Uitspraak Rechtbank Amsterdam in zaak AI1331 Zaaknr: KG 03/1449
Bron: Rechtbank Amsterdam
Datum uitspraak: 21-08-2003
Datum publicatie: 21-08-2003
Soort zaak: civiel - civiel overig
Soort procedure: kort geding
Pee/MV
vonnis 21 augustus 2003
RECHTBANK IN HET ARRONDISSEMENT AMSTERDAM
VOORZIENINGENRECHTER IN KORT GEDING
VONNIS
i n d e z a a k m e t r o l n u m m e r KG 03/1449 Pee v a n:
(eiser), wonende te (woonplaats),
e i s e r bij dagvaarding van 8 juli 2003,
procureur mr. I.M.C.A. Reinders Folmer,
advocaat jhr. mr. R.E.P. de Ranitz te Den Haag,
t e g e n :
1. de stichting NEDERLANDSE PROGRAMMA STICHTING,
2. de vereniging OMROEPVERENIGING VARA,
beide gevestigd te Hilversum,
3. (gedaagde 3),
4. (gedaagde 4),
beiden wonende te (woonplaats),
procureur mr. R.S. Le Poole,
5. (gedaagde 5), wonende te Eemnes,
6. (gedaagde 6), wonende te (woonplaats),
procureur mr. J.G. Teulings,
g e d a a g d e n .
VERLOOP VAN DE PROCEDURE
Ter terechtzitting van 11 augustus 2003 heeft eiser, verder te noemen
(eiser) of (eiser) (eiser), gesteld en gevorderd overeenkomstig de in
fotokopie aan dit vonnis gehechte dagvaarding.
Gedaagden sub 1 tot en met 4 en gedaagden sub 5 en 6 hebben
afzonderlijk verweer gevoerd met conclusie tot weigering van de
gevraagde voorziening.
Na verder debat hebben partijen vonnis gevraagd welk vonnis is bepaald
op heden.
Gedaagden zullen in dit vonnis ook worden aangeduid als NPS, VARA,
(gedaagde), (gedaagde), (gedaagde) en (gedaagde). Gedaagden sub 1 tot
en met 4 zullen daarnaast gezamenlijk ook worden aangeduid als Zembla.
GRONDEN VAN DE BESLISSING
1. In dit vonnis wordt uitgegaan van de volgende feiten.
a. (eiser) is een internationaal bekende bergbeklimmer en
expeditieleider. Bovendien is hij bergfotograaf en schrijver van
artikelen en boeken over bergbeklimmen. Daar-naast verzorgt hij
lezingen, presentaties en trainingen, onder meer ten behoeve van het
bedrijfsleven. In 1981 heeft (eiser) deel uitgemaakt van een expeditie
naar de top van de in Pakistan gelegen berg Nanga Parbat. (eiser)
heeft, naar eigen zeggen, op 5 augustus 1981 de top van deze berg (op
8.125 meter hoogte) bereikt.
b. NPS en VARA produceren gezamenlijk het televisieprogramma Zembla.
Iedere aflevering van het programma Zembla besteedt in
documentairevorm aandacht aan één nieuwsonderwerp. (gedaagde) is als
regisseur en (gedaagde) is als journalist ver-bonden aan het programma
Zembla.
c. (gedaagde) is leraar Nederlands en auteur en uitgever van boeken
over bergsport. Hij is een van de auteurs van het standaardwerk
"Bergland. Een eeuw Nederlands Alpi-nisme" uit 2002. Hij was als
expeditielid onder meer betrokken bij een tweetal ex-pedities naar de
Mount Everest.
d. (gedaagde) is werkzaam als free-lance cameraman, met name ten
behoeve van nieuws- en documentaireprogramma's. In 1981 was (gedaagde)
als expeditielid en cameraman be-trokken bij de onder a genoemde
expeditie van (eiser) naar de Nanga Parbat.
e. In de aflevering van 4 mei van het tijdschrift Op Pad (een uitgave
van de ANWB) is een interview met (gedaagde) opgenomen. Dit interview
is van de hand van (betrokkene), hoofdredacteur van Op Pad. Het
interview wordt op de omslag aangekondigd met de woorden "Zijn
topklimmers topleugenaars?" en in de inhoudsopgave met "Bedrog in
bergsportland NL". In het interview uit (gedaagde) zijn twijfels over
de stelling van (eiser) dat hij in 1981 de top van de Nanga Parbat
heeft bereikt. Op Pad heeft te-vens op haar website een open brief van
(gedaagde) aan (eiser) gepubliceerd waarin (gedaagde) gedetailleerd
ingaat op een aantal, naar het oordeel van (gedaagde), tegenstrijdige
verkla-ringen die (eiser) in de loop der jaren heeft afgelegd om zijn
aanspraak (alsmede aan-spraken ten aanzien van een aantal andere
beklimmingen) te onderbouwen. (eiser) heeft vervolgens bij deze
rechtbank een kort geding aanhangig gemaakt tegen de ANWB, tegen
(bet(betrokkene) en tegen (gedaagde) waarin hij -kort gezegd-
rectificatie heeft gevorderd van de in Op Pad gedane uitlatingen
alsmede van de op de website van Op Pad gedane uitlatingen. Het kort
geding heeft op 14 mei 2003 plaatsgevon-den. De voorzieningenrechter
heeft op 6 juni 2003 vonnis gewezen. In dit vonnis (met rolnummer KG
03/951 OdC) zijn de gedaagden -kort gezegd- veroordeeld tot
rectificatie omdat hun beweringen zijn gebaseerd op een zwakke en zeer
aanvecht-bare argumentatie en bovendien omdat de sportieve prestatie
van (eiser) pas na circa 20 jaar ter discussie wordt gesteld.
