16/7/2003 NVJ Algemeen
Nederlands Genootschap van Hoofdredacteuren en de Nederlandse
Vereniging van Journalisten (NVJ) dagvaarden gemeente Wassenaar over
het fotoverbod
PERSBERICHT
Het Genootschap en de NVJ hebben vandaag de gemeente Wassenaar in
kort geding gedagvaard. Zij vorderen buiten werking stelling van het
fotoverbod.
Het geding dient op 28 juli aanstaande om 10.00 uur bij de rechtbank
Den Haag. Deze procedure staat los van het strafproces dat de Haagsche
Courant heeft uitgelokt.
Genootschap en NVJ achten het verbod van de gemeente Wassenaar te
algemeen en te breed geformuleerd. Beide organisaties achten de
privacy van het prinselijk paar van belang maar zijn van mening dat de
gemeente Wassenaar met haar categorisch verbod op visuele nieuwsgaring
tegenover de media te ver gaat. Een voorstel aan gemeente Wassenaar
tot overleg is door de lokale autoriteit al in een vroeg stadium
afgewezen.
Voor de tekst van de dagvaarding zie verder.
Informatie:
Genootschap Tony van der Meulen, telefoon 06 53216469
NVJ Hans Verploeg, telefoon 020 6766771 of 06 53 175829
Advocaat mr. Dylan Griffiths, telefoon 020 5777700
HEDEN, tweeduizenddrie
OP VERZOEK VAN:
1. de vereniging met volledige rechtsbevoegdheid Nederlandse
Vereniging van Journalisten, gevestigd te Amsterdam,
2. de vereniging met volledige rechtsbevoegdheid Nederlands
Genootschap van Hoofdredacteuren, gevestigd te Amsterdam,
beide voor deze zaak woonplaats kiezende te Amsterdam aan de Van
Eeghenstraat 98 (1071 GL), ten kantore van Höcker Rueb Doeleman
Advocaten, van welk kantoor mr. D. Griffiths als advocaat optreedt,
alsmede te Den Haag aan de Zuid Hollandlaan 7 (2596 AL) ten kantore
van mr. W. Taekema, die tot procureur wordt gesteld en als zodanig zal
optreden;
GEDAGVAARD IN KORT GEDING:
de rechtspersoon naar publiek recht Gemeente Wassenaar, zetelend te
Wassenaar aan het adres Raadhuislaan 22 (2242 CP), aldaar mijn exploot
doende en afschrift dezes latende aan:
OM:
te verschijnen voor de voorzieningenrechter van de rechtbank te Den
Haag, op de terechtzitting die gehouden zal worden in het paleis van
justitie aan de Prins Clauslaan 60 te Den Haag, op maandagmorgen, de
achtentwintigste juli tweeduizenddrie om 10.00 uur;
MET DE VERMELDINGEN:
dat gedaagde op de hiervoor genoemde terechtzitting in persoon kan
verschijnen of vertegenwoordigd door een procureur,
dat indien gedaagde niet op de hiervoor genoemde datum op de
voorgeschreven wijze in het geding verschijnt en de voorgeschreven
termijnen en formaliteiten in acht zijn genomen, de
voorzieningenrechter verstek tegen gedaagde zal verlenen en de eis zal
toewijzen, tenzij deze de voorzieningenrechter onrechtmatig of
ongegrond voorkomt;
dat gedaagde bij verschijning ter terechtzitting een vast recht
verschuldigd is van EUR 205,=, waarvan bij gebleken on- of minvermogen
(gedeeltelijke) vrijstelling kan worden verleend;
TENEINDE:
op die terechtzitting namens eiseressen op de hierna te noemen gronden
als daarna volgt te horen eisen:
De NVJ
1. Eiseres sub 1 (verder: "de NVJ") behartigt de beroepsbelangen van
haar leden/journalisten, programmamakers en fotografen (verder: "de
journalisten"), op de voet van haar statuten, onder meer door op de
treden "bij gelegenheden en gebeurtenissen waar een journalistiek,
sociaal-economisch of algemeen maatschappelijk belang bij betrokken
is". Uit artikel 2a van de statuten van de NVJ blijkt dat de
vereniging zich ten doel stelt: "nationaal en internationaal te waken
en waar nodig te strijden voor de persvrijheid en het recht op
informatie van de burgers, welke vrijheid en welk recht zij beschouwt
als haar wezenlijke grondslagen". Ruim 80% van de in Nederland
werkzame journalisten is aangesloten bij de NVJ.
