Ministerie van Economische Zaken
Berichtnaam: Vragen van verschillende kamerleden inzake JSF
Nummer: 315

Datum: 18-07-2003

Vragen van de leden Karimi en Vendrik (beiden GroenLinks) aan de staatssecretaris van Defensie en de ministers van Economische Zaken en van Financiën over het uitblijven van voldoende compensatieorders voor de Nederlandse deelname aan de ontwikkelingsfase van het Joint Strike Fighter-project. (Ingezonden 9 juli 2003)


1 Is het waar dat volgens onderzoek van het Amerikaanse ministerie van Defensie Nederland veel te passief is geweest in de jacht op compensatieorders in de ontwikkelingsfase van de Joint Strike Fighter (JSF)? 1)


2 Hoe verhoudt deze stand van zaken zich met de inzet van de Nederlandse regering, zoals die vorig jaar aan de Kamer is gepresenteerd?


3 Kunt u aangeven welke fouten er zijn gemaakt bij het inschatten van de Nederlandse mogelijkheden om compensatieorders te verwerven?


4 Welke aannames uit de zogenaamde Business Case zijn onhaalbaar gebleken of te rooskleurig voorgesteld en hoe valt dit te verklaren?


5 Is het ook waar dat uit een uitvoerige analyse van de stand van zaken rond de tegenorders bij het JSF-project blijkt dat er weinig meer te redden valt en het dus geen zin meer heeft als Nederland zich op dit punt probeert te verbeteren?


6 Bent u bereid de deelname aan het JSF-project te heroverwegen en kunt u in beeld brengen welke financiële schade dit zou betekenen en/of welke besparingen hiermee alsnog gerealiseerd kunnen worden?


---

1) JSF al financieel debacle in: De Telegraaf 8 juli jl.

De Staatssecretaris van Economische Zaken, Ir. C.E.G. van Gennip heeft deze vragen mede namens namens de Saatssecretaris van Defensie en de Minister van Financiën als volgt beantwoord.


1 In het onderzoek van het Amerikaanse ministerie van Defensie, getiteld JSF International Industrial Participation van juni 2003 is nergens gesteld dat Nederland passief is geweest in de jacht op orders voor participatie in het JSF programma. Het rapport beschrijft de acquisitie strategieën die de verschillende JSF partnerlanden tot op heden hebben gevolgd. Daarbij wordt veel aandacht geschonken aan Canada, dat tot op heden zeer succesvol is geweest. Overigens betreft het hier een openbaar rapport, dat sinds medio juni beschikbaar is op een website van het Pentagon (www.acq.osd.mil/ip).

3 De te verwachten productie omzet voor Nederland bij 6.000 toestellen is ongeveer $ 10 miljard. Bij een lagere productie zal die Nederlandse omzet navenant dalen. In de business case is uitgegaan van een productie van 4.500 vliegtuigen met een geraamde Nederlandse omzet van ongeveer $ 7,5 miljard. De stand van zaken is dat er gedurende het eerste jaar van deelname voor $95 miljoen aan SDD-opdrachten is verworven. Deze opdrachten bieden uitzicht op enkele honderden miljoenen dollars aan opdrachten in de preproductiefase. Onze inschatting van de omzet over de totale productie- en instandhoudingsperiode tot 2052 blijft intact.

Het is alle betrokken partijen, zowel overheid als industrie, van meet af aan duidelijk geweest dat de verwezenlijking van de omzetverwachtingen een voortdurende en gecoördineerde inspanning zou vergen. Daarbij realiseert de Nederlandse industrie zich dat elke opdracht in concurrentie zal moeten worden verworven.

4 Er zijn geen aannames uit de business case onhaalbaar gebleken of te rooskleurig voorgesteld. In tegendeel, twee parameters van de business case, namelijk de dollarkoers voor de SDD-bijdrage en de totale ontwikkelingskosten, zijn ten gunste van de business case gewijzigd. Hoewel de dollarkoers zich ongunstig ontwikkelt voor de inkomstenkant, is er nu een positief saldo voor de business case als geheel. Zoals vermeld in de Kamerbrief van 8 april 2002 zal de business case in 2008 worden herberekend. De industrie zal het dan berekende tekort dichten.

5 Uit de analyse van het Amerikaanse rapport blijkt geenszins dat er weinig meer te redden valt en dat verdere inspanningen tevergeefs zouden zijn. Integendeel, het rapport concludeert dat industriële kansen voor participatie zich blijven voordoen.

6 Neen, de regering is niet bereid deelname aan het JSF project te heroverwegen. De SDD-bijdrage bedraagt $ 800 miljoen in lopende prijzen, waarvan $ 50 miljoen te besteden in Nederland. Inmiddels is $ 138 miljoen daarvan betaald aan de Amerikaanse overheid. Het resterende bedrag zou bij uitstappen over de jaren tot 2012 ter beschikking komen. In de huidige regeerperiode zou het gaan om $ 348 miljoen van dit bedrag (dit komt overeen met ¬ 367,5 miljoen met een termijndollarkoers van $ 1 = ¬ 1,05587).