f. Op 12 juni 2003 heeft Zembla een aflevering uitgezonden onder de
titel "Ruzie om de top". In deze aflevering is een aantal personen
(onder wie (gedaagde) en (gedaagde)) aan het woord gekomen. Het
programma is aangekondigd in het programmablad van de VARA. Door
(gedaagde) en (gedaagde) is in deze aankondiging onder meer het
vol-gende opgenomen:
"(...) De Nanga Parbat: een reusachtige col in de Himalaya en de
moeilijkste berg ter wereld. (...) (eiser) (eiser) was de eerste
Nederlander die uiteindelijk op de top stond. Althans, dat beweert
hij. Want vorige maand kwam voormalig expeditielid (gedaagde)
(gedaagde) met een onthutsende aantijging: (eiser) (eiser) zou de top
helemaal niet gehaald hebben. (gedaagde) deed anderhalf jaar onderzoek
en onderbouwde zijn verhaal met een dik rapport, waarin hij gehakt
maakt van (eiser)s heroïsche beklimming van de Nanga Parbat in 1981.
(eiser) stapte naar de rechter. Hij sprak van een boosaar-dige
verdraaiing van de feiten. Bovendien publiceerde hij een bijna even
dik ver-weerschrift. (...)
Het belangrijkste bewijs dat (gedaagde) (gedaagde) aanvoert is het
ontbreken van een topfoto. Bovendien zou het tijdschema niet kloppen
waarmee (eiser) (eiser) zegt solo de top beklommen te hebben. Dat zou
te snel zijn. Maar (eiser) (eiser) verdedigt zich met hand en tand
tegen de beschuldigingen. 'Waarom ineens na 22 jaar twijfel zaaien?
Het vroor 25 graden op de top en ik wilde mijn vingers niet laten
bevriezen, dan hadden ze eraf gemoeten. Er was geen zicht op de top,
dus een foto had geen zin. Het tijdschema is snel, maar de
omstandigheden waren gunstig en ik verkeerde in een topconditie.'
'Niemand twijfelde die dagen aan het verhaal van (eiser),' zegt
(gedaagde) nu, 'we waren vooral bezorgd om de mensen met zware
bevriezingen.' On-langs stonden de voormalige kameraden als twee
kemphanen voor de rechter. De vriendschap is verloren gegaan door de
steeds openlijker geuite twijfel van (gedaagde) (gedaagde). (...)
De verleidelijkheid te kunnen zeggen dat je een gevaarlijke berg hebt
bedwongen, ontketent eerzucht en doet misschien sommige klimmers
zwichten voor de leugen. Of is het de druk van de commercie? Zembla
reconstrueert met behulp van destijds ge-maakte film- en
geluidsopnamen, getuigenissen van collega-klimmers,
expeditiever-slagen en 3d-animaties de belangrijkste Nederlandse
prestaties van (eiser) (eiser) en (betrokkene). De vraag is of de
topclaims feit of fictie zijn. Uit de reconstructie blijkt dat de
bewering van (betrokkene) vrijwel onhoudbaar is. Dat blijkt uit
teruggevonden ge-luidsopnamen en uit getuigenissen van klimmers die de
top wél haalden. De waar-heid in de zaak (eiser) (eiser) is moeilijker
vast te stellen. De belangrijkste getuige, die meeklom tot 575 onder
de top, wil niet praten."
g. Het programma is tevens aangekondigd op de website van Zembla. Hier
is onder meer het volgende opgenomen:
"De meest gelauwerde Nederlandse bergbeklimmers zijn (betrokkene) en
(eiser) (eiser). Beiden worden ervan beschuldigd niet op de top te
hebben gestaan van bergen, waarvan ze zelf zeggen ze wel helemaal
beklommen te hebben. (...)
De controverses rond deze omstreden beklimmingen door Nederlandse
bergbeklim-mers worden uitgediept in de Zembla-documentaire 'Ruzie om
de top'.
h. In de betreffende aflevering van Zembla worden achtereenvolgens de
volgende onderwerpen aan de orde gesteld:
-een expeditie in 1982 van een groep Nederlandse klimmers (onder wie
(betrokkene) en (eiser) (eiser)) naar de top van de Mount Everest;
-een expeditie in 1984 van (betrokkene) met een groep bevriende
klimmers naar de top van de Mount Everest;
-een expeditie in 1992 van (eiser) (eiser) naar de top van de Mount
Everest; in dit verband wordt onder meer aandacht besteed aan het
overlijden van een van de deel-nemers aan een Indiase expeditie;
-de expeditie in 1981 van (eiser) (eiser) en (gedaagde) (gedaagde) (en
anderen) naar de Nanga Parbat; er wordt aandacht besteed aan
(betro(betrokkene), een van de expeditieleden, die ten tijde van de
expeditie met bevriezingsverschijnselen te kampen krijgt; verder wordt
er in het kader van de vraag waarom (eiser) (eiser) niet beschikt over
een topfoto aandacht besteed aan de pocketcamera die (gedaagde)
(gedaagde) een week voor de topbe-klimming aan (eiser) (eiser) heeft
uitgeleend; tot slot wordt aandacht besteed aan het tijdschema van de
laatste dag van de beklimming en aan een fotorolletje dat in 1976 is
verloren door een lid van een Oostenrijkse expeditie
((betr(betrokkene), die in de uitzending ook aan het woord komt) en
van welk rolletje (eiser) (eiser) beweert dat hij het op de top van de
Nanga Parbat heeft gevonden;
-de beklimming door (eiser) (eiser) van de Mount McKinley (Alaska) en
de ver-schillende routes die hij heeft geklommen op de Aconcagua
(Argentinië), de Broad Peak (op de grens tussen Pakistan en China) en
de Mittaghorn (Zwitserland);
-een expeditie in 1995 van onder meer (eiser) (eiser) en (betrokkene)
naar de K2 in het Himalaya-gebergte;
-een expeditie in 2002 van (betrokkene) naar de Mount Everest.
