12-08-2003
Octrooien op menselijke genen mogen wetenschappelijk onderzoek niet in
de weg staan
Hoewel een groot deel van het wetenschappelijk onderzoek in Nederland
niet te lijden heeft onder octrooien op menselijke genen, kan het
onderzoek naar nieuwe of verbeterde methoden voor DNA-diagnostiek
erdoor belemmerd worden. Dit constateert de Koninklijke Nederlandse
Akademie van Wetenschappen in een rapport over de gevolgen van het
octrooieren van humane genen voor het wetenschappelijk onderzoek, dat
zojuist aan de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen is
aangeboden. In het rapport staat ook een aantal aanbevelingen om de
onderzoekers beter gebruik te laten maken van de mogelijkheden om
vindingen te octrooieren.
De huidige praktijk, waarbij de octrooihouder een tijdlang het
alleenrecht heeft om zijn uitvinding te exploiteren, biedt een aantal
voordelen. Zonder octrooien op humane genen zou het bedrijfsleven
bijvoorbeeld geen kostbare klinische studies (trials) met gentherapie
financieren. En omdat octrooiering verplicht tot openbaarmaking van de
uitvinding, is de wetenschappelijke en technische kennis voor iedereen
beschikbaar. In Europa is wettelijk geregeld dat onderzoekers voor hun
wetenschappelijke werk vrijelijk gebruik mogen maken van die kennis;
de exploitatie van een uitvinding is voorbehouden aan de
octrooihouder. De KNAW constateert dat de grens tussen onderzoek en
commercieel gebruik niet altijd even scherp is en dat dit kan leiden
tot onzekerheid bij wetenschappers, die bevreesd zijn voor juridische
procedures. De KNAW pleit voor een betere definiëring van die
vrijstelling voor wetenschappelijk onderzoek.
Daarnaast vindt de Akademie dat het gebruik van geoctrooieerde
diagnostische testen onder de onderzoeksvrijstelling hoort te vallen,
zolang dit gebruik gericht is op kennisvermeerdering. Maar op het
terrein van de klinische genetica, waar wetenschappelijk onderzoek en
DNA-diagnostiek nauw samenhangen, signaleert de Akademie mogelijke
problemen. Die ontstaan als de licenties te duur zijn, of als de
octrooihouder alleen zelf het diagnostisch onderzoek wil uitvoeren. Zo
wordt niet alleen de patiëntenzorg maar ook het wetenschappelijk
onderzoek belemmerd. De KNAW dringt er bij de minister op aan ervoor
te zorgen dat bedrijven die octrooien verkrijgen op DNA-testen, daarop
ook licenties verlenen, tegen een redelijke prijs. Zonodig dient de
overheid daarvoor een prijsbeleid te ontwikkelen, of dwanglicenties op
te leggen.
In Europa verspeelt de uitvinder bij publicatie van zijn vinding zijn
aanspraak op een eventueel octrooi. Dat staat de voortgang van de
wetenschap, waar snelle publicatie belangrijk is, in de weg. In de
Verenigde Staten kent men een grace period, die de onderzoeker de
mogelijkheid geeft om in de periode na publicatie een octrooi aan te
vragen. In Europa is een discussie gaande over invoering van een grace
period, en de minister zou in deze discussie de zijde van de
wetenschap moeten kiezen, stelt de KNAW.
Ten slotte pleit de Akademie voor meer octrooibewustzijn in de
wetenschap. De universiteiten zouden een gezamenlijk octrooibeleid
moeten ontwikkelen dat de onderzoekers voldoende stimulansen biedt om
octrooiaanvragen te doen. Daarnaast zou er voor de Nederlandse
onderzoekers op landelijk of regionaal niveau een
technologietransfercentrum moeten komen waar deskundigheid op het
gebied van octrooien geconcentreerd is. De minister van Economische
Zaken zou voor de financiering daarvan zorg moeten dragen.
Het advies De gevolgen van het octrooieren van humane genen voor het
wetenschappelijk onderzoek in Nederland is op verzoek van de minister
van OCenW door de KNAW uitgebracht. Het is opgesteld door de Commissie
Genoctrooien van de KNAW, onder voorzitterschap van prof. dr. E.J.
Ruitenberg. Het rapport is op te vragen bij Edita-KNAW, tel.
020-5510780,
e-mail edita@bureau.knaw.nl, en het is te downloaden van de site
http://www.knaw.nl/cfdata/publicaties/publicaties.cfm
KNAW, Het Trippenhuis, Kloveniersburgwal 29, Amsterdam.
Postbus 19121, 1000 GC Amsterdam.
Afdeling Voorlichting tel. 020-5510733, fax 020-6204941.
voorlichting@bureau.knaw.nl
Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen