Organisatie ter Verbetering van de Binnenvisserij


Aalsterfte in de Rijn

Er heeft in juli van dit jaar een forse aalsterfte in de Rijn plaatsgevonden. Dat is aan het licht gekomen doordat de karkassen bij afnemende waterstanden droog kwamen te liggen. Van 10 tot 21 juli zijn de waterstanden in de Rijn (meetpunt Emmerich) afgenomen. In die periode zijn ook de meldingen van dode aal binnengekomen. De OVB heeft 12-13 alen per kribvak in de buurt van Varik waargenomen. Volgens mededelingen van het RIZA ging het in 13 bekeken kribvakken gemiddeld om ca. 10 alen per kribvak. Bij de NVVS zijn meldingen binnengekomen van wel 100 per kribvak.
Sterfte van aal blijkt zich volgens de jongste RIZA-mededelingen tot boven Bonn, in Baaden-Würtemberg, voor te doen. Een eerste ruwe en behoudende schatting van de omvang van de schade in Nederland komt op 17 ton dode aal die op het droge terecht is gekomen. Het laat zich raden wat in het water is blijven liggen en wat in Duitsland is achter gebleven.
Veel alen tonen zware mechanische schade door een uitwendige oorzaak: in stukken gehakt of half doorgesneden. Ze zijn allemaal groter dan ca. 50 cm en dus van het vrouwelijke geslacht. Andere dode vissen zijn nauwelijks waargenomen.
De verwondingen lijken sterk op die welke eerder nabij waterkrachtcentrales (WKCs) zijn gesignaleerd. Zie bijvoorbeeld op deze site ook de melding van aalsterfte in de Maas in het najaar van 2002. Van waterkrachtcentrales is bekend dat vooral de grotere aal kwetsbaar is voor turbineschade en dat turbines dergelijke verwondingen kunnen veroorzaken. De aal zou bijvoorbeeld gedeeltelijk uit de Ruhr kunnen komen, waar veel WKCs staan. Of uit andere zijrivieren, zoals de Moezel of Lahn die meer stroomopwaarts in de Rijn uitmonden. In theorie kunnen er ook veel andere verklaringen worden gegeven. Scheepsschroeven kunnen vergelijkbare verwondingen veroorzaken. Tot dusverre is zoiets echter nog nooit op zon schaal waargenomen. En in theorie kunnen ze zelfs dood zijn gegaan, door een ziekte bijvoorbeeld, en daarna door scheepsschroeven zijn geraakt. Het gedrag van de aal kan ze ook extra kwetsbaar hebben gemaakt voor scheepsschroeven of turbines. Zoveel grote alen worden doorgaans pas in het najaar aangetroffen, wanneer de schieraaltrek begint. Of deze dieren uitzonderlijk vroeg schier waren of alleen een verhoogde activiteit vertoonden, is momenteel niet duidelijk. In de media is reeds gesuggereerd dat de hoge temperaturen en lage waterstanden een rol kunnen hebben gespeeld. Dat lijken echter niet factoren te zijn die de dood van de dieren veroorzaakt kunnen hebben. Hooguit kunnen ze eraan hebben bijgedragen door een verandering in het gedrag van de aal te bewerkstelligen.
De oorzaak van de aalsterfte lijkt al met al in Duitsland te liggen. De OVB heeft kontakt met duitse onderzoekers en zodra er meer bekend is over de oorzaak, dan houden wij u op de hoogte.