2. Thans vordert (eiser) samengevat:
a. gedaagden -op straffe van een dwangsom- te verbieden in de toekomst
-in welk medium dan ook- nogmaals uitlatingen te doen die identiek
zijn, dan wel inhoude-lijk gelijk zijn, aan de uitingen gedaan in de
betreffende uitzending van Zembla;
b. gedaagden -op straffe van een dwangsom- te bevelen in de eerste
uitzending van het seizoen 2003/2004 van Zembla in de eerste minuut
een still (zestig seconden) uit te zenden met de volgende rectificatie
(die tevens moet worden voorgelezen):
"Rectificatie (eiser) (eiser)
In de uitzending van 12 juni 2003, welke is herhaald op 13 juni 2003
hebben wij ge-suggereerd dat (eiser) (eiser) de Nanga Parbat-top niet
zou hebben gehaald. Tevens werden daar enkele andere uitlatingen over
(eiser) (eiser) gedaan omtrent andere beklimmingen. Deze beweringen in
het betreffende programma hebben wij tegen-over de betwisting door
(eiser) (eiser) niet hard kunnen maken. Alle uitlatingen ge-daan in
die uitzending vinden onvoldoende steun in de feiten. Bovendien waren
die beschuldigingen ook naar vorm onnodig grievend jegens (eiser)
(eiser). Wij hebben (eiser) (eiser) aldus te kort gedaan.
Bij vonnis van......2003 is het betreffende artikel door de
voorzieningenrechter in de Rechtbank te...onjuist en onrechtmatig
jegens (eiser) (eiser) bevonden en zijn wij veroordeeld tot het
plaatsen van deze rectificatie.
Omroepvereniging Vara
Hoofdredacteur Zembla
Researcher Zembla
Robert (gedaagde)
(gedaagde) (gedaagde)." ;
c. gedaagden -op straffe van dwangsommen- te bevelen bovenstaande
rectificatie eveneens als persbericht te doen uitgaan alsmede
beeldvullend te plaatsen (voor tenminste vier weken) op de website van
Zembla;
d. gedaagden te veroordelen tot betaling van de buitengerechtelijke
kosten, alsmede tot betaling van EUR 10.000,- als voorschot op de door
(eiser) geleden schade;
e. gedaagden te veroordelen in de kosten van dit geding.
3. Ter ondersteuning van zijn vordering voert (eiser) -samengevat- aan
dat de uitlatingen van en in Zembla onrechtmatig zijn jegens hem. De
uitzending -waaraan geen dege-lijk onderzoek ten grondslag heeft
gelegen- vormt een aantasting van de persoonlijke levenssfeer van
(eiser), van zijn eer en goede naam, en is als zodanig in strijd met
de zorgvuldigheid die gedaagden in het maatschappelijk verkeer jegens
(eiser) hebben te betrachten. Hierbij is van belang, aldus (eiser),
dat het vonnis van de voorzieningen-rechter van 6 juni 2003 mede is
uitgesproken tegen een van de geïnterviewden in Zembla, namelijk
(gedaagde). Zembla kende dit vonnis. Artikel 7 van de Grondwet
(pers-vrijheid) en artikel 10 van het EVRM (vrijheid van
meningsuiting) vormen voor Zembla geen rechtvaardigingsgrond. Blijkens
de dagvaarding volgt, naar de mening van (eiser), de onrechtmatigheid
uit de volgende acht punten:
a. er wordt gezegd dat (eiser) heeft gelogen over de beklimming van de
Nanga Parbat; tevens wordt gesuggereerd dat direct na de beklimming in
het openbaar twijfels zijn geuit over het bereiken van de top door
(eiser); dit is onjuist, bronnen uit 1981 laten die twijfel niet zien;
b. er wordt gesuggereerd dat (eiser) (betro(betrokkene) ten tijde van
de Nanga Parbat-expeditie met ernstige bevriezingsverschijnselen op de
berg heeft achtergelaten om zelf naar de top door te kunnen klimmen;
dit is onjuist omdat de bevriezingsverschijnselen zich bij
(betrokkene) openbaarden nadat (eiser) de top had beklommen; (eiser)
wordt dan ook als gevoelloos geportretteerd; de beelden van de
stervende Indiër, ten tijde van de Mount Everest-expeditie van 1992,
dragen hieraan bij;
c. de tijdrekening die (gedaagde) in de uitzending geeft over de
laatste dag van de be-klimming door (eiser) van de Nanga Parbat is
nergens op gebaseerd; hierdoor wordt ten onrechte gesuggereerd dat
(eiser) de top niet heeft gehaald;
d. (gedaagde) beweert in de uitzending dat (eiser) de pocketcamera die
(gedaagde) aan (eiser) ge-leend had mee had genomen naar de top; dit
is onjuist; er is ook geen enkele bron uit 1981 die suggereert dat dit
wel het geval was; (eiser) kon dus simpelweg geen topfoto nemen;
e. de beweringen van (betr(betrokkene) over het door (eiser) gevonden
fotorolletje zijn niet consistent; (betrokkene) verklaarde in 2002
schriftelijk zich niet te kunnen herinne-ren waar hij het rolletje had
verloren, in de uitzending verklaart hij dat hij denkt dat hij het
rolletje niet op de top heeft verloren; er zijn overigens voldoende
getuigen die beamen dat (eiser) al meteen in het late najaar van 1981
tegenover meerdere direct betrokkenen heeft verklaard het rolletje van
de top mee terug te hebben genomen;
f. over de beklimming van de Mittaghorn door (eiser) samen met
(gedaagde) wordt door (gedaagde) gesuggereerd dat (eiser) beweert de
route te hebben beklommen die in de litera-tuur bekend staat als de
'directe noordwestwand'; (eiser) en (gedaagde) maakten een gewo-ne,
maar volledige beklimming van de noordwand; het dispuut tussen (eiser)
en (gedaagde) gaat erover of je hun beklimming 'Mittaghorn-Nordwand'
mag noemen, maar niet, zoals in Zembla wordt beweerd, of (eiser) iets
heel anders heeft beklommen;
g. anders dan in Zembla wordt vermeld heeft (eiser) nooit beweerd dat
hij als eerste Nederlander of als eerste mens op de top van de Mount
McKinley heeft gestaan;
h. in Zembla wordt vermeld dat (eiser) is gevraagd om een weerwoord
tegen alle be-schuldigingen en uitlatingen gedaan in het programma;
dit is onjuist; (eiser) is enkel gevraagd naar een reactie op de Nanga
Parbat-beklimming; daarnaast heeft (eiser) aan een weerwoord de
voorwaarde gesteld eerst inzage in de aard van de beschuldigin-gen te
krijgen, alvorens hierover te beslissen; aan dit reële verlangen heeft
Zembla niet willen voldoen.
