Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

AAN Postbus 90801 2509 LV Den Haag colleges van Burgemeester en Wethouders Anna van Hannoverstraat 4 i.a.a. Telefoon (070) 333 44 44 Directeuren Sociale Dienst Telefax (070) 333 40 33

Hoofden Sociale Zaken
Hoofden Financiën
Directeuren/hoofden I&A
Hoofden Kinderopvang
Gemeenteraadsleden p/a griffier

Hoofdkantoor en vestigingen CWI
Hoofdkantoor UWV
Hoofdkantoor en regiokantoren IWI

Uw brief Ons kenmerk Intercom/2003/54336

Onderwerp Datum
Verzamelbrief juli 2003

Door middel van deze brief informeer ik u over enkele relevante ontwikkelingen op het terrein van werk en inkomen.


1. Indicatieve budgetten WWB 2004
Bijgaand treft u de indicatieve budgetten inkomens- en werkdeel WWB voor het uitvoeringsjaar 2004 aan. Het betreft indicatieve budgetten aangezien het wetsvoorstel WWB nog ter behandeling ligt in de Tweede Kamer. Tijdens de bijeenkomsten die SZW organiseert op 16 en 17 juli zal o.a. ingegaan worden op de financieringssystematiek WWB. Informatie over deze bijeenkomsten vindt u op het gemeenteloket. Voor vragen over de WWB kunt u terecht bij de telefoonlijn WWB op nummer 070-3334130.


2. Bijstandsverlening aan alleenstaande ouders waarvan het jongste kind 18 jaar wordt In deze verzamelbrief vindt u informatie over bijzondere bijstandsverlening aan alleenstaande ouders waarvan het jongste kind 18 jaar wordt. De aanleiding hiervoor is mijn toezegging aan de Tweede Kamer van 22 mei jl. gemeenten te informeren over hetgeen de wetgever hieromtrent heeft beoogd bij de invoering van de Algemene bijstandswet.


3. Wijziging scholingsbepalingen Abw, IOAW en IOAZ Op 15 april 2003 heeft de Tweede Kamer, resp. 20 mei 2003 de Eerste Kamer, het wetsvoorstel tot wijziging van de Abw, IOAW en IOAZ met betrekking tot de scholingsmogelijkheden voor uitkeringsgerechtigden aanvaard. De wetswijziging betreft een verruiming van de scholingsmogelijkheden en een aanscherping op het punt van de arbeidsverplichtingen en de


---

noodzakelijkheid van scholing en opname van een meldingsplicht voor bijstandsgerechtigden die op eigen initiatief een scholing (gaan) volgen. In de bijlage wordt ingegaan op de kernpunten van de wijziging. De veranderde bepalingen treden in werking op 1 september 2003.


4. Verruiming stimuleringsregeling regulier maken I/D banen Per 1 maart jl. is de Tijdelijke stimuleringsregeling regulier maken ID-banen van kracht. Werkgevers die een ID-baan omzetten in een reguliere baan kunnen vanuit deze regeling een eenmalige subsidie van maximaal 17.000,- ontvangen. Deze regeling vloeit voort uit het convenant gesubsidieerde arbeid 2003, dat is afgesloten tussen het kabinet, de VNG en de sociale partners.

Naar aanleiding van de eerste praktijkervaringen van gemeenten en werkgevers met de regeling is in overleg met de convenantpartijen besloten de regeling te verruimen, om het gebruik van de regeling verder te bevorderen. Een aantal beperkende voorwaarden uit de regeling is met ingang van 1 juli jl. losgelaten. In deze brief wordt u nader geïnformeerd over de verruiming van de stimuleringsregeling.


5. Beleidsregels vaststelling subsidie Wet inschakeling werkzoekenden voor het jaar 2003 In de verzamelbrieven van 20 december 2002 en 16 mei 2003 is aangekondigd dat voor 2003 een financieel maatregelenbeleid geformuleerd wordt in verband met de verplichting tot uitbesteding en de aanbestedingsregels. Deze zijn thans opgenomen in de "Beleidsregels vaststelling subsidie Wet inschakeling werkzoekenden voor het jaar 2003". De maatregelen voor uitbesteding en aanbesteding zijn de belangrijkste wijziging ten opzichte van de beleidsregels voor 2002. In deze verzamelbrief wordt u verder geïnformeerd over de wijzigingen ten opzichte van 2002.


6. Voor 2004 geen verandering in werkwijze Voorlopige teruggaaf heffingskortingen Gezien de positieve ervaringen die de afgelopen jaren zijn opgedaan met de samenwerking tussen gemeenten en Belastingdienst op het gebied van de Voorlopige teruggaaf heffingskortingen (VT) aan bijstandsgerechtigden, is besloten de betreffende werkwijze voort te zetten. Met dien verstande dat alleen in november 2003 en december 2003 SDVT- bestanden verwerkt zullen worden. Aanvragen na 15 december 2003 zullen op papier of VT-diskette moeten worden ingevuld. In deze verzamelbrief ontvangt u informatie over de werkwijze voorlopige teruggaaf.


7. Intercollegiale ruil WSW
Mede in verband met de verlaging van de taakstelling Wsw voor het jaar 2003 kan het voorkomen dat een aantal gemeenten/schappen in 2003 knelpunten ervaren ten aanzien van de hoogte van de gemeentelijke taakstelling, mede in relatie tot de hoogte van de wachtlijst in de betreffende gemeente. Daarnaast treedt in andere gemeenten in 2003 onderrealisatie op. Mede naar aanleiding van de Motie Bruls wordt aan individuele gemeenten/schappen waar knelpunten resteren ten aanzien van de taakstelling in 2003 eenmalig de mogelijkheid geboden van intercollegiale ruil met een gemeente waar in 2003 van onderrealisatie sprake is. In deze verzamelbrief wordt u op de hoogte gesteld van de randvoorwaarden voor intercollegiale ruil.


8. Niet invoeren Monitor Scholing en Activering (MOSA) bij de G 400


---

Het wetsvoorstel voor de Wet werk en bijstand heeft als beoogde invoeringsdatum 1 januari 2004. Een belangrijke doelstelling van dit wetsvoorstel is om de administratieve lasten voor gemeenten terug te dringen; dit wordt onder meer bereikt doordat de komende jaren de informatie-uitvraag door SZW aan gemeenten aanzienlijk zal worden verminderd. In dit kader is besloten dat de Monitor Scholing en Activering (MOSA) in 2004 niet verplicht zal worden ingevoerd bij de kleinere gemeenten. Deelname aan de MOSA op vrijwillige basis is natuurlijk altijd mogelijk. Omdat ook van deze kleinere gemeenten wel bepaalde informatie nodig is over de uitvoering van reïntegratietaken en de sluitende aanpak, zal in het nog op te stellen model Verslag over de uitvoering WWB aandacht aan deze onderwerpen worden geschonken. De MOSA blijft overigens uitgevoerd worden door de grootste 85 gemeenten.
Over de verdere inrichting van het beleid rond de informatiestromen tussen gemeenten en SZW vanaf de invoering van het wetsvoorstel voor de Wet werk en bijstand, zult u de komende tijd nader worden geïnformeerd.

