Ministerie van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer Postbus 90801
2509 LV Den Haag
der Staten-Generaal Anna van Hannoverstraat 4
Binnenhof 1a Telefoon (070) 333 44 44
Telefax (070) 333 40 33
2513 AA 's-GRAVENHAGE
Uw brief Ons kenmerk
SV/V&V/03/57789
Onderwerp Datum
Kamervraag van het lid Vietsch 5 augustus 2003
(CDA)
Het kamerlid mevrouw Vietsch (CDA) heeft op 6 februari en op 25 april van dit jaar
schriftelijke vragen ingediend bij de staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
(VWS) en bij mij over het onderwerp "de eigen bijdrage AWBZ voor partner in
verpleeghuis".
Daarin vroeg mevrouw Vietsch aandacht voor met name de financiële gevolgen die AOW-
gerechtigde echtparen ondervinden wanneer zij indien bijvoorbeeld één van hen in een
verpleegtehuis wordt opgenomen voor de toepassing van de volksverzekeringen niet
langer als gehuwd maar als ongehuwd worden aangemerkt.
Tijdens het algemeen overleg op 25 juni jl. over de modernisering van de AWBZ,
herinnerde mevrouw Vietsch mijn ambtgenote van VWS in dit verband aan een toezegging
van de Sociale Verzekeringsbank (SVB). Deze toezegging was opgenomen in het antwoord
op vraag 2, als onderdeel van de kabinetsreactie op de vragen die zij op 6 februari jl. had
ingediend. Het uitvoeringsorgaan zou onderzoeken of er juridische mogelijkheden zijn om
eenmalig een verzoek tot herziening te honoreren van een eerder door echtparen gemaakte
keuze om beschouwd te worden als duurzaam gescheiden (ongehuwd) levend, zonder dat er
sprake is van een wijziging van de feitelijke omstandigheden.
De Sociale Verzekeringsbank heeft zich inmiddels een oordeel ter zake gevormd en deze
aan mij kenbaar gemaakt. Voordat ik daarop nader inga meen ik er goed aan te doen eerst
nog even enkele relevante punten in deze aangelegenheid op een rij te zetten.
Wanneer een in Nederland wonend echtpaar de leeftijd van 65 jaar bereikt, bestaat recht op
een AOW-gehuwdenpensioen. De man zowel als de vrouw ontvangen in dat geval een
uitkering die op netto-basis gelijk is aan 50% van het minimumloon. Degene die ongehuwd
is, kan vanaf z'n 65ste een netto AOW-pensioen ter hoogte van 70% van het minimumloon
tegemoet zien.
In de volksverzekeringswetten (AOW, ANW, AKW en AWBZ) is een eensluidende
definitie opgenomen, waarin nauwgezet is geformuleerd wie als gehuwd en wie als
ongehuwd moet worden aangemerkt. Toetsing aan deze bepaling geschiedt aan de hand van
---
feitelijke omstandigheden. Zo moet om als gehuwd te kunnen worden aangemerkt er
onder meer sprake zijn van een gezamenlijke huishouding. Een dergelijke situatie dient zich
aan indien twee personen hun hoofdverblijf in dezelfde woning hebben en zij blijk geven
zorg te dragen voor elkaar door middel van het leveren van een bijdrage in de kosten van de
huishouding dan wel anderszins.
Indien een van de hiervoor bedoelde echtelieden in een verpleegtehuis moet worden
opgenomen, kan er een verandering in de feitelijke omstandigheden optreden op grond
waarvan niet langer kan worden geconcludeerd dat er sprake is van het voeren van een
gezamenlijke huishouding. Gesteld zou kunnen worden dat als gevolg van deze opname de
echtelieden in feite duurzaam gescheiden leven. Van dit laatste is sprake wanneer de
echtelijke samenleving is verbroken en beide personen leven als waren zij niet met elkaar
gehuwd. Er wordt daarbij met andere woorden uitgegaan van een feitelijke toestand.
