Nederlandse Cystic Fibrosis Stichting
Nederlandse Cystic Fibrosis Stichting
De zoektocht naar succesvolle gentherapie
12-08-2003
Met regelmaat duiken in (buitenlandse) media en op internet artikelen
op over resultaten op het gebied van onderzoek naar gentherapie bij
Cystic Fibrosis. Niet zelden spreekt uit deze artikelen hoop. Onlangs
schreef het Amerikaanse HealthDay, een dagelijkse brenger van
gezondheidsnieuws, in het artikel "Gene Therapy Safe for Cystic
Fibrosis" over een studie, waarbij een veilige methode voor
gentherapie gevonden is, die tot succesvolle gentherapie zou kunnen
leiden. De studie werd gepubliceerd in Human Gene Therapy van 20 juli
2003. Helaas is de zoektocht naar veilige gentherapie vaak complexer
dan het lijkt. Hoewel in de genoemde studie inderdaad een bemoedigend
resultaat is geboekt, lijkt gentherapie nog ver weg. Tijd om even stil
te staan bij waar het bij gentherapie nu precies om gaat.
Het probleem
Het probleem bij gentherapie is het inbrengen van een stukje genetisch
materiaal (DNA) in de cel, in dit geval (en belangrijk bij CF) in de
cellen, die de binnenbekleding vormen van de luchtwegen. Dit nieuwe
stukje DNA zorgt ervoor dat er weer goede zogenaamde chloorpompjes
kunnen worden gemaakt in de cel, waardoor het slijm dat door die cel
aangemaakt wordt niet langer taai is. Omdat dit stukje DNA niet van
jezelf is, gaat het maar een beperkte tijd mee en moet het dus
geregeld vernieuwd worden. Men weet nog niet precies hoe vaak, maar
eens per enkele weken lijkt reëel.
Virussen hebben van nature de eigenschap dat ze de cel in de
luchtwegen kunnen binnendringen. In die cel vermenigvuldigen ze zich
dan en veroorzaken op die manier een infectie, waarbij je als
CF-patiënt een exacerbatie kan krijgen (een toename van infectie,
waarvoor je meestal een kuur antibiotica nodig hebt). Doordat virussen
de cel kunnen binnendringen, kunnen ze gebruikt worden om een stukje
'goed' chloorpompjes-DNA mee te nemen en in de cel achter te laten.
Bij onderzoek naar gentherapie wordt o.a. geëxperimenteerd met zulke
gemanipuleerde virussen.
Er zijn twee problemen die er voor zorgen dat gentherapie zo lang op
zich laat wachten:
1. Je moet veel van het geprepareerde virus in de luchtwegen brengen
om voldoende 'goed' DNA in de cellen te krijgen. Dit lukt wel,
maar leidt ook tot een onacceptabele infectie (door die virussen)
van de luchtwegen (wat leidt tot exacerbatie).
2. Na een eerste inhalatie van de geprepareerde virussen gaat het
lichaam antistoffen maken tegen die virussen en onthoudt het
lichaam bovendien heel goed om welk virus het gaat. Ga je voor een
tweede keer die virussen inhaleren dan worden deze al door het
lichaam (de antistoffen) weggevangen en bereiken ze dus niet de
cellen in de luchtwegen.
Bemoedigende studie
In Human Gene Therapy van 20 juli 2003 verscheen een artikel van
Flotte et al. met als volledige titel "Phase I trial of intranasal and
endobronchial administration of a recombinant adeno-associated virus
serotype 2 (rAAV2)-CFTR vector in adult cystic fibrosis patients: a
two-part clinical study."
Het artikel beschrijft een studie, waarbij vooral naar het
bovengenoemde probleem 1 gekeken is. De onderzoekers brachten een
virus in dat zo is bewerkt dat het mogelijk zijn ziekmakend vermogen
heeft verloren, maar nog wel in staat is de cel binnen te dringen en
daar DNA achter te laten. Dit werd gedaan in de neus en via een
bronchoscoop in een deel van de long. Hierbij werd met verschillende
hoeveelheden van dit virus gewerkt.
Belangrijk in deze studie was dat ook bij hogere doseringen er geen
ontsteking van de luchtwegen ontstond! Pas bij hogere doseringen lukte
het ook werkelijk om het 'goede' DNA voldoende in de cellen van de
luchtwegen te krijgen.
Al met al lijkt dit een prachtig resultaat. Echter, ook bij die hogere
doseringen ontdekte men dat de patiënten die deelnamen aan het
onderzoek antistoffen gingen vormen. Dit is dus het probleem zoals dat
hierboven bij 2 staat beschreven!
De studie Van Flotte et al. is bemoedigend als het gaat om het
oplossen van probleem 1. Doch, dit is slechts in een klein deel van de
long getest en nog niet in beide gehele longen. Verder lijkt probleem
2 toch ook in deze studie een probleem te zijn. Zolang niet beide
problemen opgelost zijn is gentherapie nog erg ver weg.
Met dank aan dr. H.G.M. Heijerman, longarts in Ziekenhuis Leyenburg te
Den Haag.
© NCFS, Dr. A. Schweitzerweg 3, 3744 MG Baarn
telefoon 035 - 64 79 257, fax 035 - 64 79 489, e-mail info@ncfs.nl