Ministerie van Buitenlandse Zaken

Ministerie van BuitenlandseZaken
Postbus 20061
2500 EB 's-Gravenhage
Telefoon 070-3486486

Ministerie van Defensie
Postbus 20701
2500 ES 's-Gravenhage
Telefoon 070-3188188

Aan:
de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 4
's-Gravenhage

I.a.a.:
de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 22
's-Gravenhage

Uw briefUw kenmerkOns nummerDatum

DVB/CV- 235/03 augustus 2003

Geachte Voorzitter,

Op 6 juni jl. hebben de Minister van Buitenlandse Zaken, mede namens de Minister voor Ontwikkelingssamenwerking, en de Minister van Defensie het parlement geïnformeerd over het besluit van de regering tot deelneming met een mariniersbataljon en de daarbij behorende ondersteunende eenheden aan de multinationale stabilisatiemacht voor Irak. Met deze brief willen wij U informeren over de stand van zaken met betrekking tot ontwikkelingen in Irak en de Nederlandse deelneming aan de Stabilisation Force Iraq (SFIR) in de provincie al-Muthanna.

De Minister van Buitenlandse Zaken De Minister van Defensie

Mr. J. G. de Hoop Scheffer H. G. J. Kamp

De Minister voor Ontwikkelingssamenwerking

A. M. A. van Ardenne-van der Hoeven

Irak

Politieke ontwikkelingen-
Algemeen
Sinds de val van het regime van Saddam Hoessein verloopt de politieke en economische wederopbouw van Irak niet zonder aanzienlijke problemen. Jarenlange verwaarlozing van de infrastructuur, plunderingen op grote schaal en in mindere mate de oorlogsschade hebben een remmende werking op het herstel van elementaire voorzieningen en diensten aan de bevolking. Daar komt bij dat de veiligheidssituatie, vooral in de zogenaamde Soennitische driehoek ten westen en ten noorden van Bagdad tot aan het Koerdische gebied, veel te wensen overlaat. Humanitaire hulpverlening en economisch herstel worden hierdoor bemoeilijkt. Met name de onzekere veiligheidssituatie zorgt voor onvrede onder de Iraakse bevolking.

Een belangrijke ontwikkeling was recent de uitschakeling door Amerikaanse troepen van de zonen van Saddam Hussein, Uday en Qusay, in Mosul. Het is voor het Iraakse volk van psychologisch belang te beseffen dat het decennialange schrikbewind van Saddam Hoessein definitief voorbij is en dat het zijn eigen lot weer in handen kan nemen.

CPA en oprichting 'Iraqi Governing Council'
De Coalition Provisional Authority (CPA) heeft in samenwerking met de Speciale Vertegenwoordiger van SGVN voor Irak, Vieira de Mello, medio juli jl. een mijlpaal bereikt met de vorming van de "Iraqi Governing Council" (IGC). Deze Iraakse bestuursraad bestaat uit 25 vooraanstaande personen, en vormt een evenwichtige afspiegeling van alle etnische en religieuze groeperingen in Irak. De IGC zal onder meer ministers benoemen, het budget goedkeuren en voorbereidingen treffen voor de opstelling van een grondwet en het houden van verkiezingen. De CPA behoudt echter een vetorecht over de beslissingen van de IGC. De IGC zal in samenspraak met de CPA en de in belang toenemende VN-vertegenwoordiging reële bestuursmacht uitoefenen. Het presidentschap zal per maand rouleren onder negen leden (vijf Shi'ieten, twee Soennieten en twee Koerden), te beginnen met de Shi'iet Ibrahim Jafari. Tijdens de Raad voor Algemene Zaken en Externe Betrekkingen (RAZEB) van 17 juli jl. hebben de EU-lidstaten vastgesteld dat de vorming van de IGC een belangrijke eerste stap is in de richting van een internationaal erkende, representatieve regering, ingesteld door het Iraakse volk.

Ter implementatie van het nationale CPA-beleid op het gebied van de bestuurlijke en economische wederopbouw van Irak is de CPA voornemens in alle achttien Iraakse provincies zogenaamde "Governorate Teams" op te zetten. De "Governorate Teams" zullen de provinciale Iraakse gouverneurs vanaf oktober 2003 adviseren.

