toetsing Thematische Medefinanciering ronde 2003
Kamerbrief over externe toetsing Thematische Medefinanciering ronde
2003
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Binnenhof 4
Den Haag
Directie Sociale en institutionele Ontwikkeling
Afdeling Maatschappelijke Organisaties
Bezuidenhoutseweg 67
Postbus 20061
2500 EB Den Haag
Datum
20 augustus 2003
Behandeld
Melle Leenstra
Kenmerk
DSI/MY-491/03
Telefoon
070-3484350
Blad
1/2
Fax
070-3484883
Bijlage(n)
---
E-Mail
Melle.leenstra@minbuza.nl
Betreft
Externe toetsting Thematische Medefinanciering ronde 2003
Zeer geachte voorzitter,
Graag bied ik u hierbij het rapport aan betreffende de externe
toetsing van de eerste ronde van het nieuwe subsidiesysteem
Thematische Medefinanciering (TMF).
Bij de aanbieding van het eerste beleidskader TMF (TK 27433, nr. 7)
werd gesteld dat er een extra controle op transparante besluitvorming
zou plaatsvinden. Het beleidskader voorziet, ten behoeve van deze
extra controle, in een externe referentiegroep. Deze wordt
samengesteld in overleg met de voor subsidie in aanmerking komende
organisaties en toetst jaarlijks de uitvoering van het Beleidskader
Thematische Medefinanciering op objectiviteit van keuzes. Gedurende
het algemeen overleg van 20 en 26 november 2002 (TK 27433, nr. 11),
naar aanleiding van het interdepartementaal beleidsonderzoek naar het
medefinancieringsprogramma, heb ik toegezegd het voorliggende rapport
aan te bieden.
Na consultatie van een vertegenwoordiging van TMF-organisaties werden
de Terms of Reference (TOR) voor deze externe referentie groep
vastgesteld. De TOR legt nadruk op een toetsing van de
beoordelingsprocedure van de ronde 2003. Deze externe toetsing werd
uitgevoerd door twee externe deskundigen op basis van een
dossierstudie en gesprekken met zowel betrokkenen binnen het
departement, als vertegenwoordigers van TMF-organisaties.
Het eindrapport spreekt haar waardering uit voor de transparantie van
het proces en voor de consistentie tussen de instrumenten
(Beleidskader, Aanvraagstramien en Beoordelingskader) die voor het
beoordelingsproces zijn ingezet. Bovendien geeft de externe
referentiegroep aan dat er signalen zijn dat de TMF-procedure een
stimulerende werking heeft op het streven van organisaties naar
kwaliteitsverbetering.
Hoewel de externe referentiegroep over het algemeen goed te spreken is
over de gekozen systematiek, signaleert zij een inconsistentie in de
beleidsmatige inkadering van het subsidiesysteem. Deze inconsistentie
is terug te voeren op het feit dat het systeem poogt verschillende
beleidsdoelstellingen met elkaar te verenigen. Enerzijds heeft het
subsidiesysteem het doel om via maatschappelijke organisaties bij te
dragen aan versterking van de civiele maatschappij in het Zuiden.
Anderzijds bundelt het TMF-systeem alle subsidiëring van particuliere
organisaties, waarvan de activiteiten bijdragen aan de uitvoering van
thematische beleidsprioriteiten. Deze beleidsmatige inkadering heeft
tenminste één knelpunt helder aan het licht gebracht: Het kader lijkt
de mogelijkheden van de betrokken themadirecties te verminderen om
gericht bij te dragen aan beleidsrelevante activiteiten van
(internationale) particuliere organisaties, daar waar deze niet
duidelijk gericht zijn op het versterken van de civiele maatschappij.
Deze inconsistentie heeft ook geleid tot spanningen in de verhouding
tussen het ministerie en de particuliere organisaties.
De externe referentiegroep acht het wenselijk om de beleidsdialoog ten
aanzien van het subsidiesysteem voort te zetten tussen Nederlandse
maatschappelijke organisaties die zich richten op structurele
armoedebestrijding en het ministerie. Dit om tot duidelijke en
duurzame afspraken te komen ten aanzien van wederzijdse ambities,
rollen en verantwoordelijkheden. Bovendien doet het rapport de
aanbeveling om hiernaast een meer thematische beleidsdialoog tussen
particuliere organisaties en het ministerie vorm te geven.
Het voorliggende rapport biedt goede aanknopingspunten voor het verder
inrichten van het gehele subsidiesysteem voor particuliere
organisaties die bijdragen aan structurele armoede bestrijding. Niet
alleen uit de ronde 2003-2006, ook uit de lopende ronde zijn bruikbare
lessen te trekken. Het komende najaar wordt op basis van deze lessen
het beleidskader TMF herzien. Dit kader zal dienst doen gedurende de
overgangsperiode tussen de huidige ronde en de mogelijke ontschotting
tussen TMF en het medefinacieringsprogramma, die zoals ik in mijn
brief van 15 mei 2003 (TK 27433, nr. 15) heb aangekondigd, op zijn
vroegst in 2007 uitgevoerd kan worden. Mede in dit licht kan dit
rapport een relevante inbreng leveren voor de consultaties die ik met
onze partnerorganisaties zal houden naar aanleiding van mijn brief
`Ontwikkelingssamenwerking in meerjarig perspectief' (TK 28600, nr.
65).
De Minister voor Ontwikkelingssamenwerking
A.M.A. van Ardenne-van der Hoeven
Ministerie van Buitenlandse Zaken