij arbeid te bestrijden.
Individueel maatwerk staat centraal. Er wordt een einde gemaakt aan categoriale ontheffingen van de sollicitatieplicht zoals die thans nog geldt voor bijstandsmoeders met jonge kinderen. De VVD pleit hier al jaren voor. Niet alleen omdat ook voor hen geldt dat zij primair zelf verantwoordelijk zijn voor de voorziening in hun bestaan; maar ook omdat voorkomen moet worden dat door een te lange afwezigheid uit het arbeidsproces een te grote afstand tot de arbeidsmarkt ontstaat dat het vrijwel onmogelijk wordt om nog economisch onafhankelijk te worden. Onderzoek wijst uit dat als de werkloosheid langer dan twee jaar duurt, er een grote kans is op permanent verblijf in de uitkeringssituatie. Daar komt bij dat naarmate mensen langdurig van een minimum inkomen moeten rondkomen dit meer problemen geeft en de risico's op sociale uitsluiting toenemen. Daarmee kan een maatregel die sociaal lijkt, zoals een categoriale ontheffing voor bijstandsmoeders met jonge kinderen, uiteindelijk asociaal uitpakken. Wel vinden wij dat toereikende kinderopvang voorhanden moet zijn en dat goed gekeken moet worden naar de individuele situatie waarin het eenoudergezin zich bevindt. Voorkomen moet worden dat sociale problemen naar de toekomst worden verschoven. Wij achten het lokaal bestuur goed in staat om de juiste afweging te maken.
Niet voor niets is in de wet geregeld dat er dringende redenen kunnen zijn op grond waarvan het college van B&W kunnen besluiten iemand tijdelijk ontheffing te verlenen van de plicht algemeen geaccepteerde arbeid te aanvaarden. Niet voor niets staat in de wet dat zorgtaken als dringende reden kunnen worden aangemerkt. Daarbij is terecht geen leeftijdsgrens voor kinderen aangegeven. Kinderen van 10 kunnen in bepaalde omstandigheden harder de zorg van moeder of vader nodig hebben dan die van 3. Dit vereist echt individueel maatwerk! Bij hoge uitzondering vond ik overigens de volgende suggestie van Groen Links in het verslag wel een goeie: betrek de zorgplicht van vaders bij de beoordeling van de mogelijkheden tot het verrichten van betaald werk van de zorgende moeder. Ik vond de reactie van het kabinet daarop eerlijk gezegd onbevredigend. Dat mocht voor mij wel wat uitgebreider, al was het maar om een hint te geven aan gemeenten om dit aspect niet uit het oog te verliezen.
Algemeen geaccepteerde arbeid aanvaarden
De VVD is zeer ingenomen met het feit dat het begrip "passende arbeid" wordt vervangen door "algemeen geaccepteerde 'arbeid". Wij willen geen verdringingseffecten op de arbeidsmarkt, maar kunnen ook niet uitleggen waarom een student tijdens zijn studie wel in een kroeg kan werken, schoon kan maken of asperges kan steken, terwijl hij na afloop van zijn studie dat niet meer zou hoeven doen en in aanmerking zou kunnen komen voor een bijstandsuitkering. En dat terwijl nog steeds veel vakatures, met name seizoensarbeid, niet kunnen worden ingevuld. Ik vind het niet te begrijpen dat de werkloosheid, ook onder jongeren zo fors oploopt, terwijl ik in Limburg alleen maar zwarte nummerplaten heb aangetroffen afgelopen voorjaar. Auto's en busjes van Poolse arbeidskrachten in de land- en tuinbouw. De mentaliteit moet er een zijn van aanpakken, ook al is het voor een tijdje ver onder je niveau.