Het NGH
2. Eiseres sub 2 (verder: "het NGH") vertegenwoordigt alle
hoofdredacteuren van de schrijvende pers in Nederland. Het NGH waakt,
evenals de NVJ, op de voet van haar statuten voor de persvrijheid en
"de zelfstandige behartiging van gemeenschappelijke belangen,
voortvloeiend uit de hoofdredactionele verantwoordelijkheid van zijn
leden, zoals vastgelegd in de collectieve arbeidsovereenkomst voor
dagbladjournalisten en het daarop gebaseerde statuut voor
hoofdredacties en redacties". Aldus trekt het NGH zich het belang aan
van het recht op informatie van de burgers en komt in het geweer in
het algemeen belang daar waar beperking dreigt van de uitingsvrijheid
waaronder begrepen het recht op vrije nieuwsgaring.
De verordening
3. De gemeenteraad van Wassenaar heeft op 30 juni 2003 een verordening
vastgesteld, getiteld "Verordening betreffende het verzamelen,
verzenden of vastleggen van beeldmateriaal op of in een bepaalde
straal rond het terrein van Eikenhorst 4", citeertitel: "Verordening
fotografieverbod Eikenhorst 4", in deze dagvaarding verder kortweg
genoemd: "de verordening". De tekst van de verordening, de
bijbehorende tekening (waarnaar in artikel 1 van de Verordening wordt
verwezen) en de tekst van het aan de vaststelling van de verordening
voorafgegane raadsvoorstel van Burgemeester en Wethouders van
Wassenaar worden overgelegd als producties 1, 2 en 3.
4. Artikel 1 van de verordening bepaalt dat het verboden is om "op of
rond het perceel Eikenhorst 4, binnen een afstand zoals nader op
borden en op de bij deze verordening behorende (...) tekening (...) is
aangegeven, beeldmateriaal te verzamelen, vast te leggen of door te
zenden". Artikel 3 bepaalt dat overtreding van dit verbod wordt
gestraft met ten hoogste drie maanden hechtenis of een geldboete van
de tweede categorie.
5. Het op de tekening (productie 2) door middel van een stippellijn
geduide gebied is weliswaar, voorzover eiseressen hebben kunnen
nagaan, in eigendom bij het koninklijk huis (prinses Juliana), maar
deels wel toegankelijk voor het publiek. Het gaat eiseressen in deze
procedure niet zozeer om het gedeelte dat afgeschermd is voor het
privé gebruik van de bewoners van Eikenhorst 4, maar om het deel van
het gebied dat, hoewel in eigendom bij het koninklijk huis,
toegankelijk is voor het publiek.
6. De gronden voor vaststelling van de verordening worden genoemd in
het raadsvoorstel (productie 3). Dat vermeldt dat "op zeer korte
termijn" kroonprins Willem Alexander en prinses Maxima zich zullen
vestigen op het perceel Eikenhorst 4. In verband daarmee is het,
volgens het voorstel, om twee redenen nodig dat de verordening wordt
vastgesteld. De eerste reden is het "zoveel mogelijk" beschermen van
de privacy van Willem Alexander en Maxima. De tweede reden is "dat ook
van de zijde van de voor de bewaking van het Koninklijk Huis
verantwoordelijke instanties naar de instelling daarvan is verzocht.
Beeldmateriaal van de omgeving en van de vorstelijke bewoners zou
immers kwaadwillende elementen van groot nut kunnen zijn." Op grond
van deze twee redenen zijn Burgemeester en Wethouders er, zo vermeldt
het voorstel verder, "stellig van overtuigd dat maatregelen tot het
waarborgen van de immers ook wettelijk verankerde onschendbaarheid van
de persoon, de bescherming van de persoonlijke levenssfeer en het
recht op ongestoord woongenot noodzakelijk zijn en dat daarbij zeker
ook de veiligheid van de bewoners van deze residentie voorop dient te
staan".