In de Kamerbrief van 8 april 2002 is aangegeven dat deelname aan de SDD-fase de belastingbetaler geen extra geld kost t.o.v. het later kopen van de plank; de SDD-bijdrage zal immers met rente worden terugverdiend. In de beantwoording van de vragen van het Kamerlid Van Velzen d.d. 15 april 2003 is aangegeven dat nu uit de SDD-fase stappen de belastingbetaler ¬ 26 miljoen netto contant kost als de JSF alsnog later wordt aangeschaft en ¬ 65 miljoen netto contant als de JSF later niet wordt aangeschaft.

De boven gepresenteerde kosten betreffen de onvermijdelijke kosten van het uitstappen, gerelateerd aan de reeds betaalde bijdrage aan de SDD- fase en de geschatte overheidsvoordelen. Het besluit om deel te nemen aan de SDD-fase is gebaseerd op een aantal voordelen. Bij uitstappen vervallen deze voordelen. Dit leidt tot een aantal negatieve consequenties:
- werkgelegenheidsvoordelen vervallen;

- de stimulans voor de Nederlandse kenniseconomie gaat verloren;
- het regeringsbeleid m.b.t. het luchtvaartcluster loopt gevaar doordat de militaire pijler van dit beleid verdwijnt.
- Het effect van de reeds gedane investeringen in dit deel van het beleid komt in gevaar. Vragen van het lid Van der Staaij (SGP) aan de minister van Defensie over JSF-orders. (Ingezonden 10 juli 2003)


1 Kent u het bericht Nederland krijgt weinig JSF-orders? 1)


2 Is de informatie correct, dat Nederlandse bedrijven het in vergelijking met buitenlandse bedrijven slecht doen bij het binnenhalen van orders voor de JSF? Zo ja, wat zijn de oorzaken voor deze relatief slechte resultaten?


3 In hoeverre heeft de Nederlandse overheid een ondersteunende rol gespeeld bij het binnenhalen van opdrachten?


4 Wat zijn de gevolgen van tegenvallende investeringsresultaten voor de overheidsfinanciën?


---

1) NRC-Handelsblad, 8 juli jl.

Toelichting:
Deze vragen dienen ter aanvulling op eerdere vragen terzake van de leden Karimi en Vendrik, ingezonden 9 juli 2003.

De Staatssecretaris van Economische Zaken, Ir. C.E.G. van Gennip heeft deze vragen mede namens namens de Saatssecretaris van Defensie en de Minister van Financiën als volgt beantwoord.


1 Ja.


2 De informatie dat Nederlandse bedrijven het in vergelijking met buitenlandse bedrijven slecht doen bij het binnenhalen van orders voor de JSF is een te eenvoudige voorstelling van zaken. Inderdaad hebben het Verenigd Koninkrijk en Canada meer orders verworven. Daarentegen hebben Denemarken, Noorwegen, Italië, Turkije en Australië tot nu toe minder opdrachten verworven dan Nederland. Maar de hoofdvraag is of Nederland voldoende vorderingen heeft geboekt bij het verwerven van ontwikkelingsopdrachten. Het antwoord hierop is bevestigend, zoals ook verwoord in het antwoord op vraag 2 van de leden Karimi en Vendrik.

Het Amerikaanse rapport besteedt relatief veel aandacht aan de hoge mate van succes die Canadese bedrijven tot op heden hebben gehad in de SDD-fase van het JSF programma. De Canadese overheid en industrie zijn zeer actief geweest met hun acquisitie activiteiten voor JSF, maar het Canadese succes is ook te danken aan een aantal andere factoren. Canada is buurland van de Verenigde Staten en maakt door middel van een statuut deel uit van de defensie-industriële basis van de Verenigde Staten. Het kent daardoor minder restricties op het gebied van wapenexport en informatie-uitwisseling op (defensie)technologie gebied. Daarnaast zijn veel Canadese bedrijven die opdrachten hebben verworven dochter van een Amerikaans moederbedrijf. Ook is de Canadese luchtvaartindustrie qua omvang en omzet veel groter dan de Nederlandse luchtvaartindustrie. Tenslotte heeft Canada reeds in februari 2002 besloten tot deelname, terwijl Nederland pas in juni 2002 toetrad. Het Britse succes in het JSF-project is ook verklaarbaar: het Verenigd Koninkrijk heeft vanaf het begin als level 1 partner geparticipeerd, en de Britse staatssecretaris van Defensie heeft zich nu reeds gecommitteerd aan toekomstige aanschaf. Ook het Verenigd Koninkrijk beschikt over een grote zelfscheppende luchtvaartindustrie.


