Onderwijsraad


P E R S B E R I C H T

KENMERK

20030229/732

DATUM 14 augustus 2003

ONDERWIJSRAAD: BEPAAL WAT SCHOOL TOEVOEGT AAN ONTWIKKELING KIND

De terugtredende overheid geeft basisscholen steeds meer ruimte voor eigen beleid. Gevolg daarvan is dat scholen de taak krijgen ou- ders, schoolbesturen en overheid meer zicht te geven op de presta- ties die ze leveren. Wat draagt een basisschool bijvoorbeeld bij aan de kennis en vaardigheden van een kind? Om die bijdrage te bepalen, is het raadzaam te vergelijken wat een kind in groep 3, op zesjarige leeftijd, in zijn mars heeft en aan het eind van de basisschool in groep 8. De vooruitgang die aan de school kan worden toegeschre- ven, levert waardevolle informatie voor de verantwoording naar ou- ders, schoolbestuur en overheid. Maar ook de school zelf heeft baat bij deze informatie voor intern schoolgebruik, bijvoorbeeld aanpas- sen van het schoolbeleid bij tegenvallende resultaten of detecteren en aanpakken van achterstanden in een vroeg stadium. Dat stelt de Onderwijsraad in het advies Wat scholen toevoegen, dat is aangebo- den aan de minister van Onderwijs.

Toegevoegde waarde
De kwaliteit van een basisschool wordt nu vaak afgemeten aan de prestaties van leerlingen op een eindtoets. Dat schiet tekort: de ontwikkeling die een kind doormaakt blijft buiten beeld. De raad is er voorstander van ook het beginniveau van kinderen in kaart te brengen. Dat kan het beste rond zesjari- ge leeftijd. De voordelen ten opzichte van toetsen op jongere leeftijd zijn talrijk: het kost minder tijd, er zijn meer, eenvoudig afneembare toetsings- mogelijkheden, het is betrouwbaarder en het kan klassikaal. Bovendien is toetsing in een eerder stadium minder geschikt, omdat kinderen soms op vierjarige, soms op vijfjarige leeftijd instromen. Alleen een begin- en eindmeting volstaan niet om zo nauwkeurig mogelijk te bepalen wat de school bijdraagt aan de ontwikkeling van een kind. Invloeden van buiten de school, zoals het opleidingsniveau van ouders en de exacte leeftijd van het kind bij het maken van de toets, moeten ook worden meege- wogen. De statische berekening van de meerwaarde van een basisschool, met als input de begin- en eindmeting en de invloeden van buitenaf, komt in han- den van een nog nader te bepalen instantie, die de uitkomsten doorgeeft aan de school. Het is aan de school om de gegevens te publiceren, in bijvoorbeeld de schoolgids. Ook het afnemen van de toetsen valt onder de verantwoorde- lijkheid van de school. Tegenover die extra inspanningen van de school hoort compensatie in personele zin te staan.
De raad spreekt zich expliciet uit tegen een koppeling van leerprestaties en bekostiging van onderwijs, al is het maar om ongewenst selectiebeleid te mijden. Daar komt bij dat de resultaatgegevens die voortvloeien uit de begin- en eindmeting, niet de enige graadmeter voor kwaliteit zijn. Ook andere ge- gevens als het percentage voortijdig uitvallers en het aanbod van de school zeggen iets over de kwaliteit. Al deze gegevens horen thuis in de schoolgids.

Toekomstperspectief
De raad is zich ervan bewust dat er nogal wat ontwikkelwerk te verzetten valt. Voor het ontwerpen en daadwerkelijk implementeren van begin- en eind- toetsen is vier tot zeven jaar nodig. In samenspraak met betrokkenen zoals ouders, leraren, schoolleiders en vertegenwoordigers van besturenorganisa- ties kan de overheid de ontwikkeling in gang zetten. Het is wenselijk te be- ginnen met de ontwikkeling van toetsen op het vlak van rekenen en Neder- landse taal. Dat is minder complex dan het ontwikkelen van toetsen op het gebied van bijvoorbeeld oriëntatie op de natuur of kunstzinnige vorming. Toch pleit de raad er voor uiteindelijk zo breed mogelijk te toetsen (alle leer- gebieden van de zogeheten kerndoelen), onderwijs strekt immers verder dan alleen taal en rekenen.
Tot slot: de raad benadrukt niet meteen tot grootschalige invoering over te gaan. Het invoeren van een voorbeeld-project om toetsen uit te proberen en verder te vervolmaken, is een eerste stap in de goede richting.