Rechtbank Roermond
In de zaak K: toepassing van de maatregel van goedmaking van artikel 8
WED tot een bedrag van 8 miljoen Euro
Bron: Rechtbank Roermond
Datum actualiteit: 31-07-2003
De rechtbank in Roermond heeft op 30 juli 2003 uitspraak gedaan in de
zaken van Elmar K., Eric van V., mr. Gilles R., zes rechtspersonen en
vijftien andere verdachten.
De rechtbank heeft de advocaat mr. R. vrijgesproken van het hem
tenlastegelegde. De rechtbank heeft deze vrijspraak aldus gemotiveerd
dat er onvoldoende overtuigende bewijsmiddelen bestaan dat R.
bestuurshandelingen heeft verricht ten behoeve van onder trustverband
staande rechtspersonen alsmede dat het oogmerk als bedoeld in art. 140
Sr ontbreekt. Tevens acht de rechtbank niet bewezen dat mr. R. zich
schuldig heeft gemaakt aan het bedrijfsmatig aantrekken van gelden.
Daarnaast heeft de rechtbank ook een rechtspersoon vrijgesproken.
De rechtbank heeft de hoofdverdachten K. en Van V. veroordeeld tot
respectievelijk 4 jaar en 3 ½ jaar gevangenisstraf. De overige
verdachten zijn veroordeeld tot straffen die variëren van enkele
maanden voorwaardelijke gevangenisstraf en taakstraffen tot
voorwaardelijke taakstraffen en geldboeten voor zover het
rechtspersonen betreft.
De rechtbank Roermond acht bewezen dat deze beide hoofdverdachten zich
van 1995 tot 1999 in Nederland en België schuldig hebben gemaakt aan
overtreding van de Wet toezicht kredietwezen 1992, te weten het
bedrijfsmatig aantrekken van gelden zonder vergunning. Het aantrekken
van gelden geschiedde door het uitgeven van zogenaamde
waardecertificaten, die evenwel geen dekking bleken te hebben. Tevens
is bewezen verklaard dat deze beide hoofdverdachten en vijf
rechtspersonen schuldig zijn aan het besturen van een criminele
organisatie die tot oogmerk had het plegen van misdrijven, bestaande
uit het bedrijfsmatig aantrekken van gelden zonder vergunning en
oplichting.
Voorts heeft de rechtbank Roermond vijftien overige verdachten
veroordeeld ter zake van het in de jaren 1995 tot 1999 bedrijfsmatig
aantrekken van gelden zonder vergunning dan wel de bemiddeling
daartoe.
Ten aanzien van de strafmaat heeft de rechtbank gelet op de enorme
omvang van de fraude met geld en waardecertificaten tussen 1995 en
1999 waarbij honderden slachtoffers omvangrijke bedragen zijn
kwijtgeraakt. Tengevolge daarvan moeten vele slachtoffers nog jaren
leningen afbetalen die zij hebben gesloten als inleg voor de naar
later is gebleken waardeloze certificaten. Het daardoor aangerichte
leed is groot. Menig slachtoffer ondervindt nog dagelijks de
emotionele en psychische schade daarvan. Bovendien betrekt de
rechtbank daarbij de flagrante wijze waarop verdachten misbruik hebben
gemaakt van het vertrouwen dat de inleggers in hen hadden.
De rechtbank heeft de honderden benadeelde partijen niet-ontvankelijk
verklaard in hun vorderingen. De gevoerde strafgedingen lenen zich,
naar het oordeel van de rechtbank, niet voor behandeling van civiele
vorderingen die vanwege juridische en feitelijke vraagpunten als onder
meer de causaliteit, de relativiteit en de eigen schuld niet eenvoudig
zijn te beoordelen.
Daarentegen heeft de rechtbank aan bijna alle verdachten de maatregel
van art. 8 aanhef en onder sub c van de Wet op de economische delicten
opgelegd. Dat is een maatregel tot goedmaking van hetgeen
wederrechtelijk door de verdachte is verricht. Deze maatregel heeft
als grondslag dat onrechtmatige verhoudingen en situaties weer recht
getrokken moeten worden door of in ieder geval ten laste van degene,
die voor deze wanverhoudingen aansprakelijk is. De kosten voor de
uitvoering van deze maatregel zijn voor rekening van de veroordeelde.
De maatregel van art. 8 WED staat naast de vordering van de benadeelde
partij.
De rechtbank heeft met inachtneming van de persoonlijke omstandigheden
bepaald hoeveel Euro er aan genoegdoening moet worden betaald per
betreffende verdachte. Deze goedmaking, die eventueel in termijnen kan
worden voldaan, moet aan het openbaar ministerie worden betaald. Het
openbaar ministerie moet daarna, naar ieders deel, voor betaling aan
de rechthebbende partijen zorgdragen.
Indien de veroordeelde zich niet houdt aan de maatregel maakt deze
zich in beginsel schuldig aan een nieuw strafbaar feit.
Op grond van de opgelegde maatregelen zal Elmar K. EUR 5.000.000,-- en
Eric van V. EUR 1.000.000,-- ter goedmaking moeten voldoen. In totaal
heeft de rechtbank maatregelen tot goedmaking opgelegd tot een bedrag
van EUR 8.227.000,--.
Zie ook de overige uitspraken in deze rechtszaak:
'AI0649'
'AI0652'
'AI0657'
'AI0664'
Ga naar betreffende uitspraak met nummer: AI0639
Zie het origineel
http://www.rechtspraak.nl/act...d=12635&i=40&ti=3