Uitsluitingsmogelijkheden en algemeen geaccepteerde arbeid
De gemeenten zouden meer armslag moeten hebben om mensen te kunnen uitsluiten van de uitkering of om ze te verplichten beschikbaar werk te accepteren. De huidige praktijk van de arbeidsplicht is in feite moeilijk op te leggen. Er moet een specifieke baan beschikbaar zijn en de betreffende werkgever moet aangeven dat hij bereid is de werkloze in dienst te nemen. Deze procedure geeft ruimte aan betrokkene om de zaak te traineren en ervoor te zorgen dat er geen enkele werkgever in hem of haar geïnteresseerd is. De uitkeringsgerechtigde kan tijdens het sollicitatiegesprek bijvoorbeeld dusdanig gedrag vertonen dat een zinvolle arbeidsrelatie niet mogelijk lijkt. Ik wordt vaak door werkgevers uit het midden en kleinbedrijf hierop gewezen. De vraag is op welke wijze de uitvoering de betrokkene toch kan dwingen om zijn eigen verantwoordelijkheid te nemen. Zou het niet mogelijk moeten zijn dat als er aantoonbaar voldoende arbeidsplaatsen beschikbaar zijn, de uitvoering meer verantwoordelijkheden bij het individu, gezond van lijf en lede, neerlegt door tijdelijk een uitkering te weigeren of als er na verloop van tijd geen werk gevonden is de uitkering voor langere of kortere tijd stop te zetten. Het weigeren van een uitkering voor sommige categorieën jongeren was destijds, vóór de verplichte intake bij het CWI, in sommige gemeenten staande praktijk.
Het bevreemdt nog steeds dat er in Nederland 1,5 mln mensen een uitkering ontvangen (WW+Abw+WAO) terwijl er sectoren zijn die schreeuwen om werknemers. Deze situatie doet zich met name voor in de seizoensindustrie. Ik sprak daar zojuist al over. Het gevolg is dat er jaarlijks grote groepen buitenlanders naar Nederland komen om geld te verdienen. De VVD-fractie is van mening dat mensen met een uitkering veel strenger dan nu op hun eigen verantwoordelijkheden moeten worden aangesproken. Uitgangspunt moet zijn dat mensen in hun eigen levensonderhoud voorzien. De invoering van het begrip algemeen geaccepteerde arbeid wordt door de VVD-fractie dan ook toegejuicht. Vervelend werk, tijdelijk werk of werk dat niet aansluit bij de genoten opleiding mogen geen reden meer zijn om niet aan het werk te gaan. Duurzame arbeid zoals geformuleerd in de memorie van toelichting is een mooi streven, maar het niet verkrijgen van duurzame arbeid mag nooit een reden zijn om niet uit de uitkering uit te stromen. Mensen kunnen ook in hun eigen levensonderhoud voorzien door middel van tijdelijk werk. Daar is niets mis mee. Bovendien biedt het bedrijfsleven ook tijdelijk werk aan. Het zou raar zijn als wij met zijn allen zouden besluiten dat het dan gaat om inferieure arbeid en dat de betreffende industrietakken blijkbaar maar moeten afsterven.
Er wordt wel gezegd dat de Grondwet zich verzet tegen de mogelijkheid om mensen van een uitkering uit te sluiten. Uitgaand van de letterlijke tekst van de Grondwet lijkt dat vreemd: "Nederlanders hier te lande, die niet in het bestaan kunnen voorzien, hebben een bij de wet te regelen recht op bijstand van overheidswege". Het gaat om de zinsnede "niet in hun bestaan kunnen voorzien". De vraag is hoe de overheid nagaat of iemand wel of niet in zijn bestaan kan voorzien en waar de bewijslast wordt neergelegd. Een gezond iemand in een ruime arbeidsmarkt kan toch in zijn eigen onderhoud voorzien en conform de Grondwet hoeft de overheid dan toch geen bijstand te verstrekken?
Aanpassing uitkering bij onvoldoende verantwoordelijkheidsbesef
De WWB biedt de mogelijkheid om de hoogte van de uitkering af te stemmen op het getoonde verantwoordelijkheidsbesef. De facto kan de gemeente iemand voor drie maanden uitsluiten van een uitkering (100% korting). Daarna moet de gemeente beoordelen of de korting langer wordt voortgezet of dat weer volledig recht op uitkering ontstaat. De vraag is of een periode in alle gevallen lang genoeg is. Wat is de juridische houdbaarheid als het college na drie maanden overweegt dat de misdraging dusdanig was dat een verlenging van de sanctie wenselijk is? Of kan het college slechts dan de sanctie voort zetten als na drie maanden nog steeds aantoonbaar sprake is van de misdraging? Verhoudt een sanctie van drie maanden zich tot jarenlange samenlevingsfraude? Is een sanctie van drie maanden voldoende als blijkt dat iemand zijn uitkering jarenlang rijkelijk heeft aangevuld met illegale hennepteelt? Een periode van drie maanden lijkt voor mensen die gepokt en gemazeld zijn in het 'beroep' als fraudeur relatief gemakkelijk te overbruggen. Dergelijke gedragingen zijn zeer laakbaar, vaak zijn ze in meer of mindere mate zichtbaar of merkbaar voor het publiek, waardoor het stelsel van sociale zekerheid ernstig wordt ondermijnd. Zeker als mensen vaker een sanctie opgelegd hebben gekregen zou overwogen moeten worden om ze veel langer dan drie maanden van het recht op een uitkering uit te sluiten. Er moet een duidelijk signaal van de overheid uitgaan dat de maatschappij van dat gedrag niet gediend is en niet van zins is dergelijke lieden financieel extra te ondersteunen.