Een categorisch verbod op visuele nieuwsgaring
7. Eiseressen stellen voorop dat zij het belang van de bescherming van
de privacy en veiligheid van het kroonprinselijk paar zonder meer
onderschrijven. Eiseressen benadrukken voorts dat zij, net als de
gemeente Wassenaar (en overigens alle weldenkende mensen), paparazzi
praktijken verafschuwen. Deze procedure wordt niet gevoerd ter
bescherming van de belangen van paparazzi. Maar een beroepsorganisatie
voor journalisten, en een vereniging van hoofdredacteuren, die de
eigen statutaire doelstelling serieus neemt, móet wel in actie komen
tegen een verordening als de onderhavige. Een categorisch verbod op
een bepaalde vorm van nieuwsgaring - de visuele - is uit oogpunt van
persvrijheid immers nog erger dan censuur. En het is het inzicht dat
censuur schadelijk is voor de publieke meningsvorming en
informatievoorziening, dat aan de basis heeft gestaan, halverwege de
negentiende eeuw, van de ontwikkeling van het grondrecht op vrije
meningsuiting en persvrijheid. De overheid heeft zich niet in te laten
met preventieve toetsing van de inhoud van informatie die bestemd is
voor openbaarmaking. Daaruit volgt, a fortiori, dat de overheid zich
niet heeft in te laten met het verbieden van het vergaren van
informatie. De gemeente Wassenaar heeft dat wel gedaan.
Het recht op vrije meningsuiting, vrije nieuwsgaring, persvrijheid
8. Eiseressen menen dat de verordening onverenigbaar is met de
vrijheid informatie te ontvangen, de vrijheid van nieuwsgaring en de
persvrijheid, welke vrijheden voortvloeien uit het recht op vrije
meningsuiting, dat neergelegd is in artikel 7 van de Grondwet, artikel
10 van het Europees verdrag voor de rechten van de mens (EVRM) en
artikel 19 van het Internationaal verdrag inzake burgerrechten en
politiek rechten (IVBPR). Dat betekent dat de verordening onverbindend
is en dat toepassing van de verordening onrechtmatig is jegens de
journalisten. Eiseressen lichten deze stelling hieronder toe.
9. De jurisprudentie van het Europees hof voor de rechten van de mens
(EHRM) over artikel 10 EVRM, zoals die zich vanaf de jaren zeventig
van de vorige eeuw heeft ontwikkeld, bevat een aantal duidelijke
uitgangspunten. De uitingsvrijheid is een van de essentiële
grondslagen van een democratische samenleving. Uitingsvrijheid strekt
zich niet slechts uit tot informatie en ideeën, die met instemming
worden ontvangen, maar ook tot inlichtingen en denkbeelden die
beledigen, choqueren en verstoren ("offend, shock and disturb"). De
media spelen een cruciale rol in het openbare debat. Door middel van
een vrije en onafhankelijke pers moet immers het recht van de burger
om geïnformeerd te worden over zaken van publiek belang gewaarborgd
worden. Het EHRM noemt dit de public watchdog role van de media (zie
bijvoorbeeld het Goodwin-arrest, EHRM 27 maart 1996, NJ 1996, 577).
Maatregelen die de media belemmeren, en sancties die aan de media zijn
opgelegd naar aanleiding van gedane uitingen, kunnen leiden tot een
chilling effect: zij kunnen de media ervan weerhouden om (in
toekomstige gevallen) te publiceren over zaken van openbaar belang.
Dat is onwenselijk, gezien de fundamentele plaats van het publieke
debat in een democratische samenleving, en de essentiële rol die de
media ten behoeve van dat publieke debat spelen. Het EHRM heeft dan
ook keer op keer uitgemaakt dat beperkingen van de vrije nieuwsgaring,
willen deze toelaatbaar zijn, moeten voldoen aan dezelfde voorwaarden
als die waaraan beperkingen van de vrije meningsuiting moeten voldoen.