Bestuurlijke ontwikkelingen in de provincie al-MuthannaIn as-Samawah, de hoofdstad van de provincie al-Muthanna is inmiddels een interim-stadsbestuur benoemd. De belangrijkste taken van het interim-stadsbestuur zijn het aanpakken van de werkloosheid in as-Samawah, waarover de ontevredenheid onder de bevolking toeneemt, en het verbeteren van de basisvoorzieningen. Sjeik Sami, die na terugkeer in al-Muthanna in eerste instantie als tijdelijk burgemeester van as-Samawah was aangesteld, is nu de interim-gouverneur van de provincie. Een Britse vertegenwoordiger van de CPA is verantwoordelijk voor de bestuurlijke aangelegenheden in al-Muthanna.

Rol VN
De Speciale Vertegenwoordiger van SGVN Vieira De Mello ziet in resolutie 1483 een ruime en cruciale rol voor de VN weggelegd bij het herstel van de rechtsorde, het verlenen van basisdiensten en de opbouw van Iraakse instituties. Hij heeft zich opgesteld achter de totstandkoming van de IGC en bevordert een goede samenwerking tussen VN en CPA.

Vooral bij de Verenigde Staten en het Verenigd Koninkrijk is een tendens waar te nemen naar aanvaarding van een grotere betrokkenheid van de internationale gemeenschap bij de oplossing van de problemen in Irak. In de eerste plaats houdt dat een erkenning in van de politieke en economische deskundigheid van de VN in post-conflict situaties. Dit vindt een positief onthaal in de VN-Veiligheidsraad en bij een groeiend aantal landen, met name ook EU-landen. Ook bestaat de behoefte om de tegenvallende financiële lasten te delen en meer landen te betrekken bij de stabilisatie en wederopbouw van het land. Tijdens een bijeenkomst van de VN-Veiligheidsraad op 22 juli jl. bleek in hoge mate overeenstemming te bestaan over snelle terugkeer naar een soeverein Irak, de uitwerking van een tijdpad voor de opstelling van een constitutie, het organiseren van verkiezingen, het beëindigen van de militaire bezetting en uiteindelijk het vertrek van de CPA, zoals uiteengezet in het rapport van de Secretaris Generaal (S/2003/715).De VN-Veiligheidsraad heeft op 14 augustus jl. op Amerikaans initiatief met 14 voorstemmen en 1 onthouding (Syrië) een resolutie aanvaard waarin de instelling van de Iraakse 'Governing Council' wordt verwelkomd en de 'United Nations Assistance Mission for Iraq' wordt ingesteld ter ondersteuning van de Secretaris-Generaal van de VN bij de uitoefening van zijn mandaat onder VR-resolutie 1483.

Humanitaire aspecten en wederopbouw

Humanitaire situatie

In geheel Irak blijft veiligheid een belangrijk punt van zorg. Recent heeft het International Committee of the Red Cross (ICRC) een tweede medewerker in Irak verloren. Het ICRC heeft na het incident al zijn operaties tijdelijk stop gezet. Eerder dit jaar werd een ICRC-medewerker in Bagdad dodelijk getroffen in een vuurgevecht tussen Iraakse soldaten en coalitietroepen. Daarnaast vond recent een medewerker van de International Organisation for Migration (IOM) de dood. Zeker nu humanitaire werkers ook zelf doelwit worden in een reeks van incidenten zal de VN net als het ICRC nagaan of het aantal humanitaire medewerkers niet omlaag kan. Voor een afgerond oordeel over de oorzaak van deze gebeurtenissen achten de humanitaire organisaties het nog te vroeg.