In de voorbereiding op deze wet heb ik vele gesprekken gevoerd met mensen uit de dagelijkse praktijk van de sociale diensten. Waar ik van schrok is dat de principiële werkweigeraars nog steeds schijnen te bestaan. Zo kent Hengelo een groep van ongeveer 20 lastige klanten; hoger opgeleid; zeer wel in staat om te werken, maar dat toch om een of andere reden vertikken. Zij presteren het om te blijven paraciteren op het sociale vangnet van onze samenleving. Voor hen is de bijstand naar mijn stellige overtuiging niet bedoeld. Deze kleine groep is in staat een juridisch ambtenaar van de sociale dienst bijna full-time bezig te houden met bezwaar en beroepsprocedures. In Hengelo vormt deze groep 1% van het totale bestand. Navraag leert dat vele andere gemeenten vergelijkbare pappenheimers kennen. Extrapolerend kom je uit op een groep van over de duim genomen 3000 personen; een hele kleine groep dus, die zorgt voor een enorme werklast onder het motto: de staat mag mij onderhouden maar er weinig voor terug vragen. Dat moet en kan anders. Ik verwacht wat dat betreft veel van de nieuwe wet, de begripsomschrijving en de mogelijkheden die gemeenten hebben om mensen tot eigen verantwoordelijkheid te prikkelen. Het begrip "algemeen geaccepteerde arbeid" in combinatie met het afstemmingsartikel (18) waar in geval van verwijtbaarbaarheid en tekortschietend verantwoordelijkheidsbesef de uitkering kan worden gekort en zelfs op nul kan worden gesteld, voor een periode van maximaal drie maanden. De VVD vindt dat een goede zaak. De vraag is of dit voor notoire querulanten; mensen die consequent alle plichten aan hun laars lappen en procedure op procedure voeren - in het voorbeeld van Hengelo met zijn twintigen een ambtenaar full time weten bezig te houden - voldoende is. Datzelfde geldt voor diegene die zich jegens het college zeer ernstig misdraagt door bij herhaling op agressieve wijze intimideert. Mijn fractie vindt dat mensen in dit soort gevallen voor een tijdje hun recht op een uitkering hebben verwerkt. Ik heb dan ook een amendement ingedient om het college de bevoegdheid te geven nadat het een besluit tweemaal heeft heroverwogen, de termijn voor volgende heroverwegingen van dat besluit kan verlengen tot ten hoogste 12 maanden. Na twee waarschuwingen moet iemand een jaar van de bijstand kunnen worden uitgesloten. Ik verwacht niet dat hiervan veel gebruik gemaakt hoeft te worden, want ga ervan uit dat dit een voldoende stok achter de deur is om de notoire werkweigeraars en agressievelingen tot verantwoordelijkheidsbesef en normen en waarden te brengen.
Decentralisatie
Uitvoering en beleid moet zo dicht mogelijk bij de burger gebracht worden. Ook dat is een liberaal uitgangspunt. Met de wet Werk en Bijstand is er sprake van een verregaande mate van decentralisatie. Door de 100% budgettering middels een objectief verdeelmodel, voelen gemeenten de effecten van beleid ook in het huishoudboekje. Alleen al daarom, zal er lokaal veel aandacht zijn voor beperking van de instroom en bevordering van uitstroom uit de uitkering; fraudebeleid en efficiënte inrichting van de gemeentelijke sociale dienst.
