KPMG


Bedrijven in nood hanteren ten onrechte de kaasschaafmethode

19 augustus 2003

Bedrijven die in financiële nood verkeren, zoeken de oplossing voor de malaise vooral in kostenbesparingen.

Maatregelen om inkomsten te genereren en zo een dreigend faillissement af te wenden, worden door ondernemingen nauwelijks genomen. Uit onderzoek dat KPMG jaarlijks onder middelgrote bedrijven verricht, blijkt dat het versneld innen van debiteuren, het rekken van crediteuren, het invoeren van een investeringsstop en het sluiten van het kasverkeer nauwelijks worden aangewend om de financiële positie te verbeteren. De aandacht voor kostenreductie is volgens Peter Lieth van KPMG Corporate Recovery weliswaar logisch, maar niet vrij van risicos. Lieth: Bijna 75% van de onderzochte ondernemingen hanteert in dit soort situaties de kaasschaafmethode. Op alle posten waar men enigszins op kan bezuinigen, wordt bezuinigd. Dit zorgt in het algemeen voor onrust binnen de organisatie en leidt niet tot een structurele oplossing van het probleem. Het zoeken naar extra cashflow en een gerichte kostenreductie, zoals het opheffen van een verliesgevende activiteit, is in deze situatie van groot belang.

Uit het onderzoek van KPMG blijkt voorts dat veel ondernemingen die problemen hebben de hand in eigen boezem steken. Volgens de bedrijven is slecht management één van de belangrijkste oorzaken van de financiële malaise waarin de onderneming verkeert. De bedrijven vinden dat veel ellende voorkomen had kunnen worden door in een vroegtijdig stadium anders te managen en aan structurele oplossingen te werken. Ook Lieth signaleert dat bedrijven vaak te laat ingrijpen. De belangrijkste signalen om in te grijpen, zoals te weinig orders en als gevolg daarvan een lagere omzet, minder winst of verlies, worden wel gezien maar leiden niet tot maatregelen. Enerzijds denkt het management dat de problemen overwaaien, anderzijds is men niet in staat de gevolgen op langere termijn in te schatten.

Het managen van een bedrijf waarmee het voor de wind gaat is volgens Lieth overigens totaal anders dan sturing geven aan een bedrijf waarmee het financieel minder gaat. Bedrijven die het moeilijk hebben, zijn genoodzaakt hun prognoses aan te passen. Dat dit niet altijd eenvoudig is, blijkt uit het feit dat bedrijven hiervoor vaak hulp van buitenaf inhuren. Driekwart van de bedrijven geeft aan een beroep te doen op een externe adviseur bij financiële tegenwind. In het algemeen is dit de accountant, in een aantal gevallen een interim manager of een financieel adviseur.

Een meerderheid van de bedrijven blijkt niet te weten wat voor wettelijke maatregelen genomen moeten worden bij een faillissement. Een beperkt aantal ondernemingen is op de hoogte van het feit dat dossiers aan de rechtbank moeten worden overlegd. In nog mindere mate weten de bedrijven dat de onmacht tot betalen gemeld moet worden bij bijvoorbeeld de fiscus en het GAK.

Voor nadere informatie: Andy Bellm, telefoon (020) 656 7039