Aan de Voorzitter van de TweedeKamerderStaten-Generaal
Binnenhof4
Den Haag
- Directie Azië en Oceanië
Bezuidenhoutseweg 67
Postbus 20061
2500 EB Den Haag
Datum
- augustus 2003
Behandeld
- Arjen Kool
Kenmerk
- DAO-0473/03
Telefoon
- 070 348 4277
Blad
- 1/1
Fax
- 070 348 5323
Bijlage(n)
- 1
E-Mail
- arjen.kool@minbuza.nl
Betreft
- Beantwoording vragen vande leden Tjon-A-Ten en Koenders over de mogelijke afbouw van de bilaterale ontwikkelingssamenwerking met India
Graag - bied ik u hierbij, mede namens de Minister van Buitenlandse Zaken, de antwoorden op de schriftelijke vragen gesteld door - de leden- Tjon-A-Ten en Koenders aan over - de mogelijke afbouw van de bilaterale ontwikkelingsrelatie met India. Deze vragen werden ingezonden op 15 juli - met kenmerk - 2020314870.
De Minister voor Ontwikkelingssamenwerking,
A.M.A. van Ardenne- van der Hoeven
Antwoorden van mevrouw Van Ardenne-Van der Hoeven, Minister voor Ontwikkelingssamenwerking, mede namens de heer De Hoop Scheffer, Minister van Buitenlandse Zaken, op vragen van de leden Tjon-A-Ten en Koenders (beiden PvdA) over de mogelijke afbouw van de bilaterale ontwikkelingsrelatie met India.
Vraag 1
Wat verstaat u onder 'zorgvuldige afbouw en overdracht naar maatschappelijke en multinationale organisaties'? Kan de Kamer op korte termijn geïnformeerd worden over de termijnen waarin de afbouw zal gaan plaatsvinden, de criteria die hierbij gebruikt gekoppeld aan een overzicht van de projecten die het betreft, de wijze waarop de huidige verplichtingen worden overgedragen en de fondsen die hiervoor beschikbaar worden gesteld ?
Antwoord
Onder 'zorgvuldige' afbouw versta ik een afbouw die recht doet aan de oorspronkelijke programmadoelstellingen, kapitaalvernietiging vermijdt, duurzaamheid bevordert en de overige bilaterale betrekkingen met India geen schade toebrengt. Overdracht naar maatschappelijke en multinationale organisaties betekent onder andere dat bij dit soort organisaties gezocht wordt naar mogelijkheden om de financiering, monitoring en technische ondersteuning van programma's geheel of gedeeltelijk over te nemen.
De 39 activiteiten die vóór medio 2004 aflopen zullen qua looptijd en inhoud niet worden aangetast. De 21 activiteiten die een langere looptijd hebben zullen uiterlijk per ultimo 2005 zorgvuldig afgebouwd of overgedragen worden. Met de Indiase autoriteiten, andere donoren en de medefinancierings-organisaties zijn gesprekken gaande om activiteiten over te nemen. U zult nader worden geïnformeerd zodra hierover overeenstemming is bereikt. U zult dan eveneens worden geïnformeerd over de hiervoor
benodigde fondsen.
Vraag 2
Wat zijn tot op heden de 'lessons learned' ten aanzien van India, in het bijzonder wat betreft de uitgangspunten 'ownership' en 'partnership' ?
Antwoord
'Ownership' is een noodzakelijke voorwaarde voor ontwikkeling. In India is altijd al sprake geweest van een hoge mate van 'ownership' vanwege de sterke Indiase visie op de eigen ontwikkeling alsmede de grote competentie van partnerorganisaties. Het recente besluit van India beschouw ik dan ook als uiterste vorm van 'ownership' waarbij de regering zelf de volledige verantwoordelijkheid ter hand neemt.
Met betrekking tot 'partnership' kan worden gesteld dat hieraan op zowel nationaal- als deelstaat niveau vorm werd gegeven door middel van sectorale beleidsconsultaties. De meeste Nederlandse inspanningen waren gericht op bevordering van (strategische) 'partnerships' tussen lokale belanghebbenden (overheden, maatschappelijke -, private - en professionele instellingen).
Mede vanwege het hoge 'ownership' gehalte is de opbouw van 'partnerships' een langzaam en intensief proces geweest te meer daar dit zowel op nationaal- als deelstaatniveau plaatsvond. De Indiase autoriteiten hebben daarbij steeds waardering getoond voor de Nederlandse expertise en de specifieke benadering in de door Nederland ondersteunde sectoren.
Vraag 3
Welke impact hebben deze geleerde lessen op toekomstig te voeren beleid van Nederland ten aanzien van de ontwikkelingssamenwerking in het algemeen en in het bijzonder ten aanzien van de bilaterale ontwikkelingsrelatie met name betreffende de kosten van efficiency en effectiviteit van de hulp aan 'grote' ontwikkelingslanden zoals India ?
Antwoord
Ten opzichte van ontwikkelingssamenwerking in het algemeen wordt aan de hand van deze lessen bevestigd dat 'ownership' en 'partnership' niet alleen noodzakelijke voorwaarden zijn voor efficiëncy en effectiviteit van de hulp maar ook onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn. Vandaar dat ik met betrekking tot het Nederlandse ontwikkelingsbeleid sterk hecht aan beide begrippen.
Partnerschap houdt ook in dat er van Nederlandse zijde een duidelijke toegevoegde waarde moet zijn. Voor grote ontwikkelingslanden zoals India geldt bovendien dat keuzes gemaakt moeten worden om de effectiviteit van de hulp te maximaliseren. Beide aspecten (toegevoegde waarde en keuzes) zullen in het toekomstig beleid centraal komen te staan. Het gaat dus om meer dan geld alleen. (Zoals ook verwoord in mijn brief dd. 17 juni 2003, TK 28600 V, nr. 65).
---
Ministerie van Buitenlandse Zaken