4. Zembla heeft als verweer -samengevat- het volgende aangevoerd. De
betreffende Zembla-uitzending is op zorgvuldige wijze tot stand
gekomen. Er is naar gestreefd zoveel mogelijk betrokkenen en
deskundigen in de uitzending aan het woord te la-ten, waarbij er wel
voor is gekozen -gezien het kort geding vonnis van 6 juni 2003- de rol
van (gedaagde) te minimaliseren. Het was ook uitdrukkelijk de
bedoeling dat (eiser) en (betrokkene) hun visie zouden geven; zij
hebben echter hun medewerking geweigerd. Verder heeft Zembla gepoogd
de overige leden van de expeditie van 1981 naar de Nanga Parbat voor
de camera te krijgen. Zembla beroept zich op de vrijheid van
meningsuiting die alleen dan mag worden beperkt indien is voldaan aan
de in artikel 10 lid 2 EVRM opgesomde voorwaarden, waarvan in dit
geval geen sprake is. Het gaat hier om een debat waar de media
aandacht aan moeten besteden. Zembla is hierbij het medium, niet de
bron. Bovendien zoekt (eiser) voortdurend zelf de publi-citeit; hij is
een 'public figure' waardoor hij een grotere tolerantie moet opbrengen
voor hetgeen over hem in de publiciteit komt. Tot slot wordt
aangevoerd dat het vonnis van 6 juni 2003 thans relevantie mist. Het
onrechtmatig bevonden artikel kent maar één bron ((gedaagde)) en de
schrijver van het artikel ((betrokkene)) heeft kennelijk geen enkele
vorm van wederhoor toegepast. Als gevolg van het vonnis is een aantal
uitspraken van (gedaagde) verwijderd. (De inhoud van) het vonnis van 6
juni 2003 wordt genoemd in de uitzending, hetgeen juist bijdraagt aan
de evenwichtigheid van de uitzending. Hetgeen door Zembla nog
specifiek over de acht volgens de dagvaarding onrechtmatige
onderwerpen wordt aangevoerd zal -voor zover van belang- hierna bij de
beoordeling van het geschil aan de orde komen.
5. (gedaagde) en (gedaagde) hebben -samengevat- het volgende verweer
gevoerd. Het is thans niet ongebruikelijk dat bergbeklimmers elkaars
prestaties, ook jaren na dato, onder de loep nemen. Zo is (eiser) zelf
betrokken (geweest) bij onderzoeken tegen (betrokkene) en
(betrokkene). Als de vorderingen van (eiser) zouden worden toegewezen,
zou dit betekenen dat het debat, voor zover het (eiser) betreft, in de
ban gaat. Nu (eiser) ook steeds zelf de openbaarheid heeft gezocht,
kan hij zich niet beroepen op het recht om met rust gelaten te worden;
(eiser) is nu eenmaal een publiek figuur. (gedaagde) en (gedaagde)
hebben in de Zembla-uitzending slechts uiting gegeven aan hun twijfel
en ongeloof. Bij (gedaagde) is de twijfel in 1997 ontstaan toen
(eiser) kwam met een gedeelte-lijk herschreven uitgave van het boek
'Klimmen'. Hierin droeg (eiser) plots extra be-wijs aan voor zijn
topbeklimming van de Nanga Parbat (namelijk het gevonden foto-rolletje
van (betrokkene)) en had hij gesleuteld aan zijn eerdere verslag,
hetgeen tot te-genstrijdigheden leidde. Dit wekte argwaan bij
(gedaagde): waar kwam het nieuwe bewijs vandaan, had (eiser) nu wel of
niet de pocketcamera bij zich, had hij nu wel of geen topfoto's
genomen? Daar komt bij dat (eiser) tegenstrijdige verklaringen ging
afleg-gen over een vlaggetje dat hij op de top heeft achtergelaten en
dat hij in 1983 of in 1984 van een andere klimmer zou hebben
teruggekregen. Uiteindelijk heeft dit alles -na een doorwrocht
onderzoek- geresulteerd in een open brief van (gedaagde) aan (eiser)
(en aan (betrokkene)). (eiser) is bij de totstandkoming van de brief
veelvuldig gehoord en zijn reacties zijn in de brief verwerkt.