3 De Nederlandse overheid heeft sinds de vaststelling van het luchtvaartclusterbeleid en het daarop volgende Nationaal Voorbereidingsprogramma voor de JSF bijgedragen aan de positionering van de Nederlandse industrie in het programma. Sedert de deelname aan de SDD-fase van JSF ondersteunt de Nederlandse overheid waar mogelijk de Nederlandse industrie bij het verwerven van opdrachten. Hiertoe wordt onder meer in interdepartementaal verband met de industrie regulier overleg gevoerd. Ook is een vertegenwoordiger van het ministerie van Economische Zaken op de ambassade Washington gestationeerd om het acquisitieproces van de Nederlandse industrie te faciliteren. De overheid zal de Nederlandse industrie ook in het verdere verloop van het programma blijven ondersteunen, indien nodig met extra inspanning.


4 Er kan niet worden gesproken van tegenvallende investeringsresultaten. Zie voorts de beantwoording van vraag 2 van de leden Karimi en Vendrik.

Vragen van het lid Van Bommel (SP) aan de ministers van Economische Zaken en van Defensie over het mogelijk uitblijven van voldoende compensatieorders voor de Nederlandse deelname aan het JSF-project. (Ingezonden 14 juli 2003)


1 Hoe komt het dat er volgens de minister van Economische Zaken geen tegenvallers zijn bij het binnenhalen van compensatieorders voor de JSF, terwijl de minister van Defensie beweert dat er extra inspanningen zullen moeten worden geleverd om de zaak te redden? Wat is het standpunt van de regering hierover? 1)


2 Deelt u de mening dat onenigheid binnen het kabinet over een miljardenproject als de JSF het binnenhalen van compensatieorders niet zal bevorderen?


3 Zal de Kamer worden geïnformeerd over de voortgang met betrekking tot het binnenhalen van compensatieorders? Zo ja, hoe vaak en op welke wijze? Zo neen, waarom niet?


4 Is het denkbaar dat u het project voor kortere of langere tijd opschort of afblaast indien u tot de conclusie komt dat de compensatieorders tegenvallen? Is dit denkbaar als de compensatieorders ook in de toekomst blijven tegenvallen? Zo neen, wat gaat u dan ondernemen om te voorkomen dat het financiële debacle nog groter wordt?


---

1) Telegraaf, 9 juli jl. Defensie erkent JSF-tegenvaller: Economische Zaken noemt strop echter 'kletskoek'.

Toelichting:
Deze vragen dienen ter aanvulling op eerdere vragen terzake van de leden Karimi en Vendrik, ingezonden 9 juli 2003 en van het lid Van der Staaij, ingezonden 10 juli 2003.

De Staatssecretaris van Economische Zaken, Ir. C.E.G. van Gennip heeft deze vragen mede namens namens de Saatssecretaris van Defensie en de Minister van Financiën als volgt beantwoord.


---


2 Er bestaat geen verschil van opvatting tussen het ministerie van Defensie en het ministerie van Economische Zaken over de stand van zaken inzake de inschakeling van de Nederlandse industrie in het JSF programma en de appreciatie daarvan. Zie ook de beantwoording van vraag 2 van de leden Karimi en Vendrik.


3 Conform de Regeling Grote Projecten wordt de Tweede Kamer in elk geval jaarlijks geïnformeerd m.b.t. de stand van zaken betreffende de inschakeling van de Nederlandse industrie. Indien daartoe aanleiding is, zal de Kamer ook tussentijds worden geïnformeerd.


4 Zoals gemeld in de Kamerbrief van 8 april 2002 is er een mogelijkheid om tussentijds uit het project te stappen als daartoe aanleiding is. Op dit moment is hiervoor echter geen aanleiding. Zie voorts de beantwoording van de vragen 2, 4 en 6 van de leden Karimi en Vendrik en de beantwoording van de vragen 2 en 4 van het lid van der Staaij.


Vragen van het lid Kortenhorst (CDA) aan de minister van Economische Zaken en de staatssecretaris van Defensie over de mogelijk tegenvallende orders inzake de JSF. (Ingezonden 15 juli 2003)


1 Klopt het dat uit onderzoek van First Equity, in opdracht van het Amerikaanse Ministerie van Defensie, blijkt dat onder meer Nederland en Italië, vergeleken met het Verenigd Koninkrijk en met name Canada, veel te passief zijn ten aanzien van het verwerven van orders voor de eigen industrie? 1) Hoe beoordeelt u het rapport? Waarom verkrijgt Canada als level 3 partner meer orders dan Nederland als level 2 partner?