Naast veiligheid zijn de basis publieke voorzieningen zoals toevoer van water en elektriciteit, de inzameling van afval en het gezondheidssysteem nog steeds deels buiten gebruik of in slechte staat. Dit maakt de bevolking kwetsbaar. Tijdens de presentatie van het herziene humanitaire appeal op 23 juni jl. werd door de VN naar voren gebracht dat de belangrijkste humanitaire noden in Irak grotendeels het gevolg zijn van een combinatie van vooroorlogse kwesties (onder meer sancties, slecht beheer van opbrengsten van de fossiele brandstoffen) en de plunderingen en anarchie die ontstonden na het gewapend ingrijpen door de coalitie. De periode van het gewapende ingrijpen zelf heeft minder dan verwacht een negatieve weerslag gehad op de humanitaire situatie.

De VN rekenen op het uitfaseren van de humanitaire hulpverlening aan het einde van 2003. Voor een succesvolle transitie van humanitaire hulp naar wederopbouw moet echter worden geïnvesteerd in de opbouw van de capaciteit van de IGC en de lokale interim autoriteiten. Ondanks het feit dat 90 procent van het nieuwe appeal (was USD 2, 2 miljard) is gefinancierd zijn de laatste tien procent van zeer groot belang. Het tekort bedraagt USD 258 miljoen. Dit is een derde van het totale non-food deel van het appeal. Noden liggen met name op gebied van basisgezondheidszorg, water, sanitatie, onderwijs, ontmijning, herstel van belangrijke infrastructuur en humanitaire coördinatie. Het voedselgedeelte van het appeal is reeds geheel gefinancierd door giften en door vrijgekomen fondsen uit het Olie-voor-Voedsel programma. In de leverantie van het benodigde voedsel is voorzien tot eind oktober, waarna de VN ervan uitgaan dat de CPA en het Development Fund for Iraq (DFI) de financiering zullen overnemen.

De Minister voor Ontwikkelingssamenwerking heeft recent 300.000 euro extra beschikbaar gesteld ten behoeve van mijnenruimingsactiviteiten van de United Nations Mine Action Service (UNMAS). In Irak vallen veel burgerslachtoffers door mijnen (met name in Noord-Irak en aan de grens met Iran) en door onveilig achtergelaten munitievoorraden en blindgangers. Het probleem is met name in Centraal- en Zuid-Irak nog onvoldoende in kaart gebracht. Het aantal slachtoffers onder de bevolking is schrikbarend gestegen sinds beëindiging van het conflict in april 2003. Nederland steunde reeds enkele jaren mijnenruiming door de Mines Advisory Group (MAG) in Noord-Irak. In Centraal- en Zuid-Irak heeft Nederland nog geen bijdrage aan mijnenruiming gegeven. Het door Nederland ondersteunde programma zal zich in de praktijk met name richten op Centraal en Zuid-Irak. Dit omdat in Noord-Irak reeds langer mijnenruimingsactiviteiten plaatsvinden met onder andere gelden uit het Olie voor Voedselprogramma.

Distributie door het Wereld Voedselprogramma (WFP) vindt over het hele land op efficiënte wijze plaats door middel van het Public Distribution System zoals destijds opgericht in het kader van het Olie-Voor-Voedsel programma. De gezondheidszorg is weliswaar in bijna het gehele land operationeel, maar functioneert thans slechts op halve capaciteit. Om de elektriciteits- en watervoorziening in de toekomst veilig te stellen worden de technische capaciteiten van het personeel verbeterd om het onderhoud zelf te kunnen uitvoeren.

Vluchtelingen en ontheemden
In Irak bevinden zich gemeenschappen van Iraanse, Iraans-Koerdische, en Turks-Koerdische vluchtelingen. Na de val van het Baath-regime zijn daar Palestijnse en Syrische vluchtelingen bijgekomen. Hun situatie is na de val van het regime aanzienlijk verslechterd. UNHCR probeert vluchtelingen waar mogelijk zoveel mogelijk te repatriëren naar de landen van herkomst. Personen voor wie dit niet mogelijk is, zullen onder de bescherming van UNHCR blijven.