Voor vragen over (onderwerpen uit) deze brief kunt u elke werkdag van 9.00 tot 12.00 uur telefonisch contact opnemen met de servicelijn van de Inspectie Werk en Inkomen in uw regio.

Servicelijn Telefoon Provincie IWI regio-Noord 050 - 599 25 55 Groningen, Friesland en Drenthe IWI regio-Oost 026 - 352 08 99 Overijssel, Gelderland en Flevoland IWI regio-Noordwest 020 - 660 42 50 Noord-Holland en Utrecht IWI regio-Zuidwest 078 - 632 15 22 Zuid-Holland en Zeeland IWI regio-Zuid 040 - 266 88 88 Noord-Brabant en Limburg U kunt voor nadere informatie ook het gemeenteloket raadplegen (www.gemeenteloket.szw.nl).

De Staatssecretaris van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid,

(M. Rutte)


---


1. Indicatieve uitkeringen inkomensdeel en werkdeel WWB voor het jaar 2004 Conform de toezegging aan bestuurlijk VNG treft u bijgaand de indicatieve budgetten inkomens- en werkdeel WWB voor het uitvoeringsjaar 2004 aan. Het betreft indicatieve budgetten aangezien het wetsvoorstel WWB nog ter behandeling ligt in de Tweede Kamer. Er is gebruik gemaakt van een voorlopige raming van het macrobudget inkomensdeel 2004; deze zal nog worden geactualiseerd. Ook het macrobudget werkdeel 2004 kan nog wijzigingen ondergaan aangezien de begroting 2004 nog kan wijzigen.

Verdeelsystematiek inkomensdeel WWB voor het jaar 2004


1.1. Macrobudget inkomensdeel WWB
Het macrobudget inkomensdeel WWB 2004 is opgebouwd uit twee delen:
1. Macrobudget voor personen tot aan 65 jaar

2. Macrobudget voor de categorie 65 jaar en ouder met al dan niet gedeeltelijke bijstandsuitkering


1.1.1 Deel macrobudget inkomensdeel voor personen tot aan 65 jaar In september 2003 vindt de eerste, voorlopige vaststelling van de gemeentelijke budgetten voor het jaar 2004 plaats. Deze budgetten zullen worden gebaseerd op de raming van het macrobudget zoals vermeld in de SZW-begroting 2004. Die raming wordt gebaseerd op:
1. actuele gegevens over de feitelijke ontwikkeling van het bijstandsvolume op dat moment;
2. de economische vooruitzichten uit de MEV voor het begrotingsjaar 2004;
3. de op dat moment geldende inzichten met betrekking tot de verwachte effecten van gewijzigd beleid.

Voor de indicatieve WWB-budgetten die nu bekend worden gemaakt is gebruik gemaakt van een voorlopige raming van het macrobudget 2004. Deze raming is gebaseerd op de geactualiseerde korte-termijn ramingen die het CPB begin juli bekend heeft gemaakt en op voorlopige gegevens over de landelijke ontwikkeling van het bijstandsvolume in het eerste kwartaal van 2003. Ook de gevolgen van rijksbeleid zijn in de raming verwerkt.

Zowel de CPB-ramingen als de gegevens over de landelijke ontwikkeling van het bijstandsvolume zullen voor de raming van het macrobudget in september nog geactualiseerd worden. Naar verwachting zal dit echter niet leiden tot grote wijzigingen in de omvang van het macrobudget.

Het indicatieve macrobudget luidt in prijzen 2003. In september wordt het macrobudget gebaseerd op een geraamde prijscomponent 2004.


1.1.2 Deel macrobudget inkomensdeel voor categorie 65 jaar en ouder met al dan niet gedeeltelijke bijstandsuitkering
Het macrobudget voor de bijstand aan personen van 65 jaar en ouder is gebaseerd op de SVB- raming van het aantal onvolledige AOW-uitkeringen in 2004. Het percentage personen in deze groep dat een beroep doet op aanvullende bijstand wordt gelijk verondersteld aan de realisatie in 2002. Hetzelfde geldt voor het gemiddelde bedrag aan aanvullende bijstand: ook dat wordt gebaseerd op de realisatie 2002. Dit bedrag wordt vervolgens nog verhoogd voor de ontwikkeling


---

van de bijstandsnormen in 2003. In september wordt dit deel van het macrobudget gebaseerd op een geraamde prijscomponent 2004.


1.2. Verdeelsystematiek inkomensdeel WWB
Beide macrobudgetten worden ieder volgens een afzonderlijke verdeelsystematiek verdeeld over de gemeenten.


1.2.1 Verdeelsystematiek deel macrobudget voor personen tot aan 65 jaar In de toelichting op de WWB is aangegeven dat het de bedoeling is om, na een overgangsperiode, het gebudgetteerde deel van de uitkeringslasten te verdelen op basis van een objectief verdeelmodel. Gemeenten ontvangen dan middelen voor de bekostiging van genoemde uitkeringen op grond van een set objectieve, niet of slechts in beperkte mate door gemeenten te beïnvloeden kenmerken. Deze wijze van verdeling doet het meeste recht aan het uitgangspunt dat gemeenten die een relatief goed volumebeleid voeren hiervoor in financieel opzicht worden beloond.

In de toelichting op de WWB is het volgende tijdpad voor invoering geschetst: In het jaar 2004 wordt voor de grote gemeenten (meer dan 60.000 inwoners) gestart met de inzet van het objectief verdeelmodel voor 40%; de resterende 60% wordt verdeeld o.b.v. het historische model. In de jaren 2005 t/m 2007 wordt de inzet van het objectief verdeelmodel verhoogd met stappen van
20%-punt, om in het jaar 2007 uit te komen op 100% toepassing van dit model. Voorlopig worden de uitkeringen van kleine gemeenten (minder dan 40.000 inwoners) niet berekend aan de hand van het objectief verdeelmodel. Toepassing van het objectief verdeelmodel voor deze gemeenten levert tot nu toe onbevredigende resultaten op in termen van ex ante herverdeeleffecten. Voor de middelgrote gemeenten (tussen 40.000 en 60.000 inwoners) wordt, afhankelijk van het aantal inwoners, naar rato de verdeelsystematiek van grote en kleine gemeenten toegepast.