Wij hebben gisteren uitvoerig over de financiele problematiek gesproken. Niet alleen over het macro- budget, maar ook over de verdeling van de koek. Aan het verdeelmodel zitten nog veel haken en ogen. Dat model moet nog verbeterd worden. We hebben daar gisteren goede afspraken over gemaakt met de Stas. Het laatste woord is hier echter nog niet over gezegd.
Er wordt fors gedereguleerd en ontbureaucratiseerd. Daar waar met een declaratiestelsel het ministerie en de inspecteurs van het IWI de gemeenten op de hielen moesten zitten, zal straks de gemeenteraad en de lokale rekenkamer als een bok op de haverkist moeten zitten. De VVD heeft veel vertrouwen in het lokaal bestuur. Wel vraag ik de staatssecretaris op welke wijze de gemeenteraden worden ondersteund in de nieuwe taken die ze krijgen. Op zichzelf zou de VNG hierin een rol kunnen spelen, maar ik heb niet de indruk dat daar veel activiteiten richting de Raden op stapel staan. Als het gaat om de verordenende bevoegdheid heeft de stas. in de nota al aangegeven dat er keuzemodellen worden verstrekt. Maar hoe wordt de toezicht en controle-attitude van de Raad bevordert op een terrein waar tot dusverre het Rijk alles tot in detail voorschreef en controleerde? Zijn raadsleden daar voldoende op toegerust? Welke mogelijkheden ziet de staatssecretaris om raadsleden daarin te ondersteunen en hen daartoe te stimuleren?
Over Bestrijding misbruik is niets geregeld. Er kan beleid op worden gezet, maar dat hoeft niet. Nu ziet mijn fractie wel dat de 100% budgettering uiteindelijk wel noopt tot een actief fraudebeleid, maar wij vrezen dat bij de invoering van de WWB daar nog onvoldoende aandacht voor bestaat bij de raad.
Uit recent onderzoek van de Inspectie Werk en Inkomen blijkt dat heel veel gemeenten grote problemen hebben met het controleren van bijstandsuitkeringen op woonwagenkampen, waar relatief veel mensen met een uitkering wonen.
De Inspectie constateert uit een onderzoek onder 29 gemeenten dat de controles op het vermogen en de woonvorm van de bijstandsklant in het geding zijn bij ongeveer de helft van de onderzochte gemeenten. Op de woonwagenkampen loopt het aantal bewoners met een bijstandsuitkering uiteen van 10 tot 80 procent.
Naast dat de rechtmatigheid van het verkrijgen van de bijstandsuitkering door de kamper aan twijfel onderhevig is, is ook de reïntegratie van deze uitkeringgerechtigde een punt van zorg.
Uit het onderzoek blijkt dat bijstandsklanten op woonwagenkampen nauwelijks weer aan de slag komen. Het hoogst aangetroffen percentage woonwagenbewoners met uitkering dat een baan heeft gekregen in het kader van de Wiw ligt volgens het onderzoek op 5 procent. Bij de ID- banen ligt dit zelfs maar op 3 procent.
Het merendeel van de onderzochte gemeenten geeft aan geen speciaal beleid te hebben voor kampers op dit punt.
De staatssecretaris heeft in reactie op het rapport aangegeven dat gemeenten direct aan de slag moeten om dit punt aan te pakken, dit mede gezien de nieuwe WWB en de grotere financiële verantwoordelijkheid die gemeenten gaan krijgen.
Ik vraag me echter af of gemeenten überhaupt nog aan fraudebeleid op dit punt gaan doen als zij dit vanwege de invoering van de WWB niet meer hoeven.
Om draagvlak onder de bevolking voor de sociale zekerheid te behouden en de bewustwording onder gemeenteraadsleden voor de zin van een actief bbeleid te bevorderen heb ik een amendement ingediend om de gemeenteraad in het kader van het financiële beheer te verplichten regels te stellen voor de bestrijding van het ten onrechte ontvangen van bijstand alsmede misbruik en oneigenlijk gebruik van de wet.