2 Deelt u de mening van een recentie editie van Aviation Weekly, dat de belangrijkste JSF-orders al vergeven zijn?


3 Wat is uw reactie op de teleurstelling en bezorgdheid die een woordvoerder van Thales heeft uitgesproken over de kansen van dit bedrijf in het JSF-project? 2) Klopt het dat de complexiteit van de Amerikaanse regelgeving ten aanzien van technologieoverdracht een probleem vormt voor Nederlandse bedrijven? Welke stappen worden ondernomen om deze problemen op te lossen?


4 Welke contacten onderhoudt de Nederlandse overheid met de Amerikaanse overheid en industrie met betrekking tot de JSF? Bent u bereid deze contacten te intensiveren en waar nodig te verbeteren, teneinde betere kansen te scheppen voor het Nederlandse bedrijfsleven?


5 Deelt u het standpunt van de woordvoerder van de Nederlandse luchtvaartindustrie, dat politieke druk nodig blijft? 3)


6 Wanneer kan de Kamer een eerstvolgende rapportage over de JSF-deelname tegemoet zien?


7 In hoeverre is te verwachten dat de Amerikaanse hoofd- en onderaannemers van het JSF-project een verminderde bereidheid hebben om elders dan in de VS de werkpakketten te verdelen, om op die wijze de eigen ontwikkel- en productiecapaciteit bezet te houden, welke bezetting mogelijk een teruggang ondervindt als gevolg van de mondiale crisis in de luchtvaartindustrie?


8 Gezien het bovenstaande, en gelet op de ontvankelijkheid van de Amerikaanse defensieindustrie voor politieke druk vanuit hun overheid: overweegt u de Amerikaanse regering daartoe te benaderen?

Toelichting:
Deze vragen dienen ter aanvulling op eerdere vragen ter zake van de leden Karimi en Vendrik ingezonden 9 juli 2003, van het lid Van der Staaij, ingezonden 10 juli 2003 en van het lid Van Bommel, ingezonden 14 juli 2003


---

1) De Telegraaf, 8 juli jl., JSF al in financieel debacle
2) De Volkskrant, 10 juli jl., Thales ziet niets meer in JSF-project
3) Financieel Dagblad, 9 juli jl., VS maant Nederlandse bedrijven


De Staatssecretaris van Economische Zaken, Ir. C.E.G. van Gennip heeft deze vragen mede namens namens de Saatssecretaris van Defensie en de Minister van Financiën als volgt beantwoord.


1 Neen. Zie de beantwoording van vraag 1 van de leden Karimi en Vendrik en vraag 2 van het lid Van der Staaij.


2 Neen. Zie antwoord op vraag 5 van de leden Karimi en Vendrik.


3 De complexiteit van de Amerikaanse exportregelgeving t.a.v. technologie-overdracht vormt inderdaad een probleem voor de Nederlandse bedrijven. In het Amerikaanse rapport wordt onderkend dat dit geldt voor alle deelnemende partners in het programma, Canada deels uitgezonderd (zie hiervoor de beantwoording van vraag 2 van het lid Van der Staaij). De bezorgdheid hierover van Thales Nederland wordt gedeeld. In het kader van het bilaterale materieelsamenwerkings Memorandum of Understanding uit 1978 en de in 2002 overeengekomen bilaterale Declaration of Principles (zie Kamerbrief van 12 maart 2002) wordt regelmatig overleg gevoerd met de Amerikaanse overheid om tot versoepeling van deze exportrestricties te komen. Daarnaast wordt tijdens alle bilaterale en multilaterale besprekingen in het JSF programma aandacht gevraagd voor deze kwestie.


---


5 In het kader van het SDD partnerschap vindt regelmatig in diverse fora op verschillende niveaus overleg plaats met de Amerikaanse overheid en industrie. De Nederlandse inbreng in deze fora wordt in interdepartementaal verband gecoördineerd. Naast dit reguliere overleg onderhouden Nederlandse overheidsvertegenwoordigers vrijwel dagelijks contact met vertegenwoordigers van de Amerikaanse overheid en industrie. De dagelijkse contacten ter plaatse worden onderhouden door de vertegenwoordigers van de Koninklijke luchtmacht in het JSF Program Office en door de speciale JSF vertegenwoordiger van het Ministerie van Economische Zaken in Washington. Het kabinet zal daarnaast politieke druk blijven uitoefenen op de Amerikaanse overheid en industrie.


6 De rapportage aan de Kamer in het kader van de Regeling Grote Projecten is de Kamer op 16 juli 2003 toegezonden.


---


8 Over de bereidheid van het Amerikaanse bedrijfsleven om orders te gunnen aan bedrijven uit JSF partnerlanden valt niet te speculeren. Er wordt continu druk uitgeoefend op de Amerikaanse overheid en industrie om de omzetverwachtingen voor het Nederlandse bedrijfsleven te realiseren.