10. Artikel 10 lid 2 EVRM bepaalt dat beperkingen van de vrije
meningsuiting slechts toegestaan zijn als deze (1) voorzien zijn bij
wet, (2) strekken tot bescherming van een van de in artikel 10 lid 2
met name genoemde belangen en (3) noodzakelijk zijn in een
democratische samenleving. Het gaat in deze zaak om het derde
criterium. Een beperking van de vrije meningsuiting, inclusief de
vrije nieuwsgaring, kan slechts gekwalificeerd worden als
"noodzakelijk in een democratische samenleving", als deze
gerechtvaardigd wordt door een dringende maatschappelijke behoefte
(pressing social need). Bovendien moet de beperkende maatregel
evenredig zijn aan het doel dat ermee nagestreefd wordt
(proportionaliteitsbeginsel) en mag het niet zo zijn dat dat doel ook
kan worden bereikt door middel van maatregelen die een minder
vergaande beperking van de uitingsvrijheid meebrengen
(subsidiariteitsbeginsel). Deze criteria zijn voor het eerst door het
EHRM neergelegd in het Sunday Times-arrest (EHRM 26 april 1979, NJ
1980, 146) en daarna vele malen herhaald. Ook regels die strekken tot
bescherming van de privacy moeten - onverkort - getoetst worden aan
artikel 10 EVRM (zie het Lingens-arrest, EHRM 8 juli 1986, NJ 1987,
901).
11. De verordening van de gemeente Wassenaar vormt een beperking van
het recht op vrije nieuwsgaring. De verordening houdt immers in dat er
in het betreffende gebied überhaupt geen visuele nieuwsgaring mag
plaatsvinden. Dat betekent dat de verordening, om geldig te zijn, de
toets van artikel 10 lid 2 EVRM moet kunnen doorstaan. Eiseressen
menen dat de verordening niet voldoet aan de eis dat deze noodzakelijk
is in een democratische samenleving. De verordening is op die grond in
strijd met artikel 10 EVRM, en dus onverbindend, en onrechtmatig
jegens de journalisten.
De verordening is niet noodzakelijk in een democratische samenleving
12. Het door de gemeente Wassenaar met de verordening nagestreefde
doel is, zoals gezegd, tweeledig. Enerzijds het beschermen van de
privacy van prins Willem Alexander en prinses Maxima, anderzijds het
waarborgen van hun veiligheid. Eiseressen herhalen dat zij het belang
van beide doelen zonder meer onderschrijven. Desalniettemin menen zij
dat die doelen de door de gemeente Wassenaar genomen maatregel, in de
vorm van de verordening, niet rechtvaardigen.
te algemeen
13. De verordening is te algemeen (overbroad) en daarmee in strijd met
het proportionaliteitsbeginsel. Zij verbiedt te véél. Ook het nemen
van foto's die géén inbreuk op de privacy van het kroonprinselijk paar
opleveren, of een gevaar voor hun veiligheid opleveren, is verboden.
En ook beelden die weliswaar een inbreuk op de privacy opleveren, maar
bij kennisneming waarvan een publiek belang bestaat, mogen niet
gemaakt (noch gepubliceerd) worden. De verordening maakt bescherming
van de privacy van de bewoners van De Eikenhorst tot een absoluut
recht, terwijl vaste rechtspraak is dat het recht op privacy niet
absoluut is, maar onder omstandigheden moet wijken voor andere
fundamentele rechten, zoals de vrije nieuwsgaring. De verordening
sluit iedere rechterlijke toetsing uit, niet alleen toetsing achteraf
maar zelfs preventieve toetsing, van de toelaatbaarheid van publicatie
van een foto genomen vanaf een plaats gelegen binnen het bedoelde
gebied. Dit terwijl vast staat dat tussen de foto's die in strijd met
de verordening zijn genomen ook exemplaren zullen zitten die
rechterlijke toetsing zouden doorstaan, ofwel omdat zij überhaupt geen
inbreuk opleveren op privacy of veiligheid van het kroonprinselijk
paar, ofwel omdat (rechterlijke) belangenafweging in een gegeven geval
leidt tot het oordeel dat de informatievrijheid prevaleert. De
verordening, kortom, brengt mee dat een stuk (semi-)openbare ruimte
wordt "afgezet", waarbinnen op het gebied van visuele nieuwsgaring
helemaal niets mag gebeuren. Dat is meer dan nodig is om de door de
gemeente nagestreefde doelen te dienen.