De verdeelsystematiek voor het jaar 2004 luidt als volgt:
1. Voor gemeenten met minder dan 40.000 inwoners wordt de uitkering 2004 volledig gebaseerd op het historisch aandeel 2001.

2. Voor gemeenten met meer dan 60.000 inwoners wordt de uitkering 2004 voor 40% gebaseerd op het objectieve verdeelmodel en voor 60% gebaseerd op het historisch aandeel 2001.
3. Voor gemeenten tussen 40.000 en 60.000 inwoners wordt, afhankelijk van het aantal inwoners, een glijdende schaal tussen de historische en objectieve verdeelgrondslag gebruikt. Naarmate het inwonertal dichter bij 40.000 inwoners ligt nadert het deel van de uitkering dat gebaseerd is op het historische aandeel 2001 de 100%. Omgekeerd geldt dat naarmate het inwonertal dichter bij 60.000 inwoners ligt dit percentage afneemt naar 60%.

Beleidsmatig indammen ex ante herverdeeleffecten objectief verdeelmodel Modelsimulaties met het objectief verdeelmodel tonen een beeld van ex ante herverdeeleffecten dat voor het merendeel van de gemeenten conform de verwachtingen is. Voor een beperkt aantal gemeenten is dit niet het geval. Voor het jaar 2004 is daarom besloten om bij de toepassing van het objectief verdeelmodel een grens te hanteren ter indamming van al te grote ­ zowel positieve als negatieve ­ uitschieters van ex ante herverdeeleffecten. Deze grens wordt beleidsmatig vastgesteld op 15%. De veronderstelling die hierbij gehanteerd wordt is, dat vanaf de grens van


---



15% de statistische eigenschappen van het objectief verdeelmodel een meer dan evenredige invloed hebben op de omvang van de herverdeeleffecten.

In de praktijk betekent dit dat het verschil tussen de objectieve en het historische budgetaandelen die worden gebruikt in de berekening van het budget voor een individuele gemeente, niet meer dan
15% mag bedragen van het objectieve budgetaandeel.

Voor gemeenten waar dat verschil op grond van de uitkomsten van het objectief verdeelmodel groter is, wordt het objectieve budgetaandeel naar boven of naar beneden bijgesteld zodat wel aan deze randvoorwaarde wordt voldaan.

Openbare lichamen
In artikel 7, eerste lid, onderdeel b WWB staat de verantwoordelijkheid van het college voor het verlenen van bijstand aan personen hier te lande die in zodanige omstandigheden verkeren of dreigen te geraken dat zij niet over de middelen beschikken om in noodzakelijke kosten van het bestaan te voorzien.

Indien sprake is van een bij gemeenschappelijke regeling ingesteld openbaar lichaam waaraan integrale overdracht van bevoegdheden en verantwoordelijkheden van de gemeente als genoemd in artikel 7, eerste lid, onderdeel b van de WWB aan het openbaar lichaam heeft plaatsgevonden, kan dit openbaar lichaam door het ministerie worden aangemerkt als de instantie die het inkomensdeel van de WWB voor de deelnemende gemeenten uitvoert. Dit is de wettelijke (minimum)basis waarvoor het samenwerkingsverband de volledige bevoegdheid en verantwoordelijkheid zal moeten dragen om bij SZW als een uitvoeringsorganisatie aangemerkt te worden. In dat geval is er vanaf dat jaar sprake van één geaggregeerde verantwoording voor alle deelnemende gemeenten. De afzonderlijke gemeenten blijven in principe verantwoordelijk voor alle verantwoordingsinformatie die betrekking heeft op de jaren vóór de inwerkingtreding van de gemeenschappelijke regeling.

Met ingang van het uitvoeringsjaar 2004 wordt bij de verdeling van het totale bedrag dat beschikbaar is voor uitkeringen, als bedoeld in artikel 69, eerste lid, onderdeel b, van de WWB, rekening gehouden met het bestaan van bovengenoemde openbare lichamen. De individuele gemeenten die zijn overgegaan tot het instellen van dit openbaar lichaam ontvangen niet langer ieder een afzonderlijke uitkering; in plaats daarvan ontvangt het openbare lichaam een uitkering. De optelsom van het aantal inwoners van de aan het openbaar lichaam deelnemende gemeenten is bepalend voor de toepassing van de objectieve en/ of historische grondslag.

Juni 2003 bestaan zeven samenwerkingsverbanden die bij het ministerie zijn aangemerkt als de uitvoeringsorganisaties die de Abw voor de (in totaal 29) deelnemende gemeenten uitvoeren. Het betreft allen Openbare Lichamen op grond van de Wet gemeentelijke regelingen (Wgr) waaraan volledige overdracht van bevoegdheden en verantwoordelijkheden heeft plaatsgevonden. Besloten is om - vooruitlopend op de goedkeuring voor de gemeenschappelijke regeling die de gemeenten moeten krijgen van Gedeputeerde Staten, aangezien een gemeenschappelijke regeling pas in werking treedt nadat deze is ingeschreven in het provinciaal register ­ deze zeven openbare lichamen binnen de verdeelsystematiek ieder als één entiteit op te vatten.


---


In onderstaande tabel zijn de openbare lichamen opgenomen die elk één uitkering ontvangen voor het uitvoeringsjaar 2004. Per samenwerkingsverband zijn de deelnemende gemeenten aangegeven alsmede het totaal aantal inwoners per samenwerkingsverband (stand: 1-1-2003).

Samenwerkingsverband Betrokken Totaal aantal gemeenten inwoners (stand: 1-1-2003)
1. ISD Kompas 986 Voerendaal 40.894
965 Simpelveld
951 Nuth
2. ISD Oldambt 39 Scheemda 39.995 1661 Reiderland 52 Winschoten
3. DSZW Noardwest Fryslan 96 Vlieland 62.380 83 Menaldumadeel 63 het Bildt 72 Harlingen 70 Franekeradeel
4. ISD De Rijnstreek 1673 Liemeer 37.501 569 Nieuwkoop 480 Ter Aar 645 Jacobswoude
5. ISD Bollenstreek 576 77.592 Noordwijkerhout 553 Lisse 604 Sassenheim 628 Warmond 534 Hillegom
6. RSD Alblasserwaard-Oost/ Vijfheerenlanden 523 Hardinxsveld- 110.919 Giesendam 707 Zederik 689 Giessenlanden 512 Gorinchem 545 Leerdam 694 Liesveld
7. IS Werk en Inkomen 295 Wisch 49.135 237 Gendringen 219 Dinxperlo

De betreffende gemeenten worden een dezer dagen schriftelijk gevraagd hun voornemens inzake de aanpassing van de bestaande gemeenschappelijke regelingen bij het ministerie kenbaar te maken.

