VSNU



VSNU-Persbericht
Datum: 21 juli 2003

Hogescholen en universiteiten komen met prioriteiten voor innovatie Onderzoek, kennisverspreiding en meer hoger opgeleiden

Hogescholen en universiteiten willen dat het kabinet het geld dat beschikbaar is voor innovatie inzet voor drie prioriteiten. Intensivering van het fundamenteel onderzoek en kenniscirculatie, bevordering van een toename van het aantal hoger opgeleiden en onderwijsvernieuwingen in het hoger onderwijs. Dat schrijven HBO-raad en VSNU vandaag in een gezamenlijke brief aan Minister Van der Hoeven en Staatssecretaris Nijs van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen (OCenW). In totaal vragen de kennisinstellingen hiervoor een extra bedrag van 270 miljoen euro.

Brief aan Minister Van der Hoeven en Staatssecretaris Nijs

De intensivering van de kennisontwikkeling en kenniscirculatie moeten hand in hand moeten gaan, stellen HBO-raad en VSNU. Het gaat om een ketenbenadering waarbij de nadruk zowel ligt op een stimulering van het wetenschappelijk onderzoek als op de verspreiding daarvan in het bedrijfsleven en andere organisaties. Alleen op die manier is het mogelijk om de arbeidsproductiviteit te laten groeien, waardoor Nederland goedkoper en dus meer concurrerend kan produceren. Om deze prioriteit te helpen verwezenlijken is honderd miljoen euro extra nodig voor onderzoek, te verdelen via NWO (Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek). Dit bedrag is al eerder bepleit door de manifestpartijen (NWO, VNO/NCW, KNAW en VSNU). Echter, van overheveling van geld uit het universitaire onderzoeksbudget naar NWO, zoals in het Hoofdlijnenakkoord is afgesproken, kan geen sprake zijn zolang de universiteiten de helft van de kosten van onderzoeksprojecten die NWO bij de universiteiten financiert zelf moeten bijdragen.

Verder vinden VSNU en HBO-raad dat het aantal lectoren in het hbo moeten groeien, waarvoor dertig miljoen euro extra nodig is. Lectoren zijn in het hbo aangesteld om als kennisbrug tussen het bedrijfsleven (met name midden - en kleinbedrijf) en hbo te fungeren en spelen derhalve een grote rol bij de verspreiding van kennis.

Een kennissamenleving krijgt pas echt gestalte als ook een aanzienlijk deel van de beroepsbevolking hoger opgeleid is. Om die reden vinden hogescholen en universiteiten dat het aantal hoger opgeleiden moet groeien. Vanuit havo en vwo is weinig groei te verwachten, omdat de instroom via deze weg nu al zeer hoog is. Om die reden bepleiten hogescholen en universiteiten een betere doorstroming binnen het beroepsonderwijs (vmbo-mbo-hbo) en tussen hbo en wo, als mogelijkheid om het aantal hoger opgeleiden te laten groeien. Zij ondersteunen ook het pleidooi van het beroepsonderwijs en sociale partners aan de fractievoorzitters van de politieke partijen voor "noodzakelijke investeringen in het beroepsonderwijs." Daarnaast wordt in de brief van HBO-raad en VSNU gevraagd om veertig miljoen euro voor maatschappelijke relevante hbo-masteropleidingen in gezondheidszorg en onderwijs.

De gezamenlijke kennisinstellingen constateren dat de rijksbijdrage per student op een te laag niveau terecht is gekomen. Extra investeringen in onderwijsvernieuwingen, zoals competentiegericht leren en flexibilisering van onderwijsprogramma's in relatie tot de invoering van het bachelor-mastersysteem zijn om die reden moeilijk te verwezenlijken. Datzelfde geldt voor het krachtig doorvoeren van ICT-toepassingen, die nodig zijn om meer maatwerk aan studenten te bieden. Om dit toch te kunnen verwezenlijken vragen hogescholen en universiteiten een bedrag van honderd miljoen euro.


---