Overigens hebben ook een aantal andere deskundi-gen twijfel over de
prestaties van (eiser). (gedaagde) en (gedaagde) hebben hun uitspraken
in Zembla gedaan in het belang van een correcte geschiedschrijving. De
uitspraken zijn niet onrechtmatig nu zij vooral zijn te kwalificeren
als persoonlijke meningen. Het zijn (niet lichtvaardige) verdenkingen
of uitingen van twijfel, verbazing en ongeloof. Uitsluitend feitelijke
beweringen kunnen worden gerectificeerd. In de uitzending zijn slechts
twee uitspraken van feitelijke aard gedaan. (gedaagde) heeft gezegd
dat (eiser) heeft gejokt over de Mittaghorn; (gedaagde) heeft hierin
aantoonbaar gelijk. (gedaagde) heeft gezegd dat (eiser) ten onrechte
heeft beweerd dat hij de eerste Nederlander zou zijn geweest op de
Mount McKinley. Uit publicaties over de Mount McKinley blijkt dat
(eiser) en/of zijn expeditiegenoten op zijn minst de suggestie hebben
gewekt dat zijn expeditie als eerste Nederlandse expeditie de top van
deze berg heeft bereikt. Dit is aantoonbaar onjuist. Als de claim al
niet uit de mond van (eiser) afkomstig zou zijn, dan is de
beschuldiging van (gedaagde), gezien de bedoelde publicaties, niet
lichtvaar-dig.
Beoordeling van het geschil:
6. Partijen hebben in dit geding uitvoerig en gedetailleerd
gedebatteerd over de vraag of de in Zembla over (eiser) gedane
uitlatingen al dan niet juist zijn. De vraag of de uitlatingen juist
zijn, staat in deze procedure echter niet centraal. Het gaat thans om
de vraag of de betreffende uitlatingen onrechtmatig zijn jegens
(eiser) en of dit valt toe te rekenen aan de makers van het programma
en/of aan degenen die in het pro-gramma aan het woord zijn gekomen. De
vraag of een uitlating onrechtmatig is, ligt in het spanningsveld
tussen het recht op vrijheid van meningsuiting enerzijds en het recht
op bescherming van de eer en goede naam en de persoonlijke levenssfeer
an-derzijds. Hierbij staan derhalve twee hoogwaardige maatschappelijke
belangen te-genover elkaar: aan de ene kant het belang dat individuele
burgers niet door publi-caties in de pers worden blootgesteld aan
lichtvaardige verdachtmakingen; aan de andere kant het belang dat men
zich (in het openbaar) kritisch, informerend, opinië-rend, of
waarschuwend moet kunnen uitlaten om te voorkomen dat door een gebrek
aan bekendheid bij het grote publiek, misstanden die de samenleving
raken kunnen blijven voortbestaan. Welke van deze belangen de doorslag
behoort te geven, hangt af van de in onderling verband te beschouwen
omstandigheden. De juistheid van de aantijgingen, althans de
feitelijke onderbouwing en de inkleding daarvan, vormt on-der meer een
omstandigheid die in de afweging van de hiervoor genoemde belangen
betrokken dient te worden. Een vordering tot rectificatie kan blijkens
artikel 6:167 BW worden toegewezen wanneer onrechtmatig is gehandeld
door een onjuiste of door onvolledigheid misleidende publicatie van
gegevens van feitelijke aard.
7. Door (eiser) is een videoband en door Zembla een transcriptie van
de betreffende Zembla-uitzending in het geding gebracht. Verder is
door (eiser) een aantal gewraakte citaten uit de uitzending in de
dagvaarding opgenomen. (eiser) heeft zijn standpunt dat door gedaagden
onrechtmatig is gehandeld gebaseerd op de in de dagvaarding opgenomen
lijst van acht punten zoals hierboven onder rechtsoverweging 3
weerge-geven. Deze lijst vormt derhalve het uitgangspunt bij de
beoordeling van de vraag of de Zembla-uitzending als onrechtmatig kan
worden gekwalificeerd.
8. Ten aanzien van Zembla (gedaagden 1 tot en met 4) wordt hierover
het volgende overwogen. Het eerste bezwaar van (eiser) richt zich
tegen de uitlating dat (eiser) gelo-gen zou hebben over de
topbeklimming van de Nanga Parbat in 1981; tevens zou worden
gesuggereerd dat er direct na de betreffende beklimming al in het
openbaar twijfels zouden zijn geuit. Op voorhand wordt hierover
geoordeeld dat Zembla niet onrechtmatig heeft gehandeld door in de
uitzending de topbeklimming ter discussie te stellen. Weliswaar heeft
de gewraakte beklimming 22 jaar geleden plaatsgevon-den, hetgeen voor
de verdediging van (eiser) bezwarend kan werken, echter er is in dit
verband aandacht besteed aan een actuele discussie, welk recht Zembla
als docu-mentaire-programma niet ontzegd kan worden. Het vonnis van 6
juni 2003 van de voorzieningenrechter in deze rechtbank is niet
gewezen tegen (een van) de gedaag-den sub 1 tot en met 4, waardoor zij
niet aan dit vonnis gebonden zijn. Van belang bij het oordeel dat
Zembla niet onrechtmatig heeft gehandeld is dat zij niet de bron maar
het medium is. (eiser) het oordeel van de voorzieningenrechter kan
thans niet gezegd worden dat Zembla hiermee journalistiek gezien
onjuist heeft gehandeld. De uitzending is niet zonder onderzoek vooraf
totstandgekomen en in de uitzending zijn verschillende betrokkenen en
deskundigen aan het woord gekomen. Eveneens heeft Zembla het beginsel
van hoor en wederhoor juist toegepast (waarover hieronder meer).