14. Eiseressen verwijzen in dit verband naar de uitspraak van de
president van de rechtbank Den Haag over het door de minister van
landbouw, natuurbeheer en visserij, in 1997 - de facto - afgekondigde
verbod om, vanaf het terrein van varkenshouderijen, verslag te doen
van het doden van biggetjes in verband met de varkenspest epidemie,
ter rechtvaardiging van welk verbod de minister onder meer de
veiligheid van de betrokkenen en "piëteit met de varkenshouders" had
aangevoerd. De president oordeelde het verbod ontoelaatbaar, juist
omdat het zo algemeen was dat het iedere verslaggeving onmogelijk
maakte, óók verslaggeving waarbij de door de minister genoemde - op
zichzelf beschermenswaardige - belangen niet in het geding waren
(Pres. Rb. Den Haag 20 mei 1997, Mediaforum 1997-7/8).
niet nodig ter bescherming van privacy
15. Bovendien, en in het verlengde van het bovenstaande, is de
verordening niet nodig om de door de gemeente Wassenaar nagestreefde
doelen te dienen. Het Nederlandse recht voorziet al in - minder diep
in de vrije nieuwsgaring ingrijpende - mogelijkheden om de privacy en
de veiligheid van de burger adequaat te beschermen. De verordening is
dus ook in strijd met het subsidiariteitsbeginsel.
16. Ter bescherming van de privacy bieden het onrechtmatigedaadsrecht
en - als species daarvan - het portretrecht (artikel 21 Auteurswet)
mogelijkheden om op te treden, achteraf - als publicatie al heeft
plaatsgevonden - ter verkrijging van schadevergoeding en een verbod op
herhaling van de publicatie, maar in bijzondere omstandigheden ook
vóóraf, als er concrete aanwijzingen bestaan dat een onrechtmatige
daad op het punt staat gepleegd te worden. Lieden die structureel
hinderlijk rondhangen bij iemands woonadres kunnen voorts een straat-
of omgevingsverbod opgelegd krijgen.
Resolutie 1165 (1998) van de Parlemetaire Assemblee van de Raad van
Europa
17. Eiseressen verwijzen in dit verband naar Resolutie 1165 (1998) van
de Parlementaire Assemblee van de Raad van Europa, getiteld "Right to
privacy" (productie 4). De resolutie kwam tot stand als uitvloeisel
van de ongerustheid die bij velen was ontstaan over het aandeel van
"paparazzi" in het overlijden van prinses Diana (ironisch genoeg in
Frankrijk, een land waar vergeleken met de rest van Europa vergaande
privacy-beschermende wetten bestaan). De resolutie bepaalt, in artikel
6 en 7:
"The Assembly is aware that personal privacy is often invaded, even in
countries with specific legislation to protect it, as people's private
lives have become a highly lucrative commodity for certain sectors of
the media. The victims are essentially public figures, since details
of their private lives serve as a stimulus to sales. At the same time,
public figures must recognise that the special position they occupy in
society - in many cases by choice - automatically entails increased
pressure on their privacy. "
"Public figures are persons holding public office and/or using public
resources and, more broadly speaking, all those who play a role in
public life, whether in politics, the economy, the arts, the social
sphere, sport or in any other domain."
18. De resolutie bevat, in artikel 14, een oproep aan de lidstaten om
wetten in te voeren die bescherming van de privacy garanderen,
voorzover die wetten er niet al zijn. Artikel 14 geeft richtlijnen aan
de lidstaten om te kunnen beoordelen of in het eigen rechtssysteem het
niveau van privacybescherming voldoende is, en in overeenstemming met
het EVRM. Volgens die richtlijnen moet het rechtssysteem van de
lidstaten in de volgende mogelijkheden voorzien: (i) er moet recht
bestaan op schadevergoeding naar aanleiding van privacyschending; (ii)
journalisten en redacteuren moeten aansprakelijk zijn voor hun
privacyschendende publicaties; (iii) naar aanleiding van valse
beweringen moet een rectificatie kunnen worden afgedwongen; (iv)
uitgevers die structureel privacyschendende uitingen doen moeten
beboet kunnen worden; (v) hinderlijk achtervolgen moet verboden zijn;
(vi) paparazzi moeten aansprakelijk zijn wanneer zij huisvredebreuk
hebben gepleegd of met behulp van "visual or auditory enhancement
devices" opnamen hebben gemaakt die zij anders niet hadden kunnen
maken zonder huisvredebreuk te plegen; (vii) iemand die weet dat een
publicatie aanstaande is van informatie die zijn privé leven betreft
moet een publicatieverbod kunnen vorderen; (viii) zelfregulering door
de media moet gestimuleerd worden.
