zitting VN-Mensenrechtencommissie
Kamerbrief Verslag 59ste zitting VN-Mensenrechtencommissie
Aan de Voorzitter van de
Tweede Kamer der Staten-Generaal
Binnenhof 4
Den Haag
Directie Mensenrechten en Vredesopbouw
Bezuidenhoutseweg 67
Postbus 20061
2500 EB Den Haag
Datum
18 juli 2003
Behandeld
DMV/MR
Kenmerk
DMV/MR 207/03
Telefoon
+31 (70) 348 4584
Blad
1/4
Fax
+31 (70) 348 5049
Bijlage(n)
---
Betreft
VN-Mensenrechtencommissie/
Verslag 59ste zitting
Van 17 maart tot en met 25 april jl. vond in Genève de jaarlijkse
zitting van de VN-Mensenrechtencommissie (MRC) plaats. Zoals bekend is
Nederland momenteel waarnemer in deze Commissie maar zal ons land
gedurende de 60ste zitting, na 7 jaar afwezigheid, weer volwaardig lid
van de Commissie zijn. In EU-verband heeft Nederland ook dit jaar
actief bijgedragen aan de werkzaamheden van de MRC op basis van de u
toegezonden vertrouwelijke richtlijnen van 10 maart jl.
Ik sprak de Commissie toe op 25 maart. In mijn interventie benadrukte
ik het belang van internationale organisaties op het gebied van
mensenrechten, de rol van de OVSE op het snijvlak van mensenrechten en
de voornemens van het Nederlandse OVSE-Voorzitterschap. Tenslotte
kenschetste ik de Nederlandse inzet bij verkiezing tot lid van de
Mensenrechtencommissie als één van 'constructieve betrokkenheid'. De
tekst van de interventie gaat u hierbij toe. Hieronder volgt een
verslag op hoofdlijnen van het verloop van de 59ste zitting.
Algemeen
Na de uiterst moeizaam verlopen zitting van vorig jaar mede ten
gevolge van 11 september 2001 en de gespannen situatie in het
Midden-Oosten, waren er ook dit jaar indicaties dat de MRC
allesbehalve gemakkelijk zou verlopen. Dergelijke verwachtingen werden
ingegeven door het conflict in Irak, de verkiezing van een Libische
Voorzitter van de Commissie, en de toenemende regionale polarisering.
Ook de reeds vorig jaar gesignaleerde trend van negatieve initiatieven
van bepaalde landen, gericht op ondermijning van het
mensenrechtensysteem, zette dit jaar door. Men denke hierbij
bijvoorbeeld aan het grote aantal Cubaanse initiatieven gericht op het
onderuithalen van het mensenrechten-acquis. Het tegengaan van deze
dynamiek vergde extra inspanningen.
Enkele van bovengenoemde punten van zorg bleken uiteindelijk niet zo
problematisch als gevreesd. Zo heeft de Libische Voorzitter, mevrouw
Al-Hajjaji, haar rol bekwaam vervuld en opereerde zij doorgaans
objectief. Een voorstel van negen landen, aangevoerd door Syrië, om
een speciale zitting te houden over de situatie in Irak werd
weggestemd, waarna de aanvankelijk gespannen sfeer in de MRC
aanzienlijk verbeterde. De relatie met de Afrikaanse groep, die na de
Wereldconferentie tegen Racisme in Durban aanmerkelijk was
verslechterd, was beter dan vorig jaar. Het optreden van de nieuwe
Hoge Commissaris voor de Mensenrechten Sergio Vieira de Mello werd
unaniem gewaardeerd. Nederland heeft in EU-verband en daarbuiten een
constructieve en bemiddelende rol gespeeld, die met name tot uiting
kwam in de discussies over de Midden-Oosten problematiek, Afghanistan,
Irak en Racisme.