Voor de uitvoeringsjaren vanaf 2005 zal de volgende procedure in werking treden:


---

Elk openbaar lichaam heeft de mogelijkheid om uiterlijk 1 maart van het jaar voorafgaand aan het uitvoeringsjaar (dus voor de verdeelsystematiek 2005 uiterlijk op 1 maart 2004) bij de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid aan te geven dat ze door het ministerie wenst te worden aangemerkt als de instantie die het inkomensdeel van de WWB voor de deelnemende gemeenten uitvoert. Indien het ministerie hiertoe overgaat geldt dat het openbaar lichaam ­ in plaats van de aangesloten gemeenten ­ meedoet bij de verdeling van het totale bedrag dat beschikbaar is voor uitkeringen inkomensdeel WWB. Bovendien wordt deze rechtspersoon door het ministerie aangemerkt als de entiteit aan wie betalingen worden verricht.

Ten aanzien van reeds door het ministerie erkende openbare lichamen geldt dat het ministerie er stilzwijgend van uit gaat dat de volledige overdracht van verantwoordelijkheden en bevoegdheden inzake de uitvoering van artikel 7, eerste lid, onderdeel b WWB naar het Wgr- samenwerkingsverband wordt gecontinueerd voor de volgende uitvoeringsjaren.


1.2.2 Verdeelsystematiek deel macrobudget voor categorie 65 jaar en ouder met al dan niet gedeeltelijke bijstandsuitkering
Verdeling van het macrobudget voor 65-plussers geschiedt op basis van de maatstaf `historische bijstandslasten 65 jaar en ouder'. Voor het uitvoeringsjaar 2004 is gewerkt met het aandeel van een gemeente in de totale lasten van gemeenten van het uitvoeringsjaar 2001. Bij de vaststelling van deze kosten wordt gebruik gemaakt van de jaaropgave.

Verdeelsystematiek macrobudget werkdeel WWB 2004

Voor het uitvoeringsjaar 2004 wordt een verdeelsystematiek gehanteerd die afwijkt van de verdeelsystematiek zoals is beschreven in de algemene toelichting bij het wetsvoorstel WWB.

Uitgangspunt bij de verdeelsystematiek 2004 is dat het aandeel van een gemeente in 2004 gelijk is aan het aandeel van deze gemeente in het totaal beschikbare budget in 2003.

Het macrobudget 2003 bestaat uit vijf verschillende budgetten:
1. WIW-normbudget

2. WIW declaratiedeel dienstbetrekkingen

3. WIW declaratiedeel werkervaringsplaatsen

4. WIW Scholings&Activeringsbudget

5. ID-budget

Het aandeel voor een gemeente in 2003 wordt bepaald door de som van deze budgetten gedeeld door het macro beschikbare budget. Voor de budgetten 1., 4. en 5. komt dit neer op het optellen van de toegekende budgetten. Voor de budgetten 2. en 3. is een systematiek gehanteerd die het macro beschikbare declaratiebudget zo eerlijk mogelijk toedeelt aan gemeenten.

Toedeling declaratiedeel dienstbetrekkingen:


---


Voor iedere gemeente is het aandeel bepaald dat deze gemeente in het aantal gemiddeld bezette dienstbetrekkingen in 2002 had. Een gemeente krijgt voor 2003 een gelijk aandeel uit het beschikbare budget voor het declaratiedeel dienstbetrekkingen toegewezen.

Toedeling declaratiedeel werkervaringsplaatsen:
Voor iedere gemeente is het aandeel bepaald dat deze gemeente in het aantal gemiddeld bezette werkervaringsplaatsen in 2002 had. Een gemeente krijgt voor 2003 een gelijk aandeel uit het beschikbare budget voor het declaratiedeel werkervaringsplaatsen toegewezen.

Voor bedragen per gemeente zie de bijlagen.


10



2. Bijstandsverlening aan ouders waarvan het jongste kind 18 jaar wordt

In mijn reactie d.d. 22 mei 2003 aan de Tweede Kamer op het rapport `18+ Wat willen jullie nou van ons', dat is uitgegeven door de stichting Sjakuus, heb ik toegezegd u te informeren over de bijstandsverlening aan alleenstaande ouders waarvan het jongste kind 18 jaar wordt. Ik acht het van belang u te herinneren aan hetgeen de wetgever hieromtrent heeft beoogd bij de invoering van de Algemene bijstandswet.

In het kader van de Abw worden jongeren van 18 jaar en ouder doorgaans als economisch zelfstandig beschouwd. Dit laat onverlet dat zich de situatie kan voordoen dat het kind door het verwerven van inkomen weliswaar niet meer ten laste van de ouder komt, maar dat het inkomen niet zodanig hoog is dat dit inkomen compensatie geeft voor het wegvallen van de kinderbijslag en het - voor de ouder - van toepassing zijn van de lagere norm voor een alleenstaande. Een dergelijke situatie kan zich bijvoorbeeld voordoen wanneer de bij zijn ouder wonende jongere van 18 jaar en ouder nog voortgezet onderwijs volgt en alleen een tegemoetkoming ontvangt op grond van de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten (WTOS) of een studie volgt en alleen studiefinanciering ontvangt.

In dit soort situaties kan de gemeentelijke toeslag die de ouder als alleenstaande ontvangt naar mijn mening niet worden verlaagd in verband met het kunnen delen van de kosten tussen de ouder en het kind. De gemeentelijke toeslagverlening is geen vrijblijvende bevoegdheid, maar een uitdrukkelijke verantwoordelijkheid van gemeenten om de bijstand op een zodanig niveau vast te stellen dat in de noodzakelijke kosten van het bestaan kan worden voorzien. Hierbij is meegewogen dat reeds bij de bepaling van de hoogte van de studiefinanciering en de basistoelage op grond van de WTOS het schaalvoordeel is toegepast. De hoogte van de studiefinanciering en de basistoelage WTOS is immers afhankelijk van de woonsituatie, waarbij thuiswonende studenten minder studiefinanciering of WTOS ontvangen dan uitwonende studenten.

