Voorzitter van de Tweede Kamer der
Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA 'S-GRAVENHAGE
Datum Uw brief Ons kenmerk
(Kenmerk)
12 augustus BCPP 2003-01608
2003
Onderwerp
Evaluatie compensatieregelingen in het
Nederlands-Belgische belastingverdrag van 5 juni
2001
Tijdens de mondelinge behandeling in de Tweede
Kamer der Staten-Generaal van het wetsvoorstel
Goedkeuring van het op 5 juni 2001 te Luxemburg
tot stand gekomen Verdrag tussen het Koninkrijk
der Nederlanden en het Koninkrijk België tot het
vermijden van dubbele belasting en tot het
voorkomen van het ontgaan van belasting inzake
belastingen naar het inkomen en naar het
vermogen, met Protocol I en II en briefwisseling
(Trb. 2001, 136) (28 259) (hierna: het Verdrag),
heeft mijn ambtsvoorganger u toegezegd in juni
2003 een eerste (kleine) evaluatie te doen
toekomen van de toepassing van de
compensatieregelingen van artikel 27 van het
onderhavige verdrag. In verband hiermee kan ik u
het volgende berichten.
Naar aanleiding van de aanbevelingen van de
Commissie grensarbeiders in haar rapport van 21
mei 2001 is besloten om de grensarbeiders die
voor beide compensatieregelingen van artikel 27
van het Verdrag in aanmerking komen individueel
te informeren en een specifiek op die regelingen
toegesneden verzoek voor een voorlopige
teruggave te sturen. De uitvoering van dit
besluit veronderstelt dat de doelgroep bij de
Belastingdienst bekend is. Tijdens de mondelinge
behandeling in de Tweede Kamer van het
onderhavige wetsvoorstel is de zorg uitgesproken
over het feit dat de Belastingdienst op dat
moment nog niet de gehele doelgroep had weten te
traceren (gesproken werd over het "ontbreken"
van ca. 600 grensarbeiders). Via een
doelgerichte regionale mediacampagne zijn alle
betrokkenen echter binnen korte tijd getraceerd,
zodat aan allen tijdig informatie kon worden
verstrekt en een verzoek voor een voorlopige
teruggave kon worden uitgereikt.
In totaal heeft de Belastingdienst 7 101
verzoeken voor een voorlopige teruggave in
verband met de compensatieregelingen van artikel
27 van het Verdrag uitgereikt. Hiervan zijn 4
922 verzoeken retour gezonden. Daarbij is in 320
gevallen aangegeven dat een voorlopige teruggaaf
niet aan de orde is, omdat men vóór 1 januari
2003 is opgehouden in België werkzaam te zijn.
De overige 4 602 verzoeken hebben geleid tot
een voorlopige teruggave. In 4 387 gevallen
betreft een teruggave op grond van beide
compensatieregelingen van artikel 27 van het
Verdrag. Gemiddeld bedraagt de voorlopige
teruggave in verband met de algemene
compensatieregeling van artikel 27, paragraaf 1,
van het Verdrag ¤ 4 009 (in totaal
derhalve ca. ¤ 18,5 mio) en in verband met de
bijzondere compensatieregeling van artikel 27,
paragraaf 2, van het Verdrag ¤ 4 914 (in totaal
derhalve ca ¤ 21,5 mio). Het bedrag dat met de
compensatieregelingen op individueel niveau is
gemoeid, is relatief hoog. De achtergrond
daarvan is dat bij de compensatieregelingen
rekening is gehouden met de omstandigheid dat
Belgische werkgevers volgens een mededeling van
het Ministerie van Financiën te Brussel gehouden
zijn op het loon van Nederlandse werknemers
bedrijfsvoorheffing in te houden zonder
toepassing van de non-discriminatiebepaling van
artikel 26, paragraaf 2, van het Verdrag
respectievelijk de 75%-regeling van artikel 244
van het Wetboek van de inkomstenbelastingen
1992. In de komende jaren zal bij de
compensatieregelingen uiteraard rekening worden
gehouden met een eventuele teruggave van
ingehouden bedrijfsvoorheffing bij de
regularisatie in de BNI/natuurlijke personen.
Uit het vorenstaande volgt dat in 2 179 gevallen
het uitgereikte verzoek voor een voorlopige
teruggave niet retour is gezonden. Gelet op de
uitgebreide informatieverstrekking en het feit
dat de grensarbeiders die geen verzoek om een
voorlopige teruggaaf hebben ingediend hun recht
op teruggaaf bij de definitieve aanslagregeling
zullen effectueren, is naar de reden hiervan
geen onderzoek ingesteld.
Voor wat de fiscaal technische kant van de
compensatieregelingen betreft, merk ik op dat
mijn ambtsvoorganger naar aanleiding van
klachten heeft toegezegd de werking van de
bijzondere compensatieregeling van artikel 27,
paragraaf 2, van het Verdrag uit te breiden tot
inwoners van Nederland die in dezelfde positie
verkeren als inwoners van Nederland op wie tot 1
januari 2003 de grensarbeidersregeling van
artikel 15, paragraaf 3, ten 1°, van het
Nederlands-Belgische belastingverdrag van 19
oktober 1970 van toepassing was (d.w.z. dat zij
vanaf 1 januari 2003 over hun Belgische loon
niet langer in Nederland, maar in België
belasting moeten betalen). Deze uitbreiding
heeft betrekking op werknemers die hun
dienstbetrekking uitoefenen aan boord van een
schip of luchtvaartuig in internationaal
verkeer, of aan boord van een schip dat dient
voor het vervoer in de binnenwateren en ziet in
het bijzonder betrekking op
sleepdienstmedewerkers van de URS te Antwerpen.
Daarnaast wordt in dit verband beoogd de
tijdelijke compensatieregeling uit te breiden
tot inwoners van Nederland die in België een
overheidsfunctie bekleden en de Nederlandse en
niet tevens de Belgische nationaliteit hebben.
Ten slotte bestaat het voornemen de algemene
compensatieregeling van artikel 27, paragraaf 1,
van het Verdrag uit te breiden tot inwoners van
Nederland die arbeidsinkomsten genieten die
volgens artikel 19, paragraaf 1, ter
belastingheffing aan België zijn toegewezen.
Gelet op de doelgroep van deze regeling,
namelijk inwoners van Nederland die
arbeidsinkomsten genieten die volgens artikel 15
(niet-zelfstandige arbeid), artikel 16
(vennootschapsleiding), artikel 17 (artiesten en
sportbeoefenaars) en artikel 18, paragraaf 6
(kortdurende sociale zekerheidsuitkeringen
wegens ziekte, overtolligheid of
arbeidsongeschiktheid) aan België ter
belastingheffing zijn toegewezen, kan het
ontbreken van onder artikel 19, paragraaf 1,
vallende personen worden gezien als een omissie.
Over het voorgaande wordt een beleidsbesluit
gepubliceerd. Voorts zal na de zomer een
wetsvoorstel worden ingediend met een wettelijke
regeling met betrekking tot deze uitbreiding van
de reikwijdte van de compensatieregelingen.
De staatssecretaris van Financiën,
mr.drs. J.G. Wijn.
Ministerie van Financiën