De SVB nam tot voor kort het standpunt in dat beide echtelieden alleen dan als duurzaam
gescheiden levend konden worden aangemerkt, wanneer zij geen of slechts geringe
contacten met elkaar onderhielden en zij bovendien elkaar niet dan wel slechts in geringe
mate verzorgden. Dit standpunt was geheel in lijn met de jurisprudentie van de Centrale
Raad van beroep die had bepaald dat hoewel bij kennelijk definitieve opname in een
verpleegtehuis er in beginsel sprake is van duurzaam gescheiden leven, zo'n omstandigheid
niet aanwezig behoeft te zijn als tussen betrokkenen nog sprake is van regelmatige
contacten.
Een uitspraak van de rechtbank in Den Haag in 2001 haalde een streep door deze
redenering. De rechter stelde namelijk dat eerdere jurisprudentie van de Centrale Raad van
Beroep er niet toe mocht leiden dat door regelmatige contacten tussen de echtelieden, zij in
weerwil van hun wens niet als duurzaam gescheiden levend kunnen worden aangemerkt.
De SVB was door deze uitspraak genoodzaakt haar tot dan toe gevoerde beleid op dit punt
aan te passen. Concreet betekende deze verandering, dat bij een kennelijk definitieve
opname in een verpleegtehuis sinds begin 2002 door het uitvoeringsorgaan aan de
betrokkenen wordt medegedeeld dat zij in verband met die opname wellicht als duurzaam
gescheiden levend kunnen worden aangemerkt. Indien zij zulks ook daadwerkelijk willen,
moeten zij dit zelf kenbaar maken bij de SVB. De status van duurzaam gescheiden leven
gaat in vanaf de datum dat men die wens ter zake heeft kenbaar gemaakt.
Op de door mevrouw Vietsch op 6 februari jl. gestelde vraag of het klopt "dat een aanvraag
voor en/of erkenning van een AOW-uitkering voor een alleenstaande niet meer
teruggedraaid kan worden", antwoordde het kabinet onder meer dat de SVB, zoals reeds
eerder in deze brief is aangegeven, onderzoekt "in hoeverre het juridisch mogelijk is
eenmalig van de hiervoor geformuleerde hoofdlijn af te wijken door een verzoek tot
herziening van de eertijds gemaakte keuze te honoreren, zonder dat er sprake is van een
wijziging van de feitelijke situatie".
De conclusie van het uitvoeringsorgaan, na de juridische analyse, luidt dat het mogelijk is
om terug te komen op een eerder genomen beslissing indien de voorlichting door de SVB
richting belanghebbenden, onvoldoende zou zijn geweest. Het uitvoeringsorgaan is van
mening dat dit laatste niet het geval is. Wel zal worden bezien of de voorlichting nog kan
worden verbeterd.
Gehuwde AOW-gerechtigden die voor een ongehuwdenpensioen opteren, worden er voor
gewaarschuwd dat de keuze die men maakt onomkeerbaar is en dat aan die keuze ook
nadelige gevolgen kunnen zitten. De SVB wijst de betreffende personen er dan ook op zich
goed te laten informeren bij bijvoorbeeld het ziekenfonds of de ziektekostenverzekeraar als
---
het gaat om wijzigingen in de hoogte van de eigen bijdrage ingevolge de AWBZ. Ook wordt
duidelijk gemaakt dat de keuze mogelijkerwijs gevolgen kan hebben voor de
inkomstenbelasting en soms voor eventuele huursubsidie en dat men voor meer informatie
contact kan opnemen met de betrokken instanties of met een ouderenbond.
Naast het voorlichtingsaspect wijst de SVB in haar analyse ook nog op het aspect van de
precedentwerking die ongetwijfeld zal uitgaan van een herziening van het ongehuwden
AOW-pensioen in een gehuwden AOW-pensioen indien er geen sprake is van een wijziging
van de feitelijke situatie. Waarom zo vraagt het uitvoeringsorgaan zich terecht af staan
we in de toekomst mensen niet toe om op hun keuze terug te komen, als we dat nu wel
zouden gaan doen?
Alles overziend blijft het kabinet van mening dat het beleid zoals dat op dit moment ter zake
wordt gevoerd geen aanleiding geeft tot wijziging.
De Staatssecretaris van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid,
(M. Rutte)