Persbericht
Immunisatie tegen tetanus bij verwonding
Wie een wond heeft die in contact is geweest met grond, bijvoorbeeld
door een val buiten, kan met tetanussporen besmet zijn. Maar toedienen
van een antistofpreparaat en/of tetanusvaccin is lang niet altijd
nodig, en ook niet kosteneffectief. Alleen voor specifieke groepen is
toedienen hiervan wel noodzakelijk. Dit schrijft de Gezondheidsraad in
een advies dat vandaag wordt aangeboden aan de minister van
Volksgezondheid, Welzijn en Sport.
Voor de volgende groepen adviseert de Gezondheidsraad om bij
verwonding te behandelen om zo tetanus te voorkomen:
1. personen voor wie vaccinatie langer dan tien jaar geleden is
(één dosis vaccin toedienen)
2. personen die niet of onvolledig zijn gevaccineerd
(antistofpreparaat geven en volledige vaccinatiereeks laten
doorlopen of vaccinatiereeks voltooien)
3. personen ouder dan 20 jaar die vermoedelijk gevaccineerd zijn
(één dosis vaccin toedienen)
4. vermoedelijk gevaccineerde mannen geboren voor 1936 en
vermoedelijk gevaccineerde vrouwen geboren voor 1950
(antistofpreparaat en één dosis vaccin toedienen)
5. personen met immuniteitsproblemen, zoals bijvoorbeeld mogelijk
is bij HIV-infectie (antistofpreparaat geven en volledige
vaccinatiereeks laten doorlopen).
Deze gerichte wijze van behandelen heeft een aantal voordelen. Ten
eerste hebben minder patiënten last van pijn en stijfheid als gevolg
van onnodige injecties. Een groot percentage van de Nederlandse
bevolking is namelijk al voldoende beschermd. Dankzij het
Rijksvaccinatieprogramma hebben veel mensen genoeg antistoffen tegen
tetanus, zodat bij besmetting geen ziekteverschijnselen optreden.
Ten tweede is deze aanpak voor de gezondheidszorg als geheel
kosteneffectiever. De Gezondheidsraad heeft daarbij als norm gebruikt
dat niet meer dan één miljoen injecties gegeven worden om één
ziektegeval te voorkomen. Met de voorgestelde aanpak wordt die norm
niet overschreden, terwijl hij toch adequate bescherming tegen tetanus
biedt.
Het advies is opgesteld door een commissie bestaande uit:
· prof. dr JA Knottnerus; Gezondheidsraad, Den Haag, voorzitter ·
prof. dr WJHM van den Bosch, hoogleraar huisartsgeneeskunde;
Katholieke Universiteit Nijmegen · prof. dr EHJHM Claassen, hoogleraar
cellulaire immunologie; Erasmus MC, Rotterdam · dr MAE Conyn- van
Spaendonck, hoofd afdeling epidemiologie infectieziekten;
Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, Bilthoven · prof. dr RA
Coutinho, hoogleraar epidemiologie en bestrijding van infectieziekten;
Universiteit van Amsterdam · prof. dr J Desmyter, emeritus hoogleraar
virologie; Universiteit Leuven (België) · prof. dr JAA
Hoogkamp-Korstanje, hoogleraar medische microbiologie; Katholieke
Universiteit Nijmegen · prof. dr J Huisman, emeritus hoogleraar
epidemiologie en bestrijding van infectieziekten; Rotterdam · prof. dr
JWM van der Meer, hoogleraar interne geneeskunde; Katholieke
Universiteit Nijmegen · prof. dr HJ Neijens, hoogleraar
kindergeneeskunde; Erasmus MC, Rotterdam · prof. dr J van der Noordaa,
emeritus hoogleraar virologie; Weesp · prof. dr ADME Osterhaus,
hoogleraar virologie; Erasmus MC, Rotterdam · Jl Paardekooper,
hygiënist; Den Haag · prof. dr EJ Ruitenberg, hoogleraar veterinaire
immunologie, Universiteit Utrecht · prof. dr HA Verbrugh, hoogleraar
medische microbiologie; Erasmus MC, Rotterdam · prof. dr M de Visser,
vice-voorzitter Gezondheidsraad, Den Haag · JK van Wijngaarden, arts;
Inspectie voor de Gezondheidszorg; Ministerie van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport, Den Haag, adviseur · drs J Sekhuis, arts,
Gezondheidsraad, Den Haag, secretaris
Nadere inhoudelijke inlichtingen verstrekt de heer drs J Sekhuis, tel.
(070) 340 5441, e-mail: j.sekhuis@gr.nl.
25 augustus 2003
Disclaimer
De Gezondheidsraad is lid van het International Network of Agencies
for Health Technology Assessment (INAHTA).
INAHTA bevordert de uitwisseling en samenwerking tussen de leden van
het netwerk.
Copyright 1902 - 2002 Gezondheidsraad ::