19. Voorzover eiseressen kunnen beoordelen voldoet het Nederlandse
recht al aan deze richtlijnen. Vast staat in elk geval dat de
Assemblee de lidstaten níet heeft opgeroepen om rondom de woningen van
publieke figuren een fotografieverbod af te kondigen, zelfs niet onder
de invloed van het toen recente overlijden van Diana. De gemeente
Wassenaar gaat in het kader van de bescherming van de privacy van het
kroonprinselijk paar dus verder dan door de Raad van Europa nodig
wordt geacht, en omdat de gemeente daarbij de vrije nieuwsgaring
beperkt, is de verordening in strijd met artikel 10 EVRM wegens
schending van het subsidiariteitsbeginsel.
niet nodig ter bescherming van veiligheid
20. Hetzelfde geldt voor het tweede doel dat de gemeente Wassenaar -
terecht - nastreeft, de bescherming van de veiligheid van kroonprins
Willem Alexander en prinses Maxima. Zowel het onrechtmatigedaadsrecht
als het strafrecht bieden daartoe voldoende mogelijkheden. De gemeente
heeft geen enkele feitelijke onderbouwing gegeven van haar
veronderstelling dat de verordening nodig is voor het beschermen van
de veiligheid van het kroonprinselijk paar. De enkele verwijzing, in
het voorstel van B en W, naar een verzoek van "de voor de bewaking van
het Koninklijk Huis verantwoordelijke instanties", is onvoldoende. Het
kan niet zo zijn dat de vrije nieuwsgaring wordt beperkt door een
gemeente op grond van niet nader geduide veiligheidsadviezen van niet
nader geduide instanties.
21. Eiseressen zien niet in hoe het fotografieverbod aan de veiligheid
van het kroonprinselijke paar een bijdrage zou kunnen leveren die de
ermee gepaard gaande inbreuk op de vrije nieuwsgaring rechtvaardigt.
Over het door B en W naar voren gebrachte argument dat "beeldmateriaal
van de omgeving en van de vorstelijke bewoners (...) kwaadwillende
elementen van groot nut kunnen zijn" merken eiseressen op dat
zij dit niet overtuigend vinden. Werkelijk "kwaadwillende elementen"
zullen zich immers, als het al bestaande strafrecht onvoldoende is om
hen op andere gedachten te brengen, ook door deze strafbepaling niet
laten weerhouden: voorzover zij beeldmateriaal nodig hebben bij de
voorbereiding van hun criminele gedragingen zorgen zij wel dat zij dat
in handen krijgen.
Draft Declaration on freedom of political debate in the media
22. Bij de beoordeling van de vraag of de verordening voldoet aan de
eis dat zij noodzakelijk is in een democratische samenleving moet ook
het volgende in aanmerking worden genomen. Er is geen enkele
principiële reden waarom rondom het perceel van kroonprins Willem
Alexander en prinses Maxima wél een - door middel van strafbedreiging
kracht bijgezet -fotografieverbod zou moeten gelden, maar rondom de
woning van andere (bekende) Nederlanders níet.
23. Eiseressen verwijzen in dit verband naar een concept verklaring
van het Comité van Ministers van de Raad van Europa, getiteld "Draft
Declaration on freedom of political debate in the media" (productie
5). Nederland heeft al te kennen gegeven in te kunnen stemmen met de
strekking van de verklaring. In de considerans wordt als een van de
aan de verklaring ten grondslag liggende overwegingen genoemd dat de
rechtssystemen van sommige lidstaten nog steeds privileges bevatten
voor publieke figuren met betrekking tot de over hen in de media te
publiceren informatie, hetgeen onverenigbaar is met de uitingsvrijheid
en informatievrijheid als vervat in artikel 10 EVRM. Artikel VII van
de verklaring bepaalt dat publieke figuren op grond van artikel 8 EVRM
recht hebben op bescherming van hun privacy, maar dat informatie over
hun privé leven openbaar gemaakt moet kunnen worden als die van
publiek belang is, en dat media aandacht aan het privé leven van
publieke figuren moeten kunnen besteden als die publieke figuren daar
zelf de aandacht op vestigen.