Voorts kan aanvullende bijstandsverlening aan de ouder in voornoemde situaties aan de orde zijn, om de inkomensachteruitgang als gevolg van het van toepassing zijn van de lagere norm voor een alleenstaande op te vangen.
Omdat de uiteenlopende situaties van jongeren met de daaruit voortvloeiende verschillen in noodzakelijke bestaanskosten van geval tot geval moeten worden gewogen, vormt de bijzondere bijstand daarvoor het aangewezen kader. Deze bijzondere bijstandsverlening kan niet als vrijblijvend worden beschouwd. Bij de invoering van de Abw is namelijk uit oogpunt van deregulering bewust besloten de Beschikking toeslagen voormalige eenoudergezinnen (Stcrt. 1986, 170) niet te handhaven, met nadrukkelijk de bedoeling de lijn van deze regeling voort te zetten middels de bijzondere bijstand. Hieromtrent is destijds overeenstemming bereikt met de VNG. In dat kader zijn ook middelen overgeheveld naar het gemeentefonds1. Het behoort tot uw


1 Per 1 januari 1996 zijn gemeenten beleidsmatig en financieel verantwoordelijk geworden voor de kosten van een particuliere verzekering tegen ziektekosten voor degenen die niet in aanmerking kwamen voor het ziekenfonds, de woonkostentoeslag voor degenen die niet of nog niet in aanmerking kwamen voor huursubsidie, de kosten voor een arbeidsongeschiktheidsverzekering voor zelfstandigen en de toeslag voor alleenstaanden met een inwonend, niet meer ten laste komend kind (voormalige éénoudergezinnen) door deze voortaan als bijzondere bijstand aan te merken. In totaal is 19 mln. overgeheveld naar het gemeentefonds.


---

bevoegdheid en verantwoordelijkheid te beoordelen of verlening van aanvullende bijzondere bijstand aan de ouder in dit soort gevallen noodzakelijk is. Met name in de situatie van leerlingen van 18 jaar en ouder die voortgezet onderwijs volgen en die alleen een basistoelage uit de WTOS ontvangen, is het voorstelbaar dat u bijzondere bijstand aan de ouder verstrekt om het inkomensverlies in verband met het vervallen van de alleenstaande oudertoeslag tijdelijk te compenseren.


12


3. Wijziging Scholingsbepalingen Abw, IOAW en IOAZ Op 15 april 2003 heeft de Tweede Kamer, resp. 20 mei 2003 de Eerste Kamer, het wetsvoorstel tot wijziging van de Abw, IOAW en IOAZ met betrekking tot de scholingsmogelijkheden voor uitkeringsgerechtigden aanvaard. De wetswijziging betreft een verruiming van de scholingsmogelijkheden en een aanscherping op het punt van de arbeidsverplichtingen en de noodzakelijkheid van scholing en opname van een meldingsplicht voor bijstandsgerechtigden die op eigen initiatief een scholing (gaan) volgen.

Verruiming scholingsmogelijkheden
Onderdeel b van het tweede lid, van artikel 9 Abw, is ingetrokken. Dit betekent dat B&W ook onderwijs als bedoeld in de Wet Studiefinanciering 2000 (WSF 2000) en hoofdstuk 4 van de Wet tegemoetkoming studiekosten (WTOS) in voorkomende gevallen kunnen aanmerken als noodzakelijke scholing. Het volgen van een voltijdse opleiding aan een universiteit, hbo of mbo leidt dus niet meer automatisch tot uitsluiting van bijstand. Deze uitsluitingsgrond was overigens al niet van toepassing op bijstandsgerechtigden die ontheven waren van de arbeidsverplichtingen. Voor personen met arbeidsverplichtingen geldt dat scholing die door B&W niet als noodzakelijk wordt beoordeeld, kan worden gevolgd, mits die scholing niet meer tijd vergt dan 19 uur per week.
Uiteraard geldt wel dat degenen die aanspraak kunnen maken op studiefinanciering of op een tegemoetkoming in de studiekosten uitgesloten blijven van algemene bijstand. Er is dan immers sprake van een voorliggende voorziening als bedoeld in artikel 17, eerste lid, Abw.

Ontheffing van de arbeidsverplichting(en) is niet meer automatisch van toepassing Op grond van het huidige artikel 114, eerste lid, Abw, is degene die een noodzakelijke scholing of opleiding volgt, vrijgesteld van de verplichting actief te zoeken naar werk en van de verplichting passende arbeid te aanvaarden.
Door de aanvaarding van het wetsvoorstel wordt deze, uit de wet voortvloeiende, (automatische) vrijstelling ingetrokken en gewijzigd in een facultatieve bevoegdheid van burgemeester en wethouders om ontheffing van de genoemde verplichtingen te verlenen. Met de nieuwe bepalingen wordt tevens de ontheffingsmogelijkheid beperkt tot ten hoogste de duur en de omvang van de betreffende scholing of opleiding. Door toevoeging van "omvang" blijven, wanneer de opleiding niet de gehele werkweek in beslag neemt, voor de resterende tijd de arbeidsverplichtingen gehandhaafd.

Noodzakelijkheid scholing
B&W kunnen scholing als noodzakelijk aanmerken, als de uitkeringsgerechtigde aantoonbare inspanningen zonder resultaat heeft verricht om aan het werk te komen. Het is aan de gemeente om te bepalen welke inspanningen er moeten zijn verricht en hoe deze moeten worden aangetoond. In gevallen waarbij het op voorhand duidelijk is dat er zonder scholing geen kans is op werk, kan de gemeente de scholing ook direct inzetten, zodat geen tijd verloren gaat.

Meldingsplicht
Voor personen die op eigen initiatief een scholing gaan volgen geldt een meldingsplicht aan B&W, voorafgaand aan de scholing. B&W worden daardoor in staat gesteld te beoordelen of er een beroep kan worden gedaan op een voorliggende voorziening, of het volgen van de scholing een


13

belemmering voor betrokkene vormt voor inschakeling in de arbeid en of directe arbeidsinschakeling (zoals een werken/leren-traject) eventueel tot de mogelijkheden behoort.


14


4. Verruiming stimuleringsregeling regulier maken I/D banen Per 1 maart jl. is de Tijdelijke stimuleringsregeling regulier maken ID-banen van kracht. Werkgevers die een ID-baan omzetten in een reguliere baan kunnen vanuit deze regeling een eenmalige subsidie van maximaal 17.000,- ontvangen. Voor werkgevers in een aantal sectoren (Zorg, Welzijn, Jeugdhulpverlening, Kinderopvang en Cultuur) wordt daarnaast nog een eenmalige aanvulling op dit subsidiebedrag verstrekt. Deze regeling vloeit voort uit het convenant gesubsidieerde arbeid 2003, dat is afgesloten tussen het kabinet, de VNG en de sociale partners.

Naar aanleiding van de eerste praktijkervaringen van gemeenten en werkgevers met de regeling is in overleg met de convenantpartijen besloten de regeling te verruimen, om het gebruik van de regeling verder te bevorderen. Een aantal beperkende voorwaarden uit de regeling is met ingang van 1 juli jl. losgelaten. Het gaat om de volgende verruimingen:

4.1 Plaatsing op functies met andere functie-inhoud of bestaande vacatures De bepaling dat bij het regulier maken geen verdringing van andere functies bij de werkgever mag optreden is vervallen. Werkgevers die een ID-werknemer plaatsen op een functie met een andere functie-inhoud van de oorspronkelijke ID-baan en/of een ID-werknemer plaatsen op een bestaande vacature binnen de organisatie komen hierdoor ook in aanmerking voor de stimuleringssubsidie. De regeling wordt daardoor voor werkgevers aantrekkelijker.