In totaal willen naar schatting 700.000 Irakezen terugkeren naar hun oorspronkelijke woonplaatsen. Dit betreft circa 500.000 vluchtelingen in de landen rondom Irak en ruim 200.000 interne ontheemden. De organisatie van die terugkeer en het verzorgen van de benodigde inbedding in de samenleving zonder dat dit nieuwe sociale spanningen oproept, vereist aandacht van de VN. UNHCR heeft voor de facilitering van de terugkeer zijn capaciteit in Irak uitgebreid van negen naar vijftig medewerkers. De eerste groepen vluchtelingen zijn inmiddels teruggekeerd vanuit Dubai en Saoedi-Arabië. In de komende maanden zullen naar verwachting nog enkele duizenden Irakezen uit de diverse landen in de regio terugkeren.

Vanuit West-Europa keren op kleine schaal individuen op eigen initiatief terug naar Irak. UNHCR acht thans de tijd nog niet rijp voor grootschalige terugkeer vanuit West-Europa. Op 27 juni 2003 heeft het Kabinet besloten tot een vertrek- en besluitmoratorium tot 1 februari 2004 voor asielzoekers van Iraakse nationaliteit.

Wederopbouw-
De noodzaak tot wederopbouw van de Iraakse economie, (sociale) infrastructuur en overheidsstructuren is nog onverminderd hoog. Verbetering van de veiligheidssituatie is daarvoor van essentieel belang, zowel voor de Iraakse bevolking als voor hulpverleners. De onzekere veiligheidssituatie vormt een ernstige belemmering voor ontwikkelingsinspanningen in het land. Vooral vrouwen hebben hieronder te lijden.

Het is zaak dat de Iraakse bevolking zo snel mogelijk positieve veranderingen kan zien en daadwerkelijk een groot aandeel neemt ('ownership') in de reconstructie van en zijn bestuursstructuren. De inbreng van de lokale bevolking en haar perceptie van de noden zouden zwaar moeten meewegen bij de inzet van internationale fondsen voor wederopbouw.

Momenteel is in internationaal verband overleg gaande over de modaliteiten van een donorconferentie voor Irak die gepland is voor oktober dit jaar. Tijdens deze conferentie zal naast het bestaande Development Fund for Iraq waarschijnlijk een multilateraal fonds worden opgezet dat beheerd zal worden door de VN. Ter voorbereiding op de donorconferentie zullen in de komende maanden 'needs assessments' onder leiding van de Wereldbank en de Verenigde Naties worden uitgevoerd. Via de Europese Unie, die vertegenwoordigd is in de kerngroep die de conferentie voorbereidt, kan Nederland een bijdrage leveren aan en invloed uitoefenen op de doelstellingen en opzet van de conferentie. Vroegtijdige en langdurige betrokkenheid van de internationale gemeenschap bij het wederopbouwproces in Irak is van cruciaal belang. Hoewel Nederland geen OS-middelen beschikbaar stelt voor de wederopbouw van Irak, zal actief worden deelgenomen aan discussies die in internationale fora over dit onderwerp worden gevoerd.

Op basis van de notitie 'wederopbouw na conflict' en ervaringen uit andere wederopbouwprocessen staat voor Nederland met betrekking tot wederopbouw een aantal uitgangspunten centraal:

De bevolking en haar vertegenwoordigers zijn zelf het best in staat de noodzakelijke prioriteiten te stellen en deze in te bedden in de specifieke politieke en sociaal-economische context. In dit licht ziet Nederland een belangrijke taak weggelegd voor de Iraakse 'Governing Council' en staat zij achter de nadruk die de Speciale Vertegenwoordiger van de VN, Vieira De Mello, legt op de leidende rol die de Iraakse 'Governing Council' zou moeten spelen in de politieke inrichting van Irak. Indien de Iraakse 'Governing Council' aangeeft technische assistentie op prijs te stellen kan bekeken worden of Nederland deze op specifieke terreinen zal kunnen leveren.

Het inzetten van Iraakse overheids- en particuliere instellingen impliceert een minder dominante aanwezigheid van buitenlandse hulporganisaties, en zal leiden tot minder marktverstoringen die het wederopbouwproces kunnen bemoeilijken.

Een multilateraal trustfund, zoals waarschijnlijk opgezet zal worden tijdens de donorconferentie, is een geschikt financieel instrument om de proliferatie van op zichzelf staande projecten en de daarbij behorende fragmentatie van middelen te voorkomen.

