Junicirculaire 2003, vragen en antwoorden
31 juli 2003
Junicirculaire 2003, § 2.3, doorwerking nacalculatie 2002 (31 juli 2003)
Vraag
De circulaire vermeldt dat de structurele doorwerking van elf punten op grond van de nacalculatie over 2002 (zie de maartcirculaire, § 2.2) verwerkt is in de uitkering voor het jaar 2003. Hoe kan de uitkeringsfactor 2003 dan gehandhaafd blijven op 1,312?
Antwoord
De nacalculatie over 2002 leverde een aanvullend accres op van ¬ 121,213 mln. Dit bedrag is verwerkt in de uitkering 2002 van ¬ 13.038,657 mln, waarmee de Opbouwtabel 2003 opent, en dat dus doorwerkt in de uitkering voor 2003 en volgende jaren. Het effect op de uitkeringsfactor 2003 was ¬ 121,213 / ¬ 11,5 = 11 punten (afgerond naar boven).
Dat de uitkeringsfactor 2003 constant blijft op 1,312 (de stand van de septembercirculaire) is te herleiden tot een verlaging van het accres 2003 met ¬ 131,039 mln als gevolg van het Hoofdlijnenakkoord. Dat zijn ook ¬ 131,029 / ¬ 11,5 = 11 punten (afgerond naar beneden).
De uitkeringsfactor 2003 is dus beïnvloed door een positief effect van 11 punten (nacalculatie 2002) en een negatief effect van 11 punten (bijstelling accres 2003). Per saldo 1,312 +0,011 -0,011 = 1,312.
Junicirculaire 2003, §§ 2.3/3.4, mutaties ¬ 45,38 maatregel (31 juli 2003)
Vraag
De junicirculaire meldt in § 2.3 dat het vervallen van de ¬ 45,38 maatregel (Zalmsnip) conform de normeringssystematiek niet is verwerkt in de accressen. In § 3.4 wordt vervolgens geschreven dat de afroming van de ¬ 45,38 maatregel zoals alle accresmutaties in de uitkeringsfactor is verwerkt. Hoe kan dit?
Antwoord
Het is van belang te onderscheiden tussen de afschaffing van de Zalmsnip (een uitname uit het gemeentefonds van circa ¬ 325 mln in 2005, zie tabel 4.1 van de junicirculaire 2003 en § 6.4 van de septembercirculaire 2002) en de afroming van het accres over de Zalmsnip (een uitname uit het fonds van ¬ 100 mln in het jaar 2004, zie § 3.4 van de junicirculaire 2003).
Die laatste afroming in 2004 heeft betrekking op de delen van de accressen, die in de laatste jaren door de gemeenten zijn ontvangen over de in 1998 toegevoegde middelen voor de Zalmsnip. Zoals alle accressen zijn die verdeeld via de uitkeringsfactor. De circulaire geeft aan dat de uitname in 2004 dan ook zal verlopen via de uitkeringsfactor.
De afschaffing van de Zalmsnip in 2005 heeft betrekking op die in 1998 toegevoegde middelen als zodanig. De toevoeging is destijds gerealiseerd door een verhoging van het bedrag per woonruimte. Daarom zal de uitname verlopen via een verlaging van het bedrag per woonruimte (zie de septembercirculaire van 2002, § 6.4). De genoemde zinsnede in § 2.3 (p. 12) geeft aan dat deze middelen losstaan van het accres. De uitname komt dus bovenop de teruglopende accressen, zo wordt gewaarschuwd.
Junicirculaire 2003, Verdeeltabel 2004 (bijlage 2, tabel 3) (31 juli 2003)
Vraag
Bijlage 2, tabel 3, vermeldt dat de Verdeeltabel 2004 in de eerste cijferkolom uitgaat van de stand van mei 2003. De cijfers sluiten echter niet volledig aan op de Verdeeltabel 2004 die werd gegeven in de circulaire Uitname BTW-compensatiefonds van 16 mei jl. (bijlage 2). De junicirculaire geeft bij het vaste bedrag voor iedere gemeente (nr. 39) ¬ 201.598,02, terwijl dat in mei ¬ 201.286,48 was. Wat is de oorzaak van dit verschil?
Antwoord
Het verschil is ¬ 311,54, hetgeen overeenkomt met de recente mutatie van deze maatstaf op het uitkeringsjaar 2003 (zie bijlage 2, tabel 1). Voetnoot 1 bij deze tabel is dus niet helemaal juist. Ze had moeten worden uitgebreid tot: De stand van de circulaire Uitname BTW-compensatiefonds van 16 mei 2003, bijlage 2, inclusief de doorwerking van de sindsdien opgetreden mutaties 2003 (zie tabel 1 van deze bijlage).
Junicirculaire 2003, Mutatie nieuwe Vreemdelingenwet (31 juli 2003)
Vraag
Bijlage 2, tabel 4, vermeldt op de maatstaf uitvoeringskosten bijstand (nr. 9) een mutatie van ¬ 0,79 positief. Deze is te herleiden tot de uitname van ¬ 0,590 mln in verband met de nieuwe Vreemdelingenwet. Een negatief effect op de algemene uitkering wordt dus verwerkt via een positieve mutatie op de maatstaf. Wat is de verklaring van deze paradox?
Antwoord
Uit de meicirculaire van 2001, § 2.10, blijkt dat de mutatie 2004 i.v.m. de nieuwe Vreemdelingenwet (Nvw) het saldo is van een positieve mutatie op het onderdeel apparaatskosten bijstand en een (grotere) negatieve mutatie op het onderdeel bijzondere bijstand.
Bij de verdeling van de mutatie zijn de maatstaven bijstandsontvangers, uitvoeringskosten bijstand, lage inkomens, uitkeringsontvangers en minderheden betrokken. Omdat de Nvw in het algemeen een toename tot gevolg heeft van de aantallen eenheden bij deze maatstaven, werkt de mutatie automatisch door in de verdeling. Een wijziging van het bedrag per eenheid is dus niet nodig.
Voor één maatstaf geldt dit echter niet, nl. de maatstaf uitvoeringskosten bijstand. Deze is gefixeerd op een historische waarde (het bevroren gemiddelde van het aantal bijstandsontvangers uit de jaren 1995-1997). Hier is dus wél een wijziging noodzakelijk van het bedrag per eenheid. Via deze maatstaf wordt 90% verdeeld van het onderdeel apparaatskosten bijstand. Dat onderdeel vertoont een positieve mutatie (zie boven), vandaar de toevoeging van ¬ 0,79 aan het bedrag per eenheid.
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties