Uitspraak Hoge Raad LJN-nummer: AI0926 Zaaknr: 38514
Bron: Hoge Raad der Nederlanden 's-Gravenhage
Datum uitspraak: 8-08-2003
Datum publicatie: 11-08-2003
Soort zaak: belasting -
Soort procedure: cassatie
Nr. 38.514
8 augustus 2003
BK
gewezen op het beroep in cassatie van X en X-Y te Z tegen de uitspraak
van het Gerechtshof te Amsterdam van 23 april 2002, nr. P00/1508,
betreffende na te melden ten aanzien van belanghebbenden gegeven
beschikkingen als bedoeld in artikel 3d, lid 2, van de Ziekenfondswet
(tekst 2000; hierna: de Wet).
1. Beschikkingen, bezwaren en geding voor het Hof
De Inspecteur heeft bij twee afzonderlijke beschikkingen verklaard dat
belanghebbenden wat betreft het jaar 2000 voldoen aan de voorwaarden
als bedoeld in artikel 3d, lid 1, van de Wet.
Na door belanghebbenden daartegen gemaakt bezwaar heeft de Inspecteur
bij twee afzonderlijke uitspraken de verklaringen herroepen en in de
plaats daarvan twee nieuwe verklaringen verstrekt met dezelfde inhoud.
Belanghebbenden zijn tegen die uitspraken in beroep gekomen bij het
Hof, alsmede tegen de uitspraken van de Inspecteur op de
bezwaarschriften van belanghebbenden tegen de nieuwe verklaringen,
welke bezwaren daarbij ongegrond zijn verklaard.
Het Hof heeft de zaken ter behandeling gevoegd en de beroepen
ongegrond verklaard. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest
gehecht.
2. Geding in cassatie
Belanghebbenden hebben tegen 's Hofs uitspraak beroep in cassatie
ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en
maakt daarvan deel uit.
Na het verstrijken van de cassatietermijn hebben belanghebbenden nog
een geschrift ingediend. Daarop kan geen acht worden geslagen, nu de
wet niet de mogelijkheid biedt zodanig stuk in te dienen.
De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.
3. Beoordeling van de klachten
3.1. Het Hof heeft geoordeeld dat, zelfs als de vaststelling van het
verplicht ziekenfondsverzekerd zijn een 'determination of (...) civil
rights and obligations' is in de zin van artikel 6, lid 1, EVRM,
overschrijding van de redelijke termijn als bedoeld in dat artikellid
niet kan leiden tot vernietiging van de hiervoor in 1 bedoelde,
declaratoire verklaringen. Dit oordeel is juist. Overschrijding van de
redelijke termijn kan immers niet leiden tot een ander oordeel over de
vraag of belanghebbenden voldoen aan de wettelijke voorwaarden voor de
verplichte ziekenfondsverzekering. Voorzover de klachten voormeld
oordeel bestrijden, falen zij derhalve.
3.2. De klachten kunnen voor het overige evenmin tot cassatie leiden.
Zulks behoeft, gezien artikel 81 van de Wet op de rechterlijke
organisatie, geen nadere motivering, nu de klachten in zoverre niet
nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de
rechtseenheid of de rechtsontwikkeling (vgl. HR 21 februari 2003, nr.
36558, V-N 13.16, en HR 7 maart 2003, nr. 36642, V-N 2003/16.21).
4. Proceskosten
De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de
proceskosten.
5. Beslissing
De Hoge Raad verklaart het beroep ongegrond.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer P.J. van Amersfoort als
voorzitter, en de raadsheren A.R. Leemreis en C.J.J. van Maanen, in
tegenwoordigheid van de waarnemend griffier A.I. Boussak-Leeksma, en
in het openbaar uitgesproken op 8 augustus 2003.
Hoge Raad der Nederlanden