Let wel! Ik wil gemeenten ook niet voorschrijven hoe zij hun handhaving moeten organiseren. De opmerking die ik wel wil maken is dat het goed zou zijn wanneer er een uitwisseling zou plaatsvinden van "good and bad practices" en wanneer er onder gemeentelijke sociale diensten eens een onderzoekje zou worden gehouden met de vraag tegen welke belemmeringen zij aanlopen in de opsporing van fraude. Ik begrijp dat de koppeling van gegevens nog steeds vaak stuit op bezwaren in het kader van de privacywetgeving en dat nog steeds de samenwerking met arbeidsinspectie en fiscus niet altijd even soepel verloopt. Systematisch opsporingsonderzoek door koppeling van gegevens, bijvoorbeeld met die van de rijksdienst voor het wegverkeer of met het energiebedrijf, werkt beter dan het periodiek heronderzoek! Is de staatssecretaris bereid om een dergelijk onderzoekje uit te voeren en de bevindingen daarvan met de Kamer te bespreken?
Mijn fractie gaat het om de bewustwording bij de raad, direct al bij de invoering van de WWB. In de vormgeving van dat beleid is de gemeenteraad vrij. Wij willen gemeenten namelijk niet voorschrijven op welke wijze zij hun fraudebeleid dienen vorm te geven.
Dat brengt mij op de volgende vraag: Is het Mark Rutte menens met de decentralisatie van de bijstand?
De Wet werk en bijstand (WWB) heeft als doel om door de decentralisatie van de bijstand en het reïntegratiebeleid de bureaucratie fors terug te dringen en het aantal mensen dat afhankelijk is van een uitkering verder omlaag te brengen. Dat is alleen mogelijk als het Rijk daadwerkelijk op afstand wordt geplaatst. Daar is een forse herziening van het informatiebeleid en het rijkstoezicht voor nodig. Ik vraag mij af of de WWB op die onderdelen niet te kort schiet.
Wil de WWB slagen, dan moeten er wel harde garanties komen dat het Ministerie en het IWI op gepaste afstand komt te staan en dat de lokale democratie daadwerkelijk de ruimte krijgt om goed activeringsbeleid te ontwikkelen. Ook de Tweede Kamer zal zich de nodige zelfdiscipline moeten opleggen.
Op dit moment worden de sociale diensten horendol van alle statistieken die zij jaarlijks moeten aanleveren. Daarnaast worden er door het Rijk ook nog allerlei aanvullende onderzoeken uitgevoerd. Natuurlijk is er op landelijk niveau informatie nodig voor toezicht en beleid. De sociale diensten werken daar ook graag aan mee. Maar ze moeten wel weten waar ze aan toe zijn en de informatie moet beperkt blijven tot wat echt nodig is. Kan de Stas. toezeggen dat vóór de wet in werking treedt, samen met de VNG en Divosa een informatieformat wordt samengesteld opdat gemeenten vooraf weten aan welke informatievragen zij bloot staan.
SZW wil de informatie-uitvraag verminderen. Voor een deel zal dat ook lukken. Maar het systeem blijft ongewijzigd. Er zullen veel statistieken uitgevraagd blijven worden. De vraag is wat het nut is van al die statistieken. De praktijk is vaak dat er heel weinig mee gebeurt. De vraag is ook in hoeverre de beschikbare cijfers geschikt zijn voor evaluaties en onderzoek. Het is waarschijnlijk veel slimmer om enkele kerncijfers van gemeenten goed te volgen. Stel dat in een gemeente veel wordt bespaard op het inkomensdeel en er tegelijkertijd ook nog weinig wordt uitgegeven op het werkdeel. Dat geeft aanleiding om bij die gemeente uitgebreid te onderzoeken hoe dat goede resultaat is bereikt. De gemeente werkt natuurlijk mee op basis van vrijwilligheid, zeker als de kosten voor de gemeente worden gecompenseerd. De uitkomsten van een dergelijk onderzoek zijn veel interessanter dan allerlei landelijke statistieken, waaruit je vaak toch niet veel kunt concluderen. Andere gemeenten kunnen daar veel van leren en op die manier zelf hun bijstandsuitgaven omlaag brengen en doelmatig reïntegratiebeleid voeren. Wat moet je bijvoorbeeld met een cijfer dat het aantal scholingstrajecten aangeeft?
Zoals gezegd: De staatssecretaris wil de informatie-uitvraag fors verminderen. Als hem dat al lukt, zegt dat niets over de toekomst. Met Mark Rutte als Stas. heb ik daar wel vertrouwen in, maar wat als een geestverwante van mijn gewaardeerde collega mevrouw Noorman-Den Uyl aan het roer komt te staan? Ook voor dan wil ik graag garanties.