Zembla suggereert niet eenzijdig dat (eiser) gelogen heeft. In de
uitzending komen met name uitingen van twijfel en ongeloof naar voren
(gebaseerd op de tijd-rekening, de pocketcamera en het gevonden
fotorolletje) waarvan niet aanstonds ge-zegd kan worden dat zij van
elke grond onbloot zijn. De aantijgingen zijn niet licht-vaardig
geuit, nu zij naar het oordeel van de voorzieningenrechter zowel door
de makers van Zembla als door diegenen die in het programma aan het
woord komen voldoende feitelijk zijn onderbouwd. De code die geldt
(gold) dat bergbeklimmers op hun woord worden geloofd, dient gezien te
worden als een code die in beginsel slechts gold tussen bergbeklimmers
onderling en waaraan anderen (journalisten) dan ook niet zonder meer
gebonden zijn. Ook dit vormt derhalve geen argument waarom aan de
onderhavige discussie geen aandacht zou mogen worden besteed. Op de
be-tekenis van de code voor bergbeklimmers onderling wordt hierna nog
teruggeko-men. Het beroep dat (eiser) nog heeft gedaan op het recht
met rust gelaten te worden, maakt het oordeel dat Zembla niet
onrechtmatig heeft gehandeld niet anders. Terecht is immers aangevoerd
dat (eiser) een 'publiek figuur' is, die zelf herhaaldelijk de
pu-bliciteit heeft gezocht (onder meer waar het prestaties van
collega-bergbeklimmers betreft) en daarom meer tolerantie moet
opbrengen voor publicaties of uitlatingen over zijn persoon dan niet
in de publiciteit tredende personen. Door Zembla is ver-der terecht
aangevoerd dat in de uitzending niet wordt gesuggereerd dat er in 1981
al in het openbaar twijfels zijn geuit over de beklimming. Er wordt
slechts gezegd dat er in 1981 bij collega-klimmers al twijfels
bestonden, hetgeen in de uitzending door (gedaagde) wordt bevestigd.
(eiser) was hier blijkens een door hem gegeven interview in het
programma Barend & Witteman van 23 april 2003 ook van op de hoogte.
Het tweede bezwaar van (eiser) richt zich op het achterlaten van
(betro(betrokkene) ten tijde van de Nanga Parbat-beklimming. Hierover
wordt geoordeeld dat Zembla terecht heeft aangevoerd dat (eiser) bij
dit onderwerp niet genoemd wordt en dat evenmin wordt gezegd dat
bekend was dat (betrokkene) te kampen kreeg met ernstige
bevriezingsver-schijnselen voordat (eiser) de top beklom. Weliswaar
kan (eiser) worden nagegeven dat door de montage van het programma bij
sommige kijkers de indruk zou kunnen worden gewekt dat de
bevriezingsverschijnselen zich vóór de topbeklimming voor-deden,
echter deze indruk -mocht die al gewekt zijn- rechtvaardigt -hoewel
deze vorm van monteren niet fraai is- gelet op hetgeen hiervoor is
overwogen niet de conclusie dat Zembla hiermee onrechtmatig gehandeld
zou hebben. Hetzelfde kan worden gezegd over de beelden van de
stervende Indiër: ook hiermee zou bij som-mige kijkers de indruk
kunnen worden gewekt dat (eiser) een gevoelloos persoon is. Ook dit
rechtvaardigt echter niet de conclusie dat Zembla hiermee onrechtmatig
heeft gehandeld, te minder nu in de uitzending eveneens archiefbeelden
van (eiser) worden getoond waarop hij uitleg geeft over dit incident,
hetgeen als een rechtvaar-diging voor hetgeen gebeurd is (nagelaten
is) kan worden beschouwd. In zoverre geeft dit onderwerp een beeld van
de dilemma's waarop een klimexpeditie kan stui-ten. Over het derde tot
en met het zevende bezwaar van (eiser) wordt allereerst ge-oordeeld
dat het hier uitlatingen betreft die Zembla niet tot de hare maakt.
Steeds plaatst Zembla de gewraakte uitlatingen in een kader waardoor
voorkomen wordt dat een eenzijdig beeld ontstaat. Het derde bezwaar
betreft de tijdrekening van (gedaagde). (eiser) aanleiding hiervan
meldt de voice-over van Zembla: "(eiser) (eiser) be-strijdt dit. Hij
zegt dat hij veel vroeger is vertrokken, waardoor hij niet vijf uur
over de topbeklimming heeft kunnen doen, maar bijna acht uur.
Bovendien waren de om-standigheden gunstig." Het standpunt van (eiser)
is dus uitdrukkelijk vermeld, het-geen bijdraagt aan de
evenwichtigheid van de uitzending. Het vierde bezwaar richt zich op de
uitlating van (gedaagde) dat (eiser) tijdens de topbeklimming
beschikte over een pocketcamera. Zembla heeft in dit verband slechts
(juist) geciteerd uit een boek van de hand van (eiser) zelf waarin
letterlijk staat dat hij de pocketcamera in zijn jack droeg ten tijde
van de topbeklimming. Het vijfde bezwaar richt zich op de uitlatin-gen
van (betr(betrokkene) over het door (eiser) gevonden fotorolletje.