Hervorming Iraakse veiligheidsstructuren
Na de ontbinding van de Iraakse strijdkrachten door Paul Bremer in mei jl., waardoor ongeveer 200.000 Irakezen hun baan en inkomen kwijtraakten, is de CPA begonnen met de opbouw van een nieuw Iraaks leger (New Iraqi Army). Er zijn recruteringscentra voor de landmacht opgericht in Arbil, Bagdad, Basra en Mosul. In Basra is een begin gemaakt met de opbouw van de Iraakse marine. Voor de luchtmacht wordt nog niet gerecruteerd. De CPA streeft er naar het Iraakse leger binnen twee jaar uit te breiden tot drie divisies, in totaal ongeveer 45.000 manschappen. Dit aantal ligt beduidend lager dan het aantal van 1 miljoen manschappen in de periode van 1980 tot en met 1991 of de 400.000 militairen die Irak nog telde vlak voor de Amerikaanse militaire interventie. De voormalige indeling in vijf legerkorpsen zal niet herleven. Voormalige medewerkers van de veiligheids- en inlichtingendiensten en van de Republikeinse en Speciale Republikeinse Garde zijn van recrutering uitgesloten. Naar verwachting zal de 'Governing Council' spoedig een minister van Defensie benoemen die dit ministerie kan opbouwen.

Hervorming politie

In de nasleep van de militaire zege van de coalitietroepen in april jl. heeft de Iraakse politieorganisatie opgehouden te bestaan. De daarop volgende wetteloosheid en daarmee samenhangende plunderingen en geweldsmisdrijven onderstreepten de noodzaak van het wederopzetten van een Iraakse politieorganisatie. Omstreeks 15 augustus aanstaande zal onder leiding van de Amerikaanse oud-politiecommissaris Bernard Kerik op verschillende politieacademies in Irak worden begonnen met de opleiding van politieagenten ten behoeve van het nieuwe Iraakse politiekorps. Voorzien is de komende twee jaar 30.000 tot 35.000 politieagenten op te leiden ten behoeve van het nieuwe politiekorps dat uiteindelijk zal bestaan uit 65.000 tot 70.000 man. In algemene zin bevindt de hervorming van de Iraakse politieorganisatie zich nog in de beginfase.

In juli 2003 is een Britse politieofficier aangesteld als commandant van de politiekorpsen in Zuid-Irak. Hierdoor kregen de vorming en de professionalisering van de politiekorpsen in Zuid-Irak een impuls. In al deze provincies is een begin gemaakt met de vorming van het nieuwe Iraakse politiekorps. Er zijn provinciale politiecommandanten aangesteld, politiebureaus worden opgeknapt en er wordt op lokaal niveau basistraining gegeven. In de provincie al-Muthanna is tijdens het commando van de Verenigde Staten reeds een begin gemaakt met een nieuwe politieorganisatie.

Veiligheidssituatie-
Algemeen-
Tussen de diverse delen van Irak bestaan grote verschillen in de mate van stabiliteit en veiligheid. In Centraal-Irak, in de zogeheten 'soenni-driehoek', vormen bijna dagelijkse aanslagen tegen Amerikaanse militaire eenheden een aanhoudende bron van zorg. De daders kunnen terugvallen op de plaatselijke bevolking die vreest de decennialange genoten politieke en economische privileges te zullen verliezen.

De controverses in Mosul en Kirkuk tussen de aanwezige etnisch-religieuze groeperingen duren weliswaar voort, maar tot grootschalige geweldsincidenten heeft dit niet geleid. Onlangs zijn in de omgeving van Mosul echter enkele aanslagen op Amerikaanse militairen gepleegd.

