de Voorzitter van de
Tweede Kamer der Staten-Generaal
Datum Uw brief Ons kenmerk
(Kenmerk)
DAR 2003-00388 M
Onderwerp
tijdpaden voor ZBO's en RWT's
Op 19 februari 2003 heeft mijn ambtsvoorganger
samen met mijn collega van Binnenlandse Zaken en
Koninkrijksrelaties een algemeen overleg gehad
met de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken
en Koninkrijksrelaties, de vaste commissie voor
de Rijksuitgaven en de vaste commissie voor
Financiën over het rapport van de Algemene
Rekenkamer over "Verantwoording en toezicht bij
rechtspersonen met een wettelijke taak, deel 3"
(TK, 2002/2003, 28 655, nrs. 1 en 2). Zoals
toegezegd in dit overleg geef ik u, mede namens
mijn ambtgenoot voor Bestuurlijke Vernieuwing en
Koninkrijksrelaties, hierbij inzicht in de
tijdpaden bij een aantal trajecten gericht op
het realiseren van verdere regelgeving en
afstemming voor ZBO's en RWT's.
1. Evaluatie Kaderstellende visie op toezicht
Op 20 juni 2001 heeft de minister van
Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties de
kaderstellende visie op toezicht aan de Tweede
Kamer aangeboden. Het kabinet heeft besloten dat
zij uiterlijk 31 juli 2005 een evaluatie gereed
zal hebben van deze kabinetsvisie. De evaluatie
zal worden gebaseerd op de gegevens uit het
traject waarbij de verantwoordelijke ministers
toezichtarrangementen evalueren waarna toetsing
van de zelfevaluaties door een
interdepartementale werkgroep plaatsvindt. Dit
traject van zelfevaluaties vindt zoals
aangekondigd plaats in verschillende ronden, te
weten een ronde in 2003 en een ronde in 2004.
Gezien de met het oog op de einddatum van 31
juli 2005 gemaakte afspraken met de andere
departementen is het niet mogelijk het traject
voor 2005 af te ronden.
2. Evaluatie zelfstandige bestuursorganen en
Kaderwet ZBO, verantwoording RWT's over
bedrijfsvoering en prestaties
Het vorige kabinet heeft in het Strategisch
akkoord aangekondigd, dat de doelmatigheid van
zelfstandige bestuursorganen en de groei van dat
verschijnsel, wordt geëvalueerd mede in het
licht van de beperkte ministeriële
verantwoordelijkheid (TK, 2001/2002, 28 375, nr.
5, pp. 27-28). Dit is verder vastgelegd in de
Miljoenennota 2003, in antwoord op schriftelijke
vragen van de Tweede Kamer (TK, 2002/2003, 28
600 VII, nr. 5, pp. 20-21) en opgenomen in de
beleidsagenda bij de begroting van het
ministerie van Binnenlandse Zaken en
Koninkrijksrelaties voor 2003. In het rapport
«Verantwoording en toezicht bij rechtspersonen
met een wettelijke taak deel 3» (TK, 2002/2003,
28 655, nrs 1-2, p. 75) dringt de Algemene
Rekenkamer aan op het uitvoeren van de
evaluatie.
Het Hoofdlijnenakkoord (TK, 2002/2003, 28 637,
nr. 19, p. 12) kondigt een takenoperatie aan
waarin regelgeving, staand beleid en organisatie
van de rijksdienst ter hand worden genomen.
Daarbij zullen ook de taken, werkwijze en omvang
van onder andere zelfstandige bestuursorganen
tegen het licht worden gehouden. Gelet op deze
nieuw ontstane politieke situatie, zal het
kabinet na het zomerreces een besluit nemen over
de verdere invulling, vormgeving en
tijdsplanning van de voorgenomen evaluatie ten
aanzien van verzelfstandiging. Vervolgens zal
het kabinet ook een keuze maken over de
voortgang van het aangehouden wetsvoorstel
Kaderwet zelfstandige bestuursorganen. Ook zal
bekeken worden op welke wijze aan de
verantwoording van RWT's over bedrijfsvoering en
prestaties nader inhoud moet worden gegeven.
3. Discussie RWT's
De definitie van het begrip RWT in de CW heeft
geleid tot verschillen van mening tussen de AR
en een aantal departementen (en hun vermeende
RWT's). Deze meningsverschillen bestaan al
zolang de AR onderzoeken uitvoert naar RWT's
(het eerste RWT-rapport dateert van januari
2000: TK, 1999/2000, 26 982, nrs. 1-2).
De afgelopen periode zijn de mogelijkheden om te
komen tot een oplossing uitvoerig verkend. Dit
heeft geresulteerd in een rijksbreed gedragen
standpunt dat ik 16 juni jl. aan het college van
de AR heb voorgelegd. Inmiddels heb ik begrepen
dat de AR eind juli zal reageren. Zodra deze
reactie is ontvangen, wordt het standpunt
inclusief de reactie van de AR aan de Tweede
Kamer verzonden.
4. Rechtmatigheidsverklaring RWT's
De AR heeft in het RWT3-rapport geconstateerd
dat nog niet bij alle RWT's
accountantsverklaringen aanwezig zijn die mede
de rechtmatigheid van de inning en besteding van
de publieke middelen door RWT's omvatten. In het
algemeen overleg van 19 februari heeft de Kamer
hier expliciet aandacht voor gevraagd (TK,
2002/2003, 28 655, nr. 4).
Het RWT3-rapport is gebaseerd op de stand van
zaken ultimo 2000. Ten behoeve van de minister
van Financiën wordt door de departementen die
het aangaat momenteel de stand van zaken per mei
2002 in kaart gebracht. Ook de nog te nemen
maatregelen worden hierbij aangegeven.
Het is de bedoeling dat eind dit jaar zodanige
verbeteracties in gang zullen zijn gezet, dat er
in ieder geval over het boekjaar 2005 voor alle
RWT's accountantsverklaringen beschikbaar zullen
zijn die mede de rechtmatigheid van de inning en
besteding van de publieke middelen door RWT's
omvatten. In het financieel jaarverslag van het
Rijk over 2003 zal ik over de voortgang aan de
Tweede Kamer rapporteren.
De Minister van Financiën,
Ministerie van Financiën