In de wet zit namelijk nog alle ruimte om te pas en te onpas, gericht en ongericht informatie uit te vragen. Nota bene op persoonsniveau! Het Ministerie en IWI kan dus nagaan of de cursus sneltypen de afstand tot de arbeidsmarkt van mevrouw Jansen uit Geldermalsen heeft verkleind. Ik vraag mij af of de informatiebehoefte van het Ministerie met het huidige wetsvoorstel wel in bedwang gehouden zal kunnen worden. Hoe kan de staatssecretaris dat garanderen?
Informatie en toezicht
Informatie en toezicht wordt in de wet bijna niet gewijzigd ten opzichte van de huidige wetgeving. Alle bevoegdheden van het Ministerie en van de IWI blijven grotendeels in tact. Dat is vreemd gezien de strekking van de WWB. Er worden wel allerlei toezeggingen gedaan in de nota nav het verslag en in de brief terzake van Inspecteur Generaal Kokhuis. Vraag is waarom er niet voor is gekozen om dat wettelijk vast te leggen.
Een ander punt van zorg is het rijkstoezicht. De sociale diensten zullen zich net als nu blijven inspannen voor een rechtmatige uitvoering en het Rijk zal een belangrijke rol blijven spelen bij het toezicht. Maar in de toekomst zal de landelijke Inspectie Werk en Inkomen terrein moeten prijsgeven aan het toezicht op lokaal niveau. In verband daarmee wordt het aantal medewerkers bij de landelijke inspectie nu al flink gereduceerd. Opnieuw worden de expansieve krachten van een organisatie onderschat en is het de vraag wat er materieel allemaal gaat veranderen. Toen de medewerker van een sociale dienst vroeg aan een inspecteur van het Rijk of hij vanwege de WWB minder vaak over de vloer zou komen, was het antwoord: "Nee; het zal allemaal zo'n vaart niet lopen! De IWI blijft langskomen om thematisch onderzoek en steekproeven uit te voeren." Als het het kabinet menens is met de WWB, moet het vertrouwen op de werking van de lokale democratie en in de wet laten opnemen dat de rijksinspectie alleen nog bij de sociale dienst kan binnenkomen als er sterke aanwijzingen zijn dat de betreffende gemeente er een bende van heeft gemaakt. In alle andere gevallen is het nergens voor nodig dat het IWI vrije toegang heeft tot de sociale dienst. Graag een reactie. Dat laat onverlet dat sociale diensten altijd bereid zullen blijven om op basis van vrijwilligheid mee te werken aan landelijk onderzoek.
Voorzitter! Gezien al hetgeen ik in het bovenstaande gezegd heb over decentralisatie, toezicht, informatieverstrekking en de administratieve lasten die daar bij komen kijken heb ik een amendement ingediend om artikel 78 WWB aan te vullen met de bepaling dat de Minister een beleidsplan opstelt dat het kader biedt waarbinnen hij de inlichtingen aan de gemeenten vraagt. In dit beleidsplan moet tevens opgenomen worden wat de administratieve lasten zijn voor de gemeenten als gevolg van de verschillende verzoeken om informatie van de Minister. Over de inhoud van het beleidsplan moet de Minister overleg voeren met de VNG
Meetbaarheid doelstellingen plus evaluatie
In de WWB staat dat het beleid en de uitvoering van gemeenten transparant moeten zijn. Wat wordt voorgeschreven voor de gemeenten, dient ook te gelden voor het Rijk zelf. In de WWB wordt gesproken over de 'doeltreffendheid van de wet'. Het is echter onduidelijk wat er precies onder de doeltreffendheid wordt verstaan. Laat staan dat duidelijk is op welke manier het Ministerie en het Parlement gaan meten of de doelen van de wet worden gerealiseerd. Zo staat in de wet dat "het reïntegratiebeleid evenwichtig moet zijn, zodat alle groepen met specifieke kenmerken daarin worden betrokken". Los van de vraag of dit een handige doelstelling is, staat er nergens wat onder "evenwichtig beleid" en "groepen met specifieke kenmerken" wordt verstaan. Kan de staatssecrataris dat toelichten en wil hij ook voor inwerkingtreding van de wet met een plan van aanpak komen voor de evaluatie?