Zuid-Irak

In Zuid-Irak zijn shi'ietische politieke groeperingen druk doende hun aanhang te vergroten en hun invloed op lokaal, regionaal en nationaal niveau te doen gelden. Door middel van besprekingen tussen vertegenwoordigers van de verschillende shi'ietische organisaties wordt getracht om onderlinge geweldsincidenten te voorkomen. In de afgelopen weken hebben functionarissen van de grotere partijen zoals SCIRI, Al-Da'awa, de Sadr-beweging en adviseurs van de invloedrijke religieuze leider Al-Sistani elkaar een aantal malen ontmoet. Vooralsnog lijken deze initiatieven, die gesteund worden door Iran, redelijk succesvol te zijn.

In de provincies Maysan en Basra stijgt echter het aantal incidenten waarbij coalitie-eenheden en eenheden van SFIR betrokken zijn. Zo zijn op 9 en 10 augustus in Basra op verschillende plaatsen rellen uitgebroken, waarbij zeker vijf doden en vele gewonden vielen. De rellen zijn veroorzaakt door onvrede over de voortdurende problemen met de voorziening van water, elektriciteit en brandstof voor de bevolking. Op 14 augustus zijn in Basra twee aanslagen gepleegd op Britse voertuigen waarbij één Britse militair om het leven kwam en een aantal gewonden viel.

al-Muthanna-
De situatie in al-Muthanna is vergeleken met de rest van Irak relatief rustig en stabiel. Het gebied is te kwalificeren als rustigste provincie in de Britse sector van SFIR. In al-Muthanna zijn vanwege brandstoftekorten geregeld demonstraties, maar deze zijn tot nu toe zonder geweld verlopen. Sinds begin mei heeft zich een aantal incidenten voorgedaan, onder andere de beschietingen van een Amerikaans konvooi en van een Amerikaanse militaire politiepatrouille. Een Nederlandse patrouille was onlangs verwikkeld in een schietpartij met een lokaal opererende gewapende criminele bende. Dergelijke incidenten kunnen in de toekomst vaker voorkomen.

Er is een geleidelijk toenemende dreiging van vooral kleinschalige terroristische aanslagen in de vorm van beschietingen en bomaanslagen tegen de coalitie-eenheden en de eenheden van SFIR. Ondanks de diverse operaties van de coalitie-eenheden die zijn gericht op het bestrijden van gewapende anti-coalitie elementen lijkt de intensiteit van de aanslagen en de gerichte acties tegen coalitie-eenheden op termijn verder te escaleren. Dit resulteert in een complexe veiligheidssituatie, die voor diverse delen van Irak sterk verschilt. In al-Muthanna is het echter relatief rustig. De verwachting is vooralsnog dat deze situatie zo zal blijven, zolang de situatie in Irak als geheel niet verder verslechtert.

Nederlandse militaire bijdrage-
Aankomst in het operatiegebied en commando-overdracht Op 1 augustus 2003 nam het Nederlandse contingent met het mariniersbataljon het commando over van zijn Amerikaanse voorgangers. Tegelijkertijd werd het Nederlandse bataljon onder het commando van de Britse divisie gesteld. Met deze handelingen zijn alle toegezegde eenheden onder commando van de Multinationale Divisie South East (MND SE) gebracht.

Het totale Nederlandse contingent telt thans ongeveer 1.170 militairen. Alle operationele en ondersteunende eenheden zijn ondergebracht in een detachement, dat bestaat uit drie elementen. Het betreft de bataljonstaakgroep die rondom het mariniersbataljon is geformeerd en de ondersteunende elementen, te weten het National Support Element voor de logistiek en het helikopterdetachement voor luchttransport en medische afvoer. Het derde element van het contingent is het contigentscommando, dat een onafhankelijke rol vervult in het operatiegebied, als oren en ogen van de chef Defensiestaf. Bij het contingentscommando zijn in logistieke zin Nederlandse militairen ondergebracht, die elders voor de coalitie-eenheden of SFIR in Irak werkzaam zijn. Dit betreft de negen militairen die door Nederland op verzoek zijn bijgedragen aan de Combined Joint Task Force 7, het operationele hoofdkwartier van de coalitie-eenheden en SFIR in Bagdad. Hiervan is er thans één in Bagdad en de rest nog in opleiding. Voorts betreft dit zeven militairen in het door de NAVO ondersteunde hoofdkwartier van het Poolse divisievak (MND CS), dat zich in Babylon bevindt. Deze laatsten hebben voorafgaand aan de uitzending samen met Poolse militairen een voorbereidend programma doorgelopen.