4.2 Formele werkgevers
Met ingang van 1 juli komen ook formele werkgevers, die de werknemer voornamelijk arbeid laten verrichten bij één of meerdere andere werkgevers, in aanmerking voor de stimuleringssubsidie. Daardoor komen onder meer de gemeenten die ID-werknemers in dienst hebben en deze laten werken bij een stichting in aanmerking voor subsidie wanneer ze de ID-werknemers een reguliere dienstbetrekking aanbieden en de werknemers overigens nog steeds voor de stichting laten werken.

4.3 Uren-omvang van de reguliere baan
Gebleken is dat de eis dat de reguliere dienstbetrekking hetzelfde aantal uren dient te omvatten als de ID-dienstbetrekking op bezwaren kan stuiten bij de werkgevers. In een aantal gevallen heeft deze regel tot gevolg dat de werkgever een behoorlijke loonsverhoging van de werknemer zou moeten accepteren, omdat de werknemer in de reguliere functie in een andere loonschaal terechtkomt. Voor de werkgever brengt dit extra kosten met zich mee. Dit vormt soms een belemmering om de stimuleringssubsidie aan te vragen en de ID-dienstbetrekking om te zetten in een reguliere dienstbetrekking. De eis dat de reguliere dienstbetrekking dezelfde arbeidsduur moet omvatten als de ID-dienstbetrekking is dan ook met deze regeling versoepeld. Het aantal arbeidsuren mag verminderen, maar dit mag niet tot gevolg hebben dat de werknemer er in zijn loon op achteruit gaat.

4.4 Eenmalige aanvulling door gemeenten
De gemeenten mogen nu bij het regulier maken van een ID-baan eenmalig een aanvullende subsidie verstrekken aan de werkgever zonder dat daarmee de aanspraak van de werkgever op stimuleringssubsidie in gevaar komt. Deze verruiming komt voort uit de behoefte van een aantal gemeenten om in de onderhandelingen met werkgevers omtrent gesubsidieerde arbeidsplaatsen


15

wat meer ruimte te hebben in de vorm van de mogelijkheid tot het eenmalig verlenen van een subsidie in aanvulling op de op grond van de Stimuleringsregeling verstrekte subsidie.

Met deze verruimingen hebben werkgevers en gemeenten meer mogelijkheden gekregen om de stimuleringsregeling te gebruiken bij het omzetten van ID-banen in reguliere banen. Het omzetten van ID-banen kan voor gemeenten een belangrijke bijdrage leveren aan het realiseren van voldoende uitstroom uit ID-banen. Gemeenten wordt daarom geadviseerd zoveel mogelijk van de stimuleringsregeling gebruik te maken en werkgevers nadrukkelijk op de genoemde verruimingen in de regeling te wijzen.

Uitgebreide informatie over de verruimde stimuleringsregeling is te vinden op het gemeenteloket en de website van het Agentschap SZW; www.agentschapszw.nl.


16


5. Beleidsregels vaststelling subsidie Wet inschakeling werkzoekenden voor het jaar 2003
In de verzamelbrieven van 20 december 2002 en 16 mei 2003 is aangekondigd dat voor 2003 een financieel maatregelenbeleid geformuleerd wordt in verband met de verplichting tot uitbesteding en de aanbestedingsregels. Deze zijn thans opgenomen in de "Beleidsregels vaststelling subsidie Wet inschakeling werkzoekenden voor het jaar 2003". De maatregelen voor uitbesteding en aanbesteding zijn de belangrijkste wijziging ten opzichte van de beleidsregels voor 2002.

Voor het zoveel mogelijk uitbesteden van reïntegratiewerkzaamheden op grond van artikel 8 WIW geldt het volgende. Minimaal 80% van de in aanmerking komende uitgaven uit het scholings- en activeringsbudget en 80% van de kosten aan bemiddeling naar arbeidsovereenkomsten voor werkervaringsplaatsen dient uitbesteed te zijn. Is dit niet het geval dan wordt een maatregel getroffen ter hoogte van het hiermee gemoeide financiële beslag. Voor 2003 geldt als overgangsperiode dat toepassing van de maatregel achterwege blijft, indien een gemeente beargumenteerd aantoont dat zij al het mogelijke heeft gedaan hieraan te voldoen en dat onderschrijding van het betreffende bedrag haar redelijkerwijs niet te verwijten valt.

Voor de berekening van het minimaal uit te besteden bedrag van het scholings -en activeringsbudget worden bepaalde uitgaven buiten beschouwing gelaten: ° Co-financiering Equal
° Co-financiering RWI-subsidies SVWW
° Kinderopvang
° Subsidies in de vorm van stimuleringspremies en onkostenvergoedingen ° Activiteiten die dienen ter ondersteuning van de stimuleringsregeling ID en daarmee samenhangende arrangementen
° Contracten van vóór 1-1-2002 die na die datum doorlopen Aangezien het gaat om 80% van de uitgaven blijft uiteraard ook het budget wat niet uitgegeven is in 2003 (waaronder wat meegenomen wordt naar 2004) buiten beschouwing.

Voor de aanbestedingsregels van het Besluit Suwi geldt het volgende. Dat wat uitbesteed wordt moet aanbesteed zijn volgens artikel 4.1, tweede en derde lid, van genoemd besluit. Indien een contract niet voldoet aan de vereisten van een transparante en toetsbare aanbestedingsprocedure en van beoordeling van offertes uitsluitend op basis van vergelijkbare kosten, wordt een forfaitaire maatregel getroffen.

Een andere wijziging ten opzichte van de beleidsregels WIW 2002 is het schrappen van de maatregel voor het reïntegratieplan, bedoeld in artikel 2, zevende lid van de WIW (voor 2002 is dit beleidsregel 4, tweede lid, onderdeel a). De overige wijzigingen zijn redactioneel van aard.

De beleidsregels WIW 2003 vergen een aanpassing van het Verslag over de uitvoering WIW 2003 en het Controle- en rapportageprotocol 2003 in verband met het uitbestedingsvereiste in artikel 8 van de WIW. De daartoe benodigde wijziging van de Regeling uitvoering en financiering WIW en de Beleidsregels WIW 2003 worden gepubliceerd in de Staatscourant. De nieuwe versie van het Verslag over de uitvoering en het Controle- en rapportageprotocol alsmede de beleidsregels worden bij separate brief nagezonden.