Het is belangrijk dat er nu al afspraken worden gemaakt over de evaluatie van de WWB. Een belangrijke vraag is wat precies de doelen van de wet zijn en op welke wijze wordt gemeten in hoeverre die worden gerealiseerd. De WWB is voor een belangrijk deel gebaseerd op de aanbevelingen die zijn gedaan in het rapport Aan de Slag. De werkgroep heeft ook behartigenswaardige aanbevelingen gedaan over de evaluatie van beleid, waar de VVD-fractie zich graag bij zou willen aansluiten. In de nota naar aanleiding van het verslag wordt toegezegd dat mede naar aanleiding van de kamerbehandeling een plan van aanpak voor de evaluatie en de voortgangsrapportage wordt opgesteld. De vraag is wanneer het kabinet het plan van aanpak toestuurt aan de Kamer. De VVD-fractie wil hierover zo spoedig mogelijk in debat gaan met de staatssecretaris en vraagt zich af of dat nog dit jaar kan plaatsvinden. Ik wil overigens voorkomen dat het plan van aanpak tzt verwatert rond de begrotingsbehandeling SZW.
De werkgroep constateerde dat de diverse evaluaties van beleid op het terrein van de sociale zekerheid uit een aantal oogpunten te wensen overlaten. Vooral het inzicht in de effectiviteit van het beleid - in termen van de verhoging van uitstroomkansen naar regulier werk en de duurzaamheid van daarmee bereikte resultaten - ontbreekt vaak. De opzet van de evaluaties is veelal ook niet toereikend om de vraag te beantwoorden wat er zonder de beleidsinzet zou zijn gebeurd.
In het rapport wordt aanbevolen een eenduidiger onderzoeksmethodiek te ontwikkelen en ook een consequentere formulering te geven aan de na te streven doelstellingen van arbeidsmarktbeleid. Het eerste kan in samenspraak met de Planbureaus en de wetenschap gebeuren. Het tweede vraagt explicitering van doelstellingen aan de kant van het beleid. De werkgroep stelt voor het reïntegratiebeleid een duidelijke doelstelling te geven en de effectiviteit zoveel mogelijk af te meten 1º) aan de daadwerkelijke aanvaarding van regulier, nietgesubsidieerd werk, 2º) aan de vraag of de betrokkene na het verstrijken van enige tijd nog altijd aan de slag is en 3º) aan de vraag of de betrokkene zijn of haar inkomen na enige jaren door dat werk ook heeft weten te verbeteren.
Aanbestedingsplicht
In de WWB moeten gemeenten 80% van het reïntegratiebudget verplicht aanbesteden op de vrije reïntegratiemarkt. Destijds is hier uitgebreid over gediscussieerd bij Suwi. Het voorstel continueert de toen gemaakte afspraken. Terecht wordt door sommigen de vraag opgeworpen of de verplichte aanbesteding zich verhoudt tot de uitgangspunten van de WWB, waarbij het beleid wordt gedecentraliseerd en waarbij door de financiële prikkel in het inkomensdeel de gemeenten worden gestimuleerd om het werkdeel zo effectief en doelmatig mogelijk te besteden. Ik wil daarbij aantekenen dat naast belangen rond het inkomens- en werkdeel er ook andere belangen en afwegingen spelen spelen. Zo speelt in sommige steden de vraag of het werkdeel geïntegreerd met het inkomensdeel moet worden overgemaakt aan de sociale dienst of dat de budgetten gesplitst moeten worden overgemaakt aan respectievelijk de sociale dienst en de organisatie voor gesubsidieerde arbeid. (nu citeer ik Gerda Verburg:) "Op lokaal niveau is er vaak sprake van allerlei bestuurlijke relaties tussen instellingenwaardoor bij het verlenen van opdrachten andere overwegingen kunnen gelden dan "wie levert het beste resultaat". Om dat te doorbreken moeten sociale diensten hun reïntegratietrajecten verplicht aanbesteden." Het doorbreken van de integraliteit van werk en inkomen op lokaal niveau lijkt mij ongewenst. Het belang van het in stand houden van en het gunnen van een monopoliepositie aan het gemeentelijke reïntegratiebedrijf of het in leven houden van gemeentelijke welzijnsorganisaties gaat dan boven het belang om mensen met een uitkering zo snel mogelijk zelfredzaam te maken. De UWV's hebben inmiddels positieve resultaten bereikt door middel van verplichte aanbesteding van reïntegratietrajecten, terwijl veel publieke instellingen de gewenste uitstroom niet hebben gerealiseerd. Gemeenten zijn pas sedert 2002 verplicht aan te besteden. Daar zijn dus nog geen resultaten te melden, al hoor ik wel van diverse directeuren en wethouders Sociale Zaken dat de creativiteit behoorlijk is toegenomen. De VVD vindt dat de ontwikkeling van de private reïntegratiemarkt tot volle wasdom moet komen opdat gemeenten uiteindelijk tegen de scherpste condities kunnen inkopen.