Op verzoek van het Verenigd Koninkrijk heeft Nederland een eenheid van bataljonsgrootte bijgedragen aan SFIR. De sterkte van de Nederlandse eenheid is toegesneden op de uit te voeren werkzaamheden in het operatiegebied. Het Nederlandse contingent is in verschillende plaatsen werkzaam. De hoofdmoot van de bataljonstaakgroep is tijdelijk ondergebracht bij een spoorwegemplacement nabij as-Samawah. Dit betreft de bataljonsstaf, een compagnie mariniers en het veldhospitaal (Field Dressing Station). Tevens zijn hier het militaire politiedetachement van de Koninklijke marechaussee, de geniecompagnie en het explosievenopruimingsdetachement ondergebracht. Een tweede marinierscompagnie is gelegerd in ar-Rumaythah, een dorp dertig kilometer ten noorden van as-Samawah. De derde marinierscompagnie wordt binnenkort gestationeerd bij al-Khidr, ten oosten van as-Samawah. Op deze plaats was er geen Amerikaanse eenheid om af te lossen. Er kon derhalve geen locatie van hen worden overgenomen, waardoor het gereedmaken van de locatie voor het onderbrengen van de Nederlandse militairen meer tijd kost.

Het National Support Element is gestationeerd in Shaiba, in de buurt van Basra. De aan- en afvoerlijnen van het Nederlandse contingent lopen door het zuidelijk deel van Irak, zodat deze locatie voor het NSE voor de hand ligt. Het contingentscommando is hier tevens gestationeerd. Het helikopterdetachement is ondergebracht bij de Amerikaanse luchtmachtbasis in Thalil.

Een klein deel van de Nederlanders verblijft nog in het transitiekamp. Het merendeel van het materieel voor verdere ondersteuning en inrichting van het operatiegebied is verplaatst van Koeweit naar de diverse bestemmingen in Irak. De opbouw van de diverse compounds vordert gestaag, zodat naar verwachting rond 15 augustus de eerste eenheden hierin gelegerd kunnen worden.

Nederland zal een aantal militaire adviseurs aanstellen bij het "Governorate Team" in de provincie al-Muthanna, het operatiegebied van het Nederlandse bataljon. De aanstelling van deze adviseurs komt de uitvoering van de militaire opdracht door het Nederlandse bataljon ten goede. Zij zullen fungeren als contactpersonen tussen het "Governorate Team" enerzijds en het Nederlands bataljon anderzijds en komen onder bevel van de bataljonscommandant te staan.

De overname van het operatiegebied is verlopen in goede samenwerking met de Amerikaanse eenheid, waarbij gezamenlijk het gehele gebied is verkend. In de aanloop naar de overname hebben zich geen grote problemen voorgedaan. Wel zijn in deze periode ongeveer 120 militairen besmet geraakt met een virusinfectie. Dit heeft echter geen nadelige invloed gehad op het verloop van de operatie. De besmette militairen zijn opgenomen in de ziekenboeg. Na 30 juli zijn er geen nieuwe besmettingen geconstateerd. De militairen zijn inmiddels weer inzetbaar. Sinds 1 augustus voeren zij hun operationele werkzaamheden uit. Er worden zowel overdag als 's nachts patrouilles uitgevoerd in het inzetgebied. Onlangs werden Nederlandse militairen ingezet voor ondersteuning bij een actie tegen de openlijke handel in vuurwapens. Daarnaast vervullen zij bewaking- en beveiligingstaken. Militairen van de Koninklijke marechaussee ondersteunen in concrete zin de opbouw van een geloofwaardige politiemacht in het land. Daartoe begeleiden zij onder meer Iraakse politiepatrouilles.

