Unicef
PersberichtBabysterfte voormalig oostblok veel hoger dan officieel bekend
23 juli 2003, Den Haag - In negen landen in Oost-Europa en Centraal-Azië zijn de werkelijke sterftecijfers onder babys veel hoger dan de officiële cijfers aangeven. Uit Unicef-onderzoek blijkt dat in sommige landen de sterfte onder kinderen tot één jaar vier keer hoger is dan in de officiële tellingen. Met name de situatie in de Kaukasus en Centraal-Azië baart zorgen: hier is de kindersterfte twaalf maal hoger dan in Westerse landen. Veel sterfgevallen zijn te voorkomen, maar door armoede zien ouders af van een medische behandeling. Het onderzoeksrapport Social Monitor 2003 wordt vandaag gepresenteerd en bevat gegevens over de leefsituatie van kinderen in 27 landen in Oost- en Centraal-Europa en Centraal-Azië.
De Social Monitor 2003 stelt dit jaar trends in babysterfte vanaf 1989 tot nu centraal. De officiële cijfers laten een flinke daling in sterfgevallen zien. Zo daalde het officiële sterftecijfer tussen 1989 en 2001 in Turkmenistan van 54,7 naar 20,1 (per 1000 levendgeborenen) en in Georgië van 19,6 naar 11,8. Echter, Unicef heeft in de Kaukasus en Centraal-Azië, plus Roemenië en Ukraïne, de officiële sterftecijfers vergeleken met de uitkomsten van representatieve steekproeven van Unicef onder duizenden vrouwen. In negen van deze tien landen blijken de werkelijke sterftecijfers veel hoger te liggen dan de officiële cijfers. Zo ligt het werkelijke sterftecijfer in Azerbeidzjan ruim vier keer hoger dan de overheidsstatistieken aangeven: 74 sterftegevallen per 1000 levendgeborenen, tegenover het officiële cijfer van 17 per 1000. De ex-Sovjetrepubliek bevindt zich daarmee op het niveau van Botswana en Eritrea. Ook in onder meer Georgië, Turkmenistan en Roemenië ligt het daadwerkelijke sterftecijfer onder babys aanzienlijk hoger dan wordt teruggevonden in de officiële cijfers.
Het rapport belicht drie hoofdredenen voor de kloof tussen de officiële cijfers van regeringen en de werkelijke cijfers zoals ze naar voren komen in interviews die Unicef voerde. Ten eerste wordt - om vast te stellen of een baby levend wordt geboren - in een aantal landen niet de internationaal aanvaarde definitie van de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) gebruikt, maar een oude communistische standaard. In de tijd van de Sovjet-Unie was het al dan niet ademen van de baby het enige criterium om vast te stellen of het leefde. Daarnaast werden kinderen die geboren werden na een zwangerschap van minder dan 28 weken, minder dan 1000 gram wogen of minder dan 35 centimeter lang waren, niet als levendgeborenen beschouwt als zij binnen zeven dagen stierven. Het overlijden van een baby werd dan gemeld als een miskraam of als een doodgeborene. Volgens de WHO daarentegen leeft een kind bij de geboorte als het kindje ademt of andere tekens van leven vertoont, zoals het hebben van een hartslag. De Sovjetdefinitie werd tot voor kort in Azerbeidzjan en Centraal-Azië gehanteerd en heeft tot gevolg dat het officiële babysterftecijfer lager ligt dan het werkelijke sterftecijfer.
Verder speelt mee dat sterftecijfers van babys dikwijls bewust worden gemanipuleerd. Onder het communistische systeem werd opgelegd dat ziekenhuizen en artsen een sanctie tegemoet konden zien als het babysterftecijfer te hoog was.
Tenslotte ondervinden ouders soms moeilijkheden bij het laten registreren van hun baby. Recent onderzoek gaat er van uit dat in deze regio zon 10% van alle babys niet wordt aangegeven en geregistreerd; met name in de Kaukasus en Centraal-Azië. In Tajikistan werd eind jaren negentig meer dan de helft van alle kinderen onder de zes maanden niet geregistreerd vanwege de hoge kosten van aangifte. Ouders werden niet opgeroepen hun kind te laten registreren of zagen vanwege de bureaucratie hiervan af. Als een geboorte niet wordt gemeld, is het onwaarschijnlijk dat een overlijden wèl wordt gerapporteerd.
Veel sterfgevallen onder babys zijn te voorkomen, volgens het rapport. Deze sterfgevallen zijn een rechtstreeks gevolg van onvoldoende of slechte voeding en infecties van moeder of kind; infecties die kunnen worden behandeld. Echter, door armoede zijn ouders soms gedwongen om af te zien van medische zorg.
Aanbevelingen
Om te komen tot een betere registratie van kindersterfte en het sterftecijfer onder babys terug te brengen, roept Unicef de betrokken regeringen op om de WHO-definitie van levendgeborenen over te nemen en in te voeren. Verder moet de zorg voor moeders en babys worden verbeterd en voor iedereen bereikbaar en betaalbaar zijn; artsen moeten worden bijgeschoold en ouders worden aangemoedigd om hun kind te laten registreren. De recente economische groei in deze regio biedt de landen een uitgelezen kans om armoede onder de bevolking te verminderen en meer geld te investeren in preventieve zorg en basisgezondheidszorg.
De Social Monitor is een jaarlijks terugkerend rapport dat het welzijn van kinderen in de 27 landen van Centraal en Oost-Europa en Centraal-Azië beschrijft.