Hier is geen spra-ke van inconsistentie. (betrokkene) verklaart immers
-net als hij eerder heeft verklaard- dat hij niet weet waar hij het
rolletje heeft verloren. Al zouden de uitlatingen van (betrokkene)
overigens niet consistent zijn, dan nog valt niet in te zien waarom
Zembla onrechtmatig zou handelen door die uitspraken uit te zenden.
Het zesde bezwaar richt zich op de omstreden beklimming van de
Mittaghorn. Hierover is in de uitzen-ding alleen (gedaagde) aan het
woord geweest, hetgeen niet onzorgvuldig is omdat Zembla voor de
uitzending al wist dat (eiser) in een e-mail aan (gedaagde) had
toegegeven hiermee in de fout te zijn gegaan. (eiser) schrijft in de
betreffende e-mail: "Mittaghorn a la. Onzuiver van me." Het zevende
bezwaar richt zich op de omstreden beklimming van de Mount McKinley.
(gedaagde) zegt hierover dat (eiser) de bewering heeft gedaan dat hij
als eerste Nederlander op de top van deze berg heeft gestaan terwijl
dit aan-toonbaar onjuist is. Weliswaar is niet gebleken dat (eiser)
dit heeft beweerd, maar dit is onvoldoende om te oordelen dat Zembla
onrechtmatig jegens (eiser) heeft gehan-deld omdat gezien eerdere
publicaties (onder andere in De Telegraaf) wel de sug-gestie is gewekt
(naar alle waarschijnlijkheid door expeditiegenoten van (eiser)) dat
dit vanuit de expeditie is beweerd. Onder die omstandigheden stond het
Zembla vrij om (gedaagde) op dit punt aan het woord te laten. Het
achtste bezwaar van (eiser) richt zich op het ontbreken van een
weerwoord. Hierover wordt geoordeeld dat Zembla in dit geding
voldoende heeft aangetoond dat acht pogingen zijn gedaan om (eiser) in
de uitzending een weerwoord te geven en dat hierbij niet alleen is
gesproken over de Nanga Parbat. (eiser) stelde hierbij
(ongebruikelijke) voorwaarden vooraf, hetgeen op zich zijn goed recht
is, maar waardoor hij zich nu niet op het ontbreken van een weerwoord
kan beroepen.
9. Op grond van het bovenstaande dient de conclusie ten aanzien van de
gedaagden sub 1 tot en met 4 te zijn dat de onder rechtsoverweging 6
bedoelde belangenafweging in hun voordeel dient uit te vallen. Zembla
heeft dan ook niet onrechtmatig gehandeld jegens (eiser) zodat de
vorderingen jegens Zembla worden afgewezen.
10. Ook ten aanzien van (gedaagde) en (gedaagde) dient de in de
dagvaarding opgenomen lijst van acht punten het uitgangspunt te vormen
bij de vraag of zij onrechtmatig jegens (eiser) hebben gehandeld. Op
(gedaagde) is specifiek van toepassing het derde en het zevende
bezwaar (over de tijdrekening en de Mount McKinley); op (gedaagde) is
speci-fiek van toepassing het vierde en het vijfde bezwaar (over de
pocketcamera en over de Mittaghorn).
11. Vooropgesteld wordt dat een code als hiervoor besproken, namelijk
dat bergbe-klimmers elkaar op hun woord geloven over prestaties, niet
tot gevolg kan hebben dat indien (later) blijkt van feiten of
omstandigheden die tot twijfel kunnen leiden over de juistheid van een
door een klimmer gestelde prestatie die (nieuwe) feiten of
omstandigheden en de daaruit voortvloeiende twijfel niet meer in het
openbaar zou-den kunnen worden besproken. Dit zou immers betekenen dat
onjuistheden of on-waarheden niet meer aan de kaak zouden kunnen
worden gesteld, ook niet indien daarvoor aanwijzingen zouden zijn.
Daarbij mag wel worden verlangd dat twijfel over de eertijds op grond
van de code door bergbeklimmers aanvaarde prestaties niet lichtvaardig
wordt uitgesproken.
12. (gedaagde) heeft in de uitzending over de tijdrekening het
volgende gezegd: "De twijfel is ontstaan op het moment dat ze op
Schiphol aankwamen en ik lange tijd met (betrokkene) (het expeditielid
dat het verst met (eiser) is meegeklommen, vzr.) heb staan praten. Ik
dacht heel vaag, hier klopt iets niet. Je kunt uitrekenen wat mensen
klimmen in dat soort terrein, rond de 8000 meter. En als je
vergelijkbare expedities erbij haalt dan kom je op hele andere
getallen uit dan (eiser) (eiser) ont-wikkelt op die topdag. Dan is het
verschil onthutsend. Kienshofer 57 meter per uur, Messner broeders
(...) ook 57 meter per uur op die topdag. Bij (eiser) (eiser) kom ik
op ongeveer 110 meter per uur. Dat is natuurlijk een heel opvallend
verschil. Dat zou alleen maar kunnen als de omstandigheden heel erg
gunstig waren, dat waren ze niet, of dat ie in bloedvorm verkeerde,
wat ook niet het geval was". Gezien het-geen namens (gedaagde) over
zijn tijdrekening ter zitting nog naar voren is gebracht kan niet
gezegd worden dat deze aantijging, die overigens niet onnodig grievend
is en slechts als een uiting van twijfel en ongeloof kan worden
aangemerkt, lichtvaar-dig is gedaan. Het staat iemand als (gedaagde)
vrij zijn twijfel uit te spreken. De bere-kening is onder meer
gebaseerd op verslagen van (eiser) en van (betrokkene), hij heeft de
tijdrekening vergeleken met die van andere klimmers en ook zijn
opmerking over de omstandigheden waaronder (eiser) de beklimming heeft
gedaan is ontleend aan uitlatingen van (eiser) (en andere
expeditieleden).