De eerste zin van artikel VIII van de verklaring luidt:
"Political figures and public officials should only have access to
those legal remedies against the media which private individuals have
in case of violations of their rights by the media."
24. Ook tegen toetsing aan de concept verklaring van het Comité van
Ministers blijkt de verordening van de gemeente Wassenaar niet
bestand. De verordening vergunt het kroonprinselijk paar immers juist
wél een privilege ten opzichte van andere burgers, voor wat de
vergaring en verspreiding van informatie over hen betreft. Niemand
anders in Nederland weet zijn privacy en veiligheid (extra) beschermd
door een fotografieverbod. En waar artikel VII van de verklaring
expliciet toelaat dat informatie over het privé leven van publieke
figuren wordt gepubliceerd als kennisneming daarvan voor het publiek
van belang is, daar verbiedt de verordening van de gemeente Wassenaar
íedere vergaring van visuele informatie binnen het gemarkeerde gebied,
en verspreiding van die informatie - óók als die informatie van
publiek belang is. Hetzelfde geldt voor de mogelijke toekomstige
omstandigheid dat kroonprins Willem Alexander of prinses Maxima, of
een van hun gasten, op een of andere manier de gerechtvaardigde
aandacht van het publiek op zich vestigt. Het Comité van Ministers van
de Raad van Europa, hierin ondersteund door Nederland, vindt dat de
media in zo'n geval verslag moeten mogen doen. De gemeente Wassenaar
verbiedt dat echter, althans voor wat het ondersteunen van zo'n
journalistiek verslag met beeldmateriaal betreft.
25. Op grond van al het bovenstaande menen eiseressen dat de
verordening van de gemeente Wassenaar een beperking van het recht op
vrije nieuwsgaring vormt, die niet noodzakelijk is in een
democratische samenleving. De verordening is dus in strijd met artikel
10 EVRM. Dat betekent dat de verordening onverbindend is, en
onrechtmatig jegens de journalisten die erdoor in hun werkzaamheden
worden belemmerd.
De verordening is ook onverbindend omdat deze niet de huishouding van
de gemeente betreft, doch een regeling van de bijzondere belangen van
(twee van) de ingezetenen behelst
26. Uit het voorgaande volgt dat de gemeente Wassenaar door de
verordening vast te stellen de "bovengrens" van haar regelgevende
bevoegdheid heeft overschreden: die verordening is immers in strijd
met "hogere regels" vervat in Grondwet en internationale verdragen en
mist daarom verbindende kracht. De gemeente heeft echter ook de
"benedengrens" van haar regelgevende bevoegdheid overschreden. Artikel
149 Gemeentewet bepaalt dat de gemeenteraad de verordeningen maakt die
hij in het belang van de gemeente nodig oordeelt. Daarbij moet de raad
echter binnen de algemene taakomschrijving van artikel 108 lid 1
Gemeentewet blijven: de gemeente heeft zich te beperken tot het
regelen van "de huishouding van de gemeente". Dat betekent, volgens
vaste rechtspraak, dat gemeentelijke verordeningen zich moeten
beperken tot het gemeentelijk belang en niet mogen treden in een
regeling van de bijzondere belangen van de ingezetenen. Verwezen wordt
naar HR 13 februari 1922, NJ 1922, 473 en naar RvS 14 februari 1991,
ABB 1991, 399.
27. De verordening waarover het in deze zaak gaat regelt, blijkens de
tekst van de verordening zelf en de tekst van het bijbehorende
voorstel van B en W, de bescherming van privacy en veiligheid van het
kroonprinselijk paar. Hoe beschermenswaardig die belangen ook zijn,
duidelijk is dat het hier geen gemeentelijke belangen betreft maar de
bijzondere belangen van twee ingezetenen. Ook op deze grond mist de
verordening bindende kracht.