Verkorting van de uitzendduur

Tijdens het Algemeen Overleg met de Tweede Kamer op 25 juni jl. naar aanleiding van het besluit tot deelneming is onder andere de uitzendduur besproken. Daarbij kwam aan de orde dat er redenen kunnen zijn de uitzendduur te verkorten. Inmiddels is gebleken dat de omstandigheden in het operatiegebied, in het bijzonder de extreme hitte in combinatie met stof en zand dat voortdurend overal doorheen dringt, een uitzonderlijk zware belasting vormen voor het personeel. Deze omstandigheden hebben een grotere invloed op het functioneren van het personeel en het vermogen de inzet van de eenheden voortdurend op het hoogste niveau te handhaven dan aanvankelijk was gedacht. Om deze reden is op 8 augustus besloten de uitzendtermijn van het Nederlandse bataljon in Irak te verkorten van zes tot vier maanden. De verkorting van de uitzendduur heeft beperkte financiële gevolgen. De begroting van SFIR hoeft niet te worden bijgesteld.

Bij een uitzendduur van zes maanden hebben de uitgezonden militairen recht op recuperatieverlof. Dit gaat gepaard met een tijdelijke verkleining van de operationele capaciteit, waarmee bij de samenstelling van de eenheid rekening wordt gehouden. Nu is besloten de uitzendduur tot vier maanden te verkorten, wordt er geen recuperatieverlof verleend. Een gevolg van deze maatregel is dat de operationele capaciteit gedurende de volledige uitzending intact blijft.

De Deense, Italiaanse en Britse eenheden in de Multinationale Divisie South East (MND SE) hebben eveneens een uitzendduur van vier maanden. Voor de specialisten binnen het Nederlandse detachement en voor de militairen die werkzaam zijn bij de operationele staven in Bagdad, Babylon en Basra gelden de regelingen van de organisaties waar zij zijn ingedeeld. De toegezegde duur van de Nederlandse bijdrage, zes maanden met de mogelijkheid tot verlenging, verandert niet door dit besluit.

Deelnemende landen aan de MND SE-
De Multinationale Divisie South East staat onder Brits commando. Dit land is 'lead nation' en levert de grootste militaire bijdrage, ongeveer 9.900 militairen in vier bataljonstaakgroepen. Italië neemt deel met ongeveer 3.000 militairen, inclusief een brigadehoofdkwartier en een omvangrijk detachement militaire politie (carabinieri). Roemenië levert een contingent van ongeveer 500 infanteristen en militaire politie. Denemarken heeft een licht infanteriebataljon van ongeveer 450 militairen afgevaardigd. Hierin participeert tevens een kleine Litouwse eenheid. Tsjechië levert een veldhospitaal en een CIMIC-eenheid, samen ongeveer 325 militairen. Noorwegen en Portugal leveren elk ongeveer 130 militairen. Nieuw Zeeland ten slotte neemt deel met 44 genisten.

CIMIC-
Het Nederlandse mariniersbataljon heeft in overeenstemming met het beleidskader civiel-militaire samenwerking 50.000 euro ter beschikking voor 'quick impact' CIMIC-projecten in de provincie al-Muthanna. Additionele financiering van een door Defensie ingediend programma van CIMIC-activiteiten vindt plaats na goedkeuring daartoe door het Interdepartementale Overleg CIMIC. De Nederlandse bataljonscommandant heeft reeds een aantal 'quick impact' CIMIC-projecten voorzien, zoals een schoonmaakcampagne, reparatie van scholen en het opknappen van sport- en spelfaciliteiten. De CIMIC-projecten spelen een belangrijke rol in het creëren van een stabiliteit en veiligheid in het inzetgebied. Thans wordt een reeks Amerikaanse CIMIC-projecten overgedragen aan het Nederlandse contingent. In aanvulling op de thans in het missiegebied aanwezige CIMIC-capaciteit is besloten deze tijdelijk te versterken met vijf functionarissen.

Financiële aspecten
Zoals de Kamer in de brief van 6 juni jl. is gemeld bedragen de additionele uitgaven voor de gehele uitzendperiode van zes maanden naar verwachting ongeveer 65 miljoen euro. Waarschijnlijk zal tweederde deel van deze additionele uitgaven in 2003 worden gedaan en éénderde in 2004.


---