Om de gemeenten extra te stimuleren om een goed reïntegratiebeleid te voeren en om te bevorderen dat er op transparante wijze besloten wordt om het één of andere reïntegratiebedrijf de reïntegratieopdracht te gunnen, stemt de VVD in met het voorstel van het kabinet en wil daarmee vasthouden aan de afspraken die destijds bij Suwi zijn gemaakt. Wel erkent de VVD dat een plotselinge invoering van de aanbestedingsplicht op lokaal niveau tot problemen kan leiden. De gemeentelijke reïntegratie-instellingen moeten zich goed op de nieuwe situatie, waarin zij moeten concurreren met bedrijven die reeds ervaring hebben op de vrije reïntegratiemarkt, kunnen voorbereiden.
Een complicatie doet zich wel voor bij de kleinere gemeenten. Het gaat daar soms om betrekkelijk kleine werkbudgetten. Bij een budget van E 0,2 mln/jr is er een vrije besteding van E 40.000 per jaar. Daar kan nog geen eigen trajectbemiddelaar voor in dienst gehouden worden. Ook kan het ondoelmatig zijn als voor slechts enkele trajecten uitgebreide aanbestedingsprocedures moeten worden gevolgd. Dit probleem zou kunnen worden opgelost door voor de aanbestedingsplicht een vrije bestedingsdrempel in te bouwen van bijvoorbeeld 100.000 of 200.000 euro per jaar, met in achtneming van de verhouding 80/20 op macro-niveau. De drempel geldt dan voor alle werkbudgetten tot E 1 mln/jr. Daarboven geldt dan de vrije besteding van maximaal 20% (of eigenlijk iets minder, omdat op macroniveau de 80/20 verhouding moet blijven gelden). Op die manier zouden de kleinere gemeenten erg geholpen zijn, terwijl het voor de grotere gemeenten een marginale verhoging betekent van het verplichte aanbestedingspercentage. De vraag is hoe de staatssecretaris hiertegen aankijkt en of hij een dergelijke drempelsystematiek dan wel een ander systeem waarbij de kleinere gemeenten minder belemmerd worden door de aanbestedingsplicht, te overwegen en in de AmvB te verwerken.
Tenslotte nog enkele korte aandachtspunten:
afhankelijkheidsrelatie gemeentelijke sociale dienst - CWI;
veel klachten over werking (of het gebrek daaraan) van CWI's. Snelheid en manier van werken laat te wensen over; intake's moeten door medewerkers van de sociale dienst worden overgedaan; gemeenten zijn wel budgetverantwoordelijk maar zitten niet aan de knoppen. Niet nu structuurdiscussie; wel over een jaar discussie of het dan werkt en of we er mee moeten doorgaan. Nota van wijziging brengt al enige verlichting, maar totale escape zou mogelijk moeten zijn als het in een bepaalde regio echt niet blijkt te werken; mediation/arbitrage. MONITOR-Cie?
vrijlatingsregeling; kan bepaling, als in traject zinvol; werkervaring?
persoonsgebondenbudget;
De VVD is vanuit de keuzevrijheid van mensen altijd een warm voorstander geweest van pgb's , een op de persoon toegesneden oplossing. Ik vraag de stas de pro's en contra's hiervan in het kader van de bijstandswet als het gaat om arbeidsreintegratie op een rijtje te zetten en de Kamer te informeren over de ervaringen hiermee in het land.
---- --
VVD