17


6. Werkwijze Voorlopige teruggaaf heffingskortingen 2004

Voor 2004 geen verandering in werkwijze Voorlopige teruggaaf heffingskortingen Gezien de positieve ervaringen die de afgelopen jaren zijn opgedaan met de samenwerking tussen gemeenten en Belastingdienst op het gebied van de Voorlopige teruggaaf heffingskortingen (VT) aan bijstandsgerechtigden, is besloten de betreffende werkwijze voort te zetten. Met dien verstande dat alleen in november 2003 en december 2003 SDVT- bestanden verwerkt zullen worden. Aanvragen na 15 december 2003 zullen op papier of VT-diskette moeten worden ingevuld.

De werkwijze biedt de gemeente de mogelijkheid om:
1. VT-verzoeken voor bijstandsgerechtigden geautomatiseerd of middels formulieren in te dienen bij de Belastingdienst.

2. Van de Belastingdienst gegevens te verkrijgen over de aan bijstandsgerechtigden toegekende VT.
De gemeente kan ervoor kiezen om al dan niet gebruik te maken van de mogelijkheden. De mogelijkheden kunnen zowel afzonderlijk als in combinatie worden gebruikt.

Informatie over de werkwijze
Uitgebreide informatie over de werkwijze (achtergronden, logistiek, modeldocumenten en functionaliteiten van het programma Sociale Dienst Voorlopige Teruggaaf) vindt u in: · de circulaire van 19 juni 2002, kenmerk B&GA/IW/02/39582, · de circulaire van 5 september 2002, kenmerk B&GA/IW/02/65239 · de verzamelbrief van 22 november 2002, kenmerk Intercom/2002/86968. U kunt deze informatie raadplegen op www.gemeenteloket.szw.nl , onder `circulaires/verzamelbrieven' of opvragen bij de Servicelijn.

Hierna komen een aantal specifieke punten over de Werkwijze Voorlopige teruggaaf heffingskortingen 2004 aan de orde.

Het programma Sociale Dienst Voorlopige Teruggaaf
Het programma Sociale Dienst Voorlopige Teruggaaf (SDVT) is een sterk vereenvoudigd aanvraagproces dat het gemeenten mogelijk maakt VT-verzoeken op geautomatiseerde wijze namens de bijstandsgerechtigden in te dienen bij de Belastingdienst. Het programma is door de Belastingdienst ontwikkeld en beschikbaar gesteld aan de gemeenten. De bestaande versie van het programma is geschikt voor de verwerking van de VT-verzoeken 2004. Er komt dus géén nieuwe versie van SDVT.

Gemeenten die nog niet over het programma beschikken, kunnen dit downloaden van http://web.sdvt.gemnet.nl .

Gegevensverkeer
De aanlevering van alle bestanden, zowel van de gemeente naar de Belastingdienst als omgekeerd, verloopt via de gemeentelijke VT-account bij GemNet.


18

Gegevensverkeer via een ander medium is alleen mogelijk voor de gemeenten zonder GemNet SDVT account. Deze kunnen, net als voorgaande jaren, aanleveren via e-mail (voorkeur) naar adres TPD-Poort@zonnet.nl of op diskette naar:
Belastingdienst CPP
t.a.v. Kees Hollestein (K401)
Roggestraat 111
7311 CC Apeldoorn

Voor nadere informatie verwijs ik u naar vorengenoemde circulaires en verzamelbrief. Vragen kunt u ook via e-mail stellen bij TPD-Poort@zonnet.nl .

Schatting Belastbaar inkomen bijstandsgerechtigden 2004 *) Op het aanvraagformulier heffingskortingen moet de belanghebbende aan de Belastingdienst opgeven hoe hoog het belastbaar inkomen is dat hij het komend jaar zal hebben. Omdat de bijstand voor het jaar 2004 nog niet bekend is wordt voorgesteld om in voorkomende gevallen het (bijstands)inkomen op niveau van het tweede halfjaar 2003 op te geven. Voor personen
bedragen **) als volgt:

NB. Alle bedragen zijn jaarbedragen inclusief vakantieuitkering loon uit vroegere arbeid (gebaseerd op de bijstandsnormen van Belanghebbenden van 21 jaar of ouder doch jonger dan 65 jaar juli 2003 op jaarbasis) gehuwden, beide partners jonger dan 65 jaar 8600 per partner alleenstaande ouder

- met maximale toeslag 15600
- zonder toeslag 10950 alleenstaande

- met maximale toeslag 13250
- zonder toeslag 8600

Belanghebbenden jonger dan 21 jaar met een of meer ten laste komende kinderen
gehuwden, één partner 21 jaar of ouder 7150 gehuwden, beide partners 18, 19 of 20 jaar 4050 ***) alleenstaande ouder 5350 ****)

Belanghebbenden jonger dan 21 jaar zonder
ten laste komende kinderen
gehuwden, één partner 21 jaar of ouder 5000 ***) gehuwden, beide partners 18, 19 of 20 jaar 2550 ***) alleenstaande 2550 ***)


*) Bij de berekening van de bedragen is uitgegaan van een volledige bijstandsuitkering. Er is


19

geen rekening gehouden met een eventuele samenloop met inkomsten uit tegenwoordige arbeid.
**) In de bedragen is de premie Zfw (wn-deel en wg-deel) begrepen.
***) De algemene heffingskorting is niet volledig vergolden.
****) Het inkomen is niet toereikend om de volledige alleenstaande-ouderkorting te vergelden.

Planning
I. Voor gemeenten die gebruik maken van het programma Sociale Dienst Voorlopige teruggaaf (SDVT)

Activiteit Uit te voeren door Tijdstip
1. Toezending gehele bijstandsgerechtig- Gemeenten Aanlevering bij denbestand aan Belastingdienst2. Belastingdienst uiterlijk op 12 augustus 2003


2. Toezending brief aan Belastingdienst September 2003 bijstandsgerechtigden die zijn
opgenomen in vorenbedoeld bestand,
waarin zij gewezen worden op de
mogelijkheid om de VT door gemeente te laten verzorgen3.


3. Toezending SDVT-bestand aan Gemeenten · 15 november 2003 Belastingdienst. · 1 december 2003 · 15 december 2003


4. Uitlevering bestand in behandeling Belastingdienst Zo snel mogelijk na genomen en afgekeurde vt's aan ontvangst SDVT- gemeenten. bestand


5. Verwerking SDVT-bestand door Belastingdienst November 2003 Belastingdienst; toezending beschikkingen aan bijstands-erechtigden.


6.. Aanlevering actueel sofinummer gehele Gemeenten Vóór 25 november bijstandsgerechtigdenbestand voor 2003


2 De Belastingdienst gebruikt dit bestand om aan bijstands-gerechtigden die in 2003 een VT-heffingskortingen hebben en van wie het sofinummer is aangemeld geen aanvraagformulier VT te sturen, maar hen schriftelijk te wijzen op de mogelijkheid de VT door de gemeente te laten verzorgen.