Tevredenheid is echter allerminst gerechtvaardigd. Zo zorgde
agendapunt 9 (landensituaties), ondanks de verbeterde werksfeer met de
Afrikaanse groep, voor een steeds geprononceerder Noord-Zuid
tegenstelling, die er mede toe heeft geleid dat een aantal
EU-resoluties over ernstige mensenrechtensituaties in diverse landen
niet is aangenomen. Met name de Afrikaanse groep wil in feite
definitief af van het veroordelende karakter van dit agendapunt en zet
in op een meer constructieve benadering in de vorm van behandeling
onder agendapunt 19 (technische hulp). De samenwerking met de VS was
op verschillende dossiers moeizaam, met name wanneer het ging om
kwesties gerelateerd aan de doodsstraf en het Internationaal
Strafhof. Ook was de samenstelling van de MRC zodanig dat een
aanzienlijk deel van de leden in principe niet positief stond
tegenover initiatieven van de Westerse Groep. Ofschoon de interne
EU-coördinatie ten opzichte van het afgelopen jaar zeker is verbeterd,
werd te Genève nog steeds te veel tijd besteed aan intern overleg,
terwijl die tijd beter gebruikt zou kunnen worden voor overleg met
andere landen en groepen teneinde de effectiviteit van het opereren
van de EU in Genève te vergroten.
Landensituaties
De EU presenteerde deze MRC twee nieuwe landeninitiatieven, te weten
de resoluties aangaande Turkmenistan en Noord-Korea. Beide resoluties
werden aangenomen. Enkele andere EU-initiatieven haalden het niet: de
resoluties over de mensenrechtensituaties in Tsjetsjenië en Soedan
behaalden geen meerderheid, terwijl de behandeling van de resolutie
over Zimbabwe evenals vorig jaar werd geblokkeerd door de aanname van
een 'no-action motion'.
De resoluties betreffende Israel en de Bezette Gebieden creëerden
minder controverse dan afgelopen jaar en dit jaar kon de EU-eenheid op
dit onderwerp dan ook behouden worden. Gezien de beladenheid van het
onderwerp en de timing van de MRC kan de aanname van een korte
resolutie over Irak gericht op de mensenrechtenrechtenschendingen in
het verleden en de democratische opbouw van de toekomst van dit land
een EU-succes worden genoemd.
Thematische onderwerpen
De EU heeft zich constructief opgesteld ten aanzien van de follow-up
van de Wereldconferentie tegen Racisme in Durban. Nederland heeft zich
hier sterk gemaakt om nader tot de Afrikaanse Groep te komen. Al is
het uiteindelijk niet gelukt om consensus te bereiken met deze groep,
er was aanmerkelijk meer onderling overleg dan afgelopen jaar en dat
was op zichzelf al een aanzienlijke verbetering.
Na de behandeling van de resolutie over Irak werd de slotzitting
beheerst door het controversiële Braziliaanse initiatief inzake
seksuele oriëntatie. Dit element werd gedurende de MRC van vorig jaar
voor het eerst met succes opgenomen in een door Zweden ingediende
resolutie over buitengerechtelijke executies en het nieuwe initiatief
leidde dit jaar tot beroering, voornamelijk bij de islamitische
groep. Het betreffende debat markeerde een van de weinige momenten
waarbij aan de objectiviteit van de Libische Voorzitter kon worden
getwijfeld. De mate van controverse in combinatie met tijdgebrek
hebben ertoe geleid dat behandeling van het initiatief is uitgesteld
tot de 60ste zitting van de MRC.
Slot
Teneinde een antwoord te geven op de voortdurend ernstige
mensenrechtenschendingen in de 21e eeuw dient de MRC over de juiste
instrumenten te beschikken. In dit kader zullen Nederland en de EU
zich beraden over de effectiviteit van onder meer landenresoluties en
het belang van de verschillende elementen van implementatie,
monitoring (o.m. Speciale Rapporteurs) en technische assistentie, ook
in samenhang met het overige instrumentarium van de VN dat de
mensenrechten ten dienste staat. Het EU-optreden zal, zeker na de op
handen zijnde uitbreiding met 10 Lidstaten, nog veel aan effectiviteit
moeten winnen. Ook dient er meer aandacht te zijn voor het gezamenlijk
EU-optreden naar buiten toe. Bovendien zal de samenwerking tussen de
EU en de VS moeten verbeteren. Nederland wil als lid van de MRC
hieraan een actieve bijdrage leveren.
De Minister van Buitenlandse Zaken a.i.
A.M.A. van Ardenne-van der Hoeven
Ministerie van Buitenlandse Zaken