Ingezonden persbericht
Provincie publiceert rapportage 'De ATF-brand nader belicht'
De provincie heeft vrijdag 15 augustus de rapportage 'De ATF-brand nader
belicht' gepubliceerd. Het college van Gedeputeerde Staten geeft in de
rapportage weer wat de rol van de provincie is geweest in de periode voor
de brand bij ATF De Pijp te Drachten op 12 mei 2000 en richt zich specifiek
op de aspecten die te maken hebben met vergunningverlening en het toezicht
daarop. Hieronder samengevat de belangrijkste conclusies. Een volledige
versie van het rapport is als download in pdf-formaat beschikbaar.
Zie het origineel
http://www.fryslan.nl/infotyp...=6828&PageID=1132
Het vergunningtraject
De vergunningverlening bij ATF in de periode voor de brand vond plaats op
basis van de richtlijn CPR 15.2, een door het rijk opgestelde regeling voor
bedrijven als ATF. Het in Drachten gevestigde ATF viel binnen deze CPR 15.2
in de zwaarste categorie. Voorwaarden in de provinciale vergunning waren
ook gebaseerd op de zwaarste eisen in de CPR, mede op advies van
deskundigen als de brandweer. Het college is van mening dat zij op goede
gronden, ondersteund door de deskundigen, in die tijd ervan uit mochten
gaan dat er in 1996 een goede vergunning verleend is en dat met de
concentratie van dit bedrijf op één plek en onder goede voorwaarden de
risico's voor de verwerking van gevaarlijk afval in Fryslân beperkt werd.
De nieuwe vergunning van ATF (verleend in 2003) is in overleg met alle
betrokken instanties en deskundigen tot stand gekomen. Er zijn voorwaarden
in opgenomen die aan de nieuwe inzichten voldoen zoals een betere
compartimentering en een controleerbaar acceptatie- en verwerkingbeleid.
Als eerste provincie in Nederland hebben wij daarbij een veiligheidsrapport
op basis van de Besluit Regeling Zware Ongevallen als voorwaarde gesteld.
De certificering en goedkeuring brandblusinstallatie
De certificering van het bedrijf - specifiek de brandblusinstallatie - in
de periode 1998-1999 bleek niet goed te verlopen doordat de installatie op
een aantal onderdelen niet goedgekeurd werd door de certificerende
instantie R2B. Deze feiten kwamen de provincie pas in februari 2000 ter
ore. Op 22 februari 2000 heeft de provincie het bedrijf een eerste
waarschuwingsbrief gestuurd. Stillegging van ATF wegens ontbreken van
certificering op grond van veronderstelde gebrekkige brandwerendheid is
destijds niet als reële optie gezien. Hiervoor ontbraken de juridische
gronden. Bij de brand bleek later dat de brandwerendheid niet het probleem
was, maar dat het soort brandblusinstallatie het probleem vormde. Dat was
destijds bij geen van de betrokken deskundigen bekend.
Het nog niet volledig gecertificeerd zijn van de brandblusinstallatie -
vanwege de veronderstelde gebrekkige brandwerendheid van de constructie -
werd, gelet op adviezen van deskundigen, niet als een groot probleem
gezien. Daarbij speelde de aanstaande herkeuring van de installatie (3 mei
2000) en de aanstaande nieuwe vergunning ook mee in de overwegingen.
Gemeente en de inspectie VROM tekenden bezwaar aan tegen de te verlenen
vergunning. Deze werden door de provincie afgewezen De Raad van State heeft
de provincie ondanks het beroep van de gemeente en de inspectie VROM gelijk
gegeven m.b.t. de vergunning en de daarin opgenomen voorschriften, met
uitzondering van één technisch punt dat geen rechtstreeks verband hield met
de brand.
Hoewel dit volgens alle deskundigen 'zéér onwaarschijnlijk was' escaleerde
op 12 mei de brand. Duidelijk is dat dit niet voorkomen had kunnen worden
door een intensiever handhavingstraject. Achteraf bleek uit diverse
onderzoeken dat de CPR 15-2 een brandblusinstallatie toeliet die niet
voldeed voor bedrijven als ATF. De installatie was geschikt als
brandbeheersinstallatie en niet als brandblusinstallatie. Uit het onderzoek
van het OM ten behoeve van haar strafdossier lijkt bovendien af te leiden
dat aanname en sortering van gevaarlijk afval door ATF niet altijd adequaat
geschiedde. Onjuist opslaan van chemisch afval leidde tot chemische broei,
de waarschijnlijke oorzaak van de brand.
De toekomst
Of een dergelijke brand ooit weer zal voorkomen is niet te voorspellen. Dat
is naast goede vergunningen en goed afgestemd toezicht (inspectie VROM,
provincie en gemeente en brandweer) ook sterk afhankelijk van het bedrijf
zelf. De verantwoordelijkheid begint en eindigt bij het bedrijf.
Verbeteringen met betrekking tot ATF zijn nog wel mogelijk. Bij de recente
vergunningverlening (vergunning 2003) is rekening gehouden met de lessen
uit de ATF -brand. De provincie heeft haar vergunnings- en
handhavingsbeleid aangescherpt en zal dat ook blijven doen. Niettemin was
en is controle van een bedrijf als ATF een momentopname: de situatie in een
dergelijk bedrijf kan korte tijd na controle ingrijpend gewijzigd zijn
omdat het aan- en afvoeren van chemische afvalstoffen een continue
bezigheid is van het bedrijf. Ook is het niet een controle van "in één
oogopslag". Administratieve controle en visuele controle nemen de nodige
tijd in beslag en vragen de nodige deskundigheid. De provincie blijft
stevig inzetten op een adequaat vergunningen - en handhavingsbeleid.
De rapportage is aangeboden aan Provinciale Staten en wordt in september
besproken in de vergadering van de Staten.
Laatste wijziging: 15-8-2003