Spoedeisend belang
28. Het feit dat de verordening onverbindend is betekent dat de
uitkomst van een strafzaak tegen een journalist, op de enkele grond
dat deze de verordening heeft overtreden, ontslag van rechtsvervolging
zou moeten zijn. Voordat in zo een strafzaak, eventueel in de vorm van
een uitgelokt "proefproces", tot in hoogste instantie geoordeeld zal
zijn, verstrijkt er echter een lange periode waarin informatiegaring
bezwaard zal zijn door de strafbedreiging van de verordening. De
paparazzi zullen zich hier, gezien het geld dat verdiend kan worden
met een "goede foto", waarschijnlijk niet door laten weerhouden.
Verwezen wordt naar uitlatingen van fotograaf J. van Tellingen,
gepubliceerd in NRC Handelsblad van 2 juli 2003 (productie 6). Van
Tellingen zegt onder meer: "Het lukt toch niet om de pers weg te
houden. Met die gevangenisstraf zal het wel loslopen. Voor een foto
van een koninklijke gezinspicknick in het bos ben ik wel bereid de
proef op de som te nemen." De gemeente bereikt met de verordening dus
niet het beoogde doel. Maar de "serieuze pers" zal zich door de
strafbedreiging vermoedelijk wél laten weerhouden van het doen van
haar werk. De verordening levert dus het chilling effect op de
(serieuze) informatievoorziening op, waarvoor het EHRM, in verband met
de essentieel geachte public watchdog role van de media, steeds
waarschuwt. Dat betekent dat de journalisten, vertegenwoordigd door
eiseressen, recht hebben op en spoedeisend belang hebben bij een
onmiddellijke voorziening, als hierna te noemen.
Artikel 3:305a BW
29. Bij faxbrief van 3 juli 2003 aan B en W van Wassenaar heeft de NVJ
het college op de hoogte gesteld van haar bezwaren tegen de door B en
W aan de gemeenteraad voorgestelde verordening. Bij brief van 1 juli
2003 heeft het college de NVJ ervan op de hoogte gesteld dat de
verordening inmiddels door de raad was aangenomen. In een
telefoongesprek dat de advocaat van eiseressen op 3 juli 2003 voerde
met het Hoofd Communicatie van de gemeente Wassenaar, de heer W.
Issendonck, liet deze weten dat de gemeente het niet zinvol vond met
de NVJ over (haar bezwaren tegen) de verordening overleg te voeren. De
advocaat van eiseressen heeft het gesprek van 3 juli 2003 bevestigd
bij faxbrief van diezelfde datum (productie 7). In de gegeven
omstandigheden menen eiseressen dan ook dat voldoende getracht is het
gevorderde door middel van overleg met gedaagde te bereiken. Dat
betekent dat voldaan is aan de eis van artikel 3:305a lid 2 BW.
De vordering
30. Eiseressen menen dat uit het bovenstaande volgt dat de verordening
onmiskenbaar onverbindend is, en onrechtmatig jegens de journalisten.
Zij verzoeken de voorzieningenrechter om de verordening op die grond
buiten werking te stellen, althans de gemeente te verbieden uitvoering
te geven aan de verordening.
OP GROND WAARVAN:
eiseressen de voorzieningenrechter verzoeken om bij vonnis,
uitvoerbaar bij voorraad:
primair:
1. de verordening van de gemeenteraad van gedaagde, getiteld
Verordening betreffende het verzamelen, verzenden of vastleggen van
beeldmateriaal op of in een bepaalde straal rond het terrein van
Eikenhorst 4, met onmiddellijke ingang buiten werking te stellen;
subsidiair:
2. gedaagde met onmiddellijke ingang te verbieden uitvoering te geven
aan de onder 1. genoemde verordening, zulks eventueel (als uit het
verweer van gedaagde zou blijken dat zij niet zal handelen conform het
te wijzen vonnis), op verbeurte van een door de president vast te
stellen dwangsom voor iedere overtreding van het te wijzen vonnis;
met veroordeling van gedaagde in de kosten van dit geding.
De kosten van het uitbrengen van dit exploot, voorzover die op
gedaagde kunnen worden verhaald, bedragen ten hoogste EUR
Deurwaarder
Deze zaak wordt behandeld door mr. D. Griffiths, Pb 74654, 1070 BR
Amsterdam, 020 - 5777700
Nederlandse Vereniging van journalisten