13. De uitlating van (gedaagde) over de Mount McKinley betreft wel een
uitlating van feitelijke aard. (gedaagde) heeft in de uitzending
gezegd: "(eiser) (eiser) die kon 15 jaar geleden nog zeggen, ik ga als
eerste mens naar de koudste berg van de we-reld(...). Hij was helemaal
niet de eerste, hij was de zesde, maar er was helemaal niemand die hem
terugfloot. (...) Ik heb altijd grote bewondering voor (eiser)s
prestaties gehad. Ik heb alleen een hekel gekregen aan het gebral van
hem en dat overdrijven en het verdraaien van de werkelijkheid." Op
zichzelf is juist dat (eiser) zich door de uitspraak over de Mount
McKinley gegriefd kan voelen, nu niet is ge-bleken dat (eiser) de
genoemde beweringen ook daadwerkelijk heeft gedaan. De uit-spraak van
(gedaagde) is echter in de uitzending slechts van ondergeschikt
belang; hij heeft zijn uitspraak gedaan ter illustratie van zijn
standpunt dat in Nederland (te) weinig kennis aanwezig is over de
bergsport. Niet iedere onjuistheid in berichtge-ving levert een
onrechtmatige daad op. Zo is niet aannemelijk dat (eiser) van deze
terloopse opmerking schade heeft ondervonden of zal ondervinden. Onder
deze om-standigheden is rectificatie dan ook niet gerechtvaardigd.
14. (gedaagde) heeft over de pocketcamera het volgende gezegd: "Die
Nanga Parbat toen jij daar op die top stond was de belangrijkste dag
in je leven, het was de belangrijkste top in je leven en was ook het
belangrijkste moment in de geschiedenis van de Ne-derlandse klimsport,
als je op die top staat. Nou kan ik het niet geloven dat je dan niet
toch in het kwartier dat je boven bent geweest dat je dan niet de
discipline hebt kunnen opbrengen om een of twee fotootjes te maken, al
is het er maar een." Ook dit is een uitlating van twijfel en ongeloof.
Zou deze uitlating (gedaagde) worden ontzegd, dan zou dit een ernstige
inbreuk op zijn vrijheid van meningsuiting inhouden. De twijfel die
bij (gedaagde) leeft is overigens door (eiser) gevoed omdat hij in de
loop der tij-den verschillende verklaringen heeft afgelegd over de
vraag of hij de bewuste poc-ketcamera bij zich had en of hij hier al
dan niet foto's mee heeft gemaakt. In dit ver-band verwijst (gedaagde)
naar het boek 'Klimmen' van (eiser) uit 1981, naar de bewerkte
heruitgave van 'Op zoek naar evenwicht' uit 1997, naar de e-mail
correspondentie tussen (eiser) en (gedaagde) (die door (gedaagde) in
het geding is gebracht) en naar door hem met (eiser) gevoerde
gesprekken over deze kwestie. Uit de betreffende e-mails zou blijken
dat (eiser) op de top toch een viertal foto's rondom zou hebben
genomen, maar het fotorolletje is kwijtgeraakt. Op grond van dit alles
kan de bewuste aantijging van (gedaagde) niet lichtvaardig worden
geacht en kunnen de belangen van (eiser) niet in de weg staan aan de
vrijheid van (gedaagde) om zijn twijfels uit te spreken.
15. Verder heeft (gedaagde) in de uitzending gezegd: "Hij heeft ook
gejokt over de Mittaghorn in Zwitserland. Daar was ik zelf nota bene
bij en (...)". Ook deze aantijging is niet lichtvaardig gedaan, door
(eiser) is nu eenmaal toegegeven (zie onder rechtsoverwe-ging 8) dat
hij hiermee in de fout is gegaan.
16. De conclusie ten aanzien van (gedaagde) en (gedaagde) luidt dan
ook hetzelfde als de con-clusie ten aanzien van de overige gedaagden.
Het vonnis van de voorzieningenrech-ter van deze rechtbank van 6 juni
2003 staat hieraan -voor zover het (gedaagde) betreft- niet in de weg.
De gewraakte uitspraken van (gedaagde) zijn in dit geding voldoende
on-derbouwd en dienen thans op zich én in het kader van de
Zembla-uitzending te worden beoordeeld. Bovendien is door (gedaagde)
gesteld (en niet door (eiser) bestreden) dat de opname van het
interview met (gedaagde) heeft plaatsgevonden vóór 6 juni 2003
waardoor (gedaagde) nog niet gebonden was aan het vonnis van die
datum.
17. (eiser) zal als de in het ongelijk gestelde partij worden
veroordeeld in de kosten van dit geding aan de zijde van gedaagden
gevallen.
BESLISSING IN KORT GEDING
De voorzieningenrechter:
1. Weigert de gevraagde voorzieningen.
1. Veroordeelt (eiser) in de kosten van dit geding, tot heden aan de
zijde van gedaagden sub 1 tot en met 4 begroot op EUR 205,= wegens
vastrecht en op EUR 703,= aan salaris procureur en aan de zijde van
gedaagden sub 5 en 6 begroot op EUR 205,= wegens vastrecht en op EUR
703,= aan salaris procureur.
3. Verklaart deze kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Gewezen door mr. J.A.J. Peeters, vice-president van de rechtbank te
Amsterdam, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van donderdag
21 augustus 2003 , in tegen-woordigheid van de griffier.
Coll.:
(transparant.gif)