Openbaar Ministerie

Opnemen gesprekken met advocaten rechtmatig

---

Het opnemen van gesprekken die een verdachte voert met een advocaat, is rechtmatig. In het Wetboek van Strafvordering (artikel 126aa) is nu juist een bijzondere regeling getroffen voor de beoordeling of een mededeling van een advocaat in een getapt gesprek onder het verschoningsrecht valt. Die regeling komt er, kort gezegd, op neer dat de officier van justitie beoordeelt of mededelingen gedaan door of aan een advocaat vallen onder het verschoningsrecht. Mocht blijken dat, hetgeen incidenteel voorkomt, de gewisselde informatie valt onder het verschoningsrecht van een advocaat dan wordt de informatie onverwijld vernietigd en kan geen deel uitmaken van danwel het onderzoek, danwel het bewijs. Het is wettelijk vastgelegd dat de officier van justitie voor deze beoordeling de aangewezen persoon is. Het ministerie van Justitie ziet geen aanleiding de wet en de daarop gebaseerde huidige werkwijze te wijzigen.
In reactie op de voorlopige bevindingen van het College Bescherming Persoonsgegevens heeft Justitie het CBP al laten weten dat een systeem van nummerherkenning niet past binnen het huidige wettelijk systeem. Een dergelijk systeem wordt in het rapport van het CBP aanbevolen.

Het CBP meent dat politie en justitie zijn doorgeschoten bij het afluisteren en registreren van gesprekken van burgers met hun advocaten. Het beroepsgeheim van advocaten zou hierdoor onvoldoende worden gerespecteerd. Tot deze conclusie komt het College bescherming persoonsgegevens na een onderzoek naar de waarborgen voor de vertrouwelijke communicatie van advocaten met cliënten waarvan de telefoongesprekken door de politie afgeluisterd worden.

Het CBP concludeert in het Onderzoek naar de waarborging van de vertrouwelijke communicatie van advocaten bij de interceptie van telecommunicatie onder meer dat de huidige werkwijze van politie en OM bij het opnemen en registreren van vertrouwelijke communicatie met advocaten onrechtmatig is. Het stelselmatig opnemen, registreren, uitwerken en kennisnemen van deze vertrouwelijke communicatie door de politie en het OM is strijdig met de bij wet en verdrag erkende bijzondere positie van beroepsgeheimhouders. Het is daarmee ook in strijd met de Wet politieregisters en de Wet bescherming persoonsgegevens.

Met het oog op het respecteren van het beroepsgeheim van advocaten doet het CBP op grond van het onderzoek de volgende aanbevelingen:
- Het OM schept meer technische (nummerherkenning) en organisatorische waarborgen (functiescheiding) voor de bescherming van de vertrouwelijkheid van gesprekken van advocaten.

- Het OM geeft voldoende specifieke invulling aan de norm voor de feitelijke vernietiging van geregistreerde vertrouwelijke advocatengesprekken.

- De advocatuur en andere rechtshulpverleners dragen zorg voor het scheppen van duidelijkheid over hun hoedanigheid bij deelname aan telecommunicatie.

Het CBP heeft het onderzoek in 2002 ingesteld op verzoek van de Nederlandse Vereniging van Strafrechtadvocaten en enkele advocaten.