Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

Postbus 90801 2509 LV Den Haag Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer Anna van Hannoverstraat 4 der Staten Generaal Telefoon (070) 333 44 44 Telefax (070) 333 40 33 Binnenhof 1a
2513 AA Den Haag

Uw brief Ons kenmerk B&GA/GAB/03/33212

Onderwerp Datum effect beleid en conjunctuur op Abw-volume 13 augustus 2003

In de jaren 2000 en 2001 heeft de evaluatie van de Algemene bijstandswet een aantal keren op de agenda van de Tweede Kamer gestaan. Door verschillende fracties is de vraag gesteld in hoeverre de aanzienlijke daling van het aantal bijstandsgerechtigden het gevolg is van conjuncturele factoren dan wel van het uitstroom- en activeringsbeleid. Op 26 maart 2001 heeft de toenmalige Minister van SZW bij brief (25271, nr.13) toegezegd dat voor de beantwoording van deze vraag een analysemodel Abw zal worden opgesteld. Met behulp van dit instrument zal worden getracht de invloed van zowel de conjunctuur als ook van het beleid op de feitelijke ontwikkelingen in de bijstand vast te stellen.

Door medewerkers van het ministerie zijn inmiddels twee studies afgerond:
1. Een analyse op basis van macrogegevens over de jaren 1970-2000, waarmee snel inzicht is verkegen in de ontwikkelingen van het Abw-volume, economische en demografische ontwikkelingen en ontwikkelingen ten aanzien van de beleidsinspanningen (macro-analyse);
2. Een analyse met behulp van gemeentegegevens over de jaren 1998-2000, waarmee een beter inzicht is verkregen in het effect van beleid en conjunctuur op de ontwikkeling van het Abw-volume bij die gemeenten (meso-analyse). Bijgaand doe ik U beide onderzoeksrapportages toekomen. Een korte samenvatting treft u hieronder aan.

Macro-analyse

Trends
Kort na het inwerking treden van de Abw (eind jaren zestig) bedraagt het aantal bijstandsgerechtigden (18-65 jarigen) zo'n 1% van de bevolking. Halverwege de jaren tachtig stijgt het percentage snel naar 6% om daarna te dalen naar 4,5% van de bevolking in 1990. Vanaf 1995 treedt een verdere daling in met een versnelling vanaf 1997 tot 3% in




---

2000. De toe- en afnames in het Abw-volume lopen gelijk op met de ontwikkelingen in het economisch klimaat. In 1996 treedt een nieuwe Abw in werking met een versterkte aandacht voor activering en het tegengaan van fraude. Tevens nemen de uitgaven voor diverse beleidsinstrumenten gericht op de activering van bijstandsgerechtigden aanzienlijk toe. In de jaren 1998-2000 wordt ruwweg 400 miljoen euro aan scholing uitgegeven en 750 miljoen euro aan gesubsidieerde arbeid (exclusief de SPAK) voor bijstandsgerechtigden.

Conclusies
De analyse van de macro-gegevens leidt tot 2 conclusies: · Er zijn aanwijzingen dat naast conjunctuur ook onderdelen van het beleidsinstrumentarium invloed hebben gehad op de sterke daling van het aantal Abw- gerechtigden in de periode 1996-2000;
· Het is zinvol om met meer geavanceerde methodes en met behulp van gegevens op gemeenteniveau dit aspect verder te onderzoeken (meso-analyse).

Meso-analyse

Aanpak
In dit onderzoek is op basis van gegevens van 50 grote gemeenten over de periode 1998- 2000 met behulp van een model de ontwikkeling van het aantal Abw-uitkeringen verklaard uit beleidsinspanningen, de economische groei en bevolkingskenmerken. Als beleidsinspanningen zijn in het model opgenomen die beleidsinstrumenten waarover op gemeenteniveau gegevens beschikbaar zijn en waarvan wordt aangenomen dat deze een directe relatie hebben met uitstroom uit de Abw:
· ontvangsten m.b.t. boeten;
· instroom vanuit de Abw in ID-banen, WIW-werkervaringsplaatsen en WIW- dienstbetrekkingen;
· gedeclareerde subsidies kinder- en buitenschoolse opvang voor kinderen van alleenstaande ouders (KOA-regeling);
· deelnemers aan scholing (t.l.v. het WIW-budget). Om statistische redenen is gekozen voor 50 grotere gemeenten. Hoewel dit slechts 10% van het totale aantal gemeenten is, dekken deze 50 grote gemeenten wel ruim 60% van het totale Abw-volume en de totale beleidsinspanningen.

Uitkomsten
In het onderzoek is vastgesteld dat de daling van het aantal Abw-uitkeringen in de periode 1998-2000 voor 55% verklaard wordt door de inzet van scholing en gesubsidieerde arbeid en voor 45% door de economische groei (ca. 3,4% in die periode). Voor de ontvangsten van boeten en subsidies in het kader van de KOA-regeling zijn geen effecten gevonden. De conclusie van dit onderzoek is dan ook dat de beleidseffecten op het aantal Abw- gerechtigden substantieel zijn.

Kanttekeningen

Ondanks methodologische beperkingen (beschikbaarheid en betrouwbaarheid van gegevens over andere beleidsinstrumenten) blijkt dat zelfs binnen de grenzen van het onderzoek in de afgelopen jaren het beleid een positieve bijdrage heeft geleverd aan de daling van het bijstandsvolume en dat deze daling niet louter het effect is van economische groei.




---

Bij de constatering dat gesubsidieerde arbeid een bijdrage heeft geleverd aan de daling van het bijstandsvolume dient te worden opgemerkt dat de belangrijkste doelstelling van gesubsidieerd werk als reïntegratie-instrument niet een daling van het bijstandsvolume is, maar doorstroom naar regulier werk.

Uit de constatering dat t.a.v. kinderopvang geen significant verband is gevonden met het bijstandsvolume, mag niet worden afgeleid dat de KOA-regeling geen effect heeft. In de Evaluatie regeling KOA (januari 2002) blijkt dat de regeling vaak een laatste drempel naar scholing of werk weg neemt.Veel alleenstaande ouders werken echter parttime en stromen derhalve vaak niet uit de bijstand. Daarmee heeft de KOA-regeling dus niet zozeer effect op het aantal uitkeringen maar wel op de kosten ervan. Dit laatste maakte geen onderdeel uit van het onderzoek.

De Staatssecretaris van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid,

(M. Rutte)