Publiciteitswapen toezichthouder alleen in uiterste geval
Het Verbond vindt dat de financiële toezichthouders alleen in het
uiterste geval het publiciteitswapen zouden mogen inzetten. Dat is
wanneer een instelling opereert zonder vergunning. In vrijwel alle
andere gevallen staan de toezichthouders voldoende instrumenten ter
beschikking om een instelling tot de orde te roepen.
Dit is de kern van de reactie die het Verbond heeft gegeven op een
door het ministerie van Financiën opgesteld consultatiedocument over
de publicatiebevoegdheid van de toezichthouders op financiële
instellingen. Waar publiciteit van de toezichthouder over financiële
producten bedoeld is als waarschuwing aan het publiek (en natuurlijk
als waarschuwing en straf aan de instelling), leidt deze in de
praktijk voornamelijk tot verwarring.
Publiciteit dient mede ter bevordering van het vertrouwen in de
financiële markten. Daardoor ziet het publiek dat tegen laakbare
praktijken wordt opgetreden. Maar publiciteit kan ook de reputatie van
de instelling ten onrechte schaden, zeker als er geen beroeps- of
bezwaarmogelijkheid is tegen de beslissing van de toezichthouder om
tot publiciteit over te gaan.
Instellingen moeten de toezichthouders ruimschoots van informatie
voorzien om hen in staat te stellen het toezicht uit te kunnen
oefenen. De huidige en naar het oordeel van het Verbond te ver gaande
voorstellen over de publicatiebevoegdheden van de toezichthouders
zouden instellingen wel een huiverig kunnen maken om de nodige
informatie ter beschikking te stellen. Want niets is geregeld over
bijvoorbeeld de mogelijkheid dat informatie die aan de ene
toezichthouder is verstrekt, aan de ander wordt doorgegeven die
vervolgens besluit tot publicatie over te gaan. Er is geen
duidelijkheid over de rechtsbescherming van de instelling wat betreft
informatieverschaffing.
Bondig, juli 2003
Verbond van Verzekeraars