3 In de brief zal ook vermeld worden dat voor bijstandsgerechtigden die een doorlopende machtiging hebben afgegeven de gemeente automatisch het VT-verzoek afwikkelt.


20

Activiteit Uit te voeren door Tijdstip overzicht verstrekte VT's in december
2003 (zie punt 7).


7. Uitlevering gespecificeerde gegevens van Belastingdienst Vóór 25 december aan bijstandsgerechtigden toegekende 2003 VT's op basis sofinummerbestand van
november 2003.


8. Aanlevering actueel sofinummer gehele Gemeente Vóór 15 januari 2004 bijstandsgerechtigdenbestand voor
overzicht verstrekte VT's tot en met januari 2004 (zie punt 9).


9. Uitlevering gespecificeerde gegevens van Gemeente Vóór 15 f ebruari 2004 aan bijstandsgerechtigden toegekende
VT's op basis sofinummerbestand van
januari 2004.

II. Voor gemeenten die géén gebruik maken van het programma Sociale Dienst Voorlopige teruggaaf (SDVT)

N.B: de activiteiten 1 en 2 zijn facultatief. Zij gelden alleen voor gemeenten die de VT-verzoeken van bijstandsgerechtigden verzorgen zonder gebruik te maken van SDVT!

Activiteit Uit te voeren door Tijdstip
1. Toezending gehele bijstandsgerechtig- Gemeenten Aanlevering bij denbestand aan Belastingdienst. Belastingdienst uiterlijk (Zie ook voetnoot 1.) op 12 augustus 2003


2. Toezending brief aan Belastingdienst September 2003 bijstandsgerechtigden die zijn
opgenomen in vorenbedoeld bestand,
waarin zij gewezen worden op de
mogelijkheid om de VT door gemeente te
laten verzorgen.
(Zie ook voetnoot 2.)


3. Aanlevering actueel sofinummer gehele Gemeenten Vóór 25 november bijstandsgerechtigdenbestand voor 2003 overzicht verstrekte VT's in december
2003 (zie punt 7).


21


4. Uitlevering gespecificeerde gegevens van Belastingdienst Vóór 25 december aan bijstandsgerechtigden toegekende 2003 VT's op basis sofinummerbestand van
november 2003.


5. Aanlevering actueel sofinummer gehele Gemeenten Vóór 15 januari 2004 bijstandsgerechtigdenbestand voor
overzicht verstrekte VT's tot en met januari 2004 (zie punt 9).


6. Uitlevering gespecificeerde gegevens van Gemeenten Vóór 15 f ebruari 2004 aan bijstandsgerechtigden toegekende
VT's op basis sofinummerbestand van
januari 2004.

Gebruik SDVT voor mutaties
Momenteel kan SDVT ook gebruikt worden door de gemeente om maandelijks mutaties in de VT te verwerken. Gezien de geringe mate van gebruik van de applicatie wordt deze mogelijkheid na 15 oktober 2003 beëindigd.

Let op: bestanden die u na 15 oktober 2003 inlevert, worden aangemerkt als VT-verzoeken voor 2004. Stuur dus na 15 oktober 2003 géén bestanden met mutaties voor 2003 meer in!

Gemeenten die thans van SDVT gebruikmaken voor mutaties kunnen als alternatief de voor alle belastingplichtigen beschikbare VT-programmatuur van de Belastingdienst of een papieren VT- verzoek gebruiken. Deze VT-programmatuur kunt u downloaden van de site www.belastingdienst.nl/vt/ .

Inleveringsdatum voor bulkverzoeken
De bulk van de VT-verzoeken voor 2004 zal betrekking hebben op lopende bijstandsuitkeringen. Om ervoor te zorgen dat de betreffende bijstandsgerechtigden in uw gemeente vanaf 1 januari 2004 de VT ontvangen, dient u de VT-verzoeken vóór 15 november 2003 bij de Belastingdienst in te leveren. Dit geldt zowel voor de verzoeken die via SDVT lopen als voor de `papieren' verzoeken en de verzoeken die worden gedaan met de voor alle belastingplichtigen beschikbare VT-programmatuur van de Belastingdienst.

Inlevering nakomende verzoeken
Voor nieuwe bijstandsgerechtigden en bijstandsgerechtigden die u nadat het bulkverzoek is afgedaan machtigen om hun VT-verzoek af te wikkelen geldt het volgende. · Tot 15 december 2003 kunt u voor deze bijstandsgerechtigden VT-verzoeken indienen met SDVT.
· Ook na 15 december 2003 kunt u voor deze bijstandsgerechtigden `papieren' verzoeken indienen en verzoeken indienen met de voor alle belastingplichtigen beschikbare VT- programmatuur van de Belastingdienst.


---

Uitbetaling per januari 2004 is alleen mogelijk voor verzoeken die vóór 1 december 2004 zijn!


23


7. Intercollegiale ruil WSW

Intercollegiale ruil
Mede in verband met de verlaging van de taakstelling Wsw voor het jaar 2003 kan het voorkomen dat een aantal gemeenten/schappen in 2003 knelpunten ervaren ten aanzien van de hoogte van de gemeentelijke taakstelling, mede in relatie tot de hoogte van de wachtlijst in de betreffende gemeente. Daarnaast treedt in andere gemeenten in 2003 onderrealisatie op. Mede naar aanleiding van de Motie Bruls wordt aan individuele gemeenten/schappen waar knelpunten resteren ten aanzien van de taakstelling in 2003 eenmalig de mogelijkheid geboden van intercollegiale ruil met een gemeente waar in 2003 van onderrealisatie sprake is.

Als uitgangspunt voor het toestaan van intercollegiale geldt dat eventuele ruil in 2003 géén consequenties zal hebben voor het financieel verdeelmodel Wsw. De ruil zal de hoogte van de taakstelling per gemeente in 2004 en verder derhalve niet beïnvloeden. Gemeenten moeten daarmee bij een eventueel verzoek voor intercollegiale ruil voor het jaar 2003 rekening houden. Op basis van dit uitgangspunt zal intercollegiale ruil op eigen initiatief en verzoek van gemeenten/schappen binnen een aantal randvoorwaarden worden toegestaan. Het gaat om de volgende randvoorwaarden:


1. Eigen initiatief gemeenten/schappen;

2. Gemeenten/schappen die behoefte hebben aan extra taakstelling moeten zelf in contact treden met collega-gemeenten/schappen waar van onderrealisatie sprake is en afspraken maken over eventuele bilaterale ruil;

3. Verzoek voor intercollegiale ruil kan worden ingediend bij SZW door middel van een gezamenlijke, schriftelijke aanvraag van de betreffende gemeenten.
4. Indien de gezamenlijke aanvraag door SZW wordt gehonoreerd verrekenen gemeenten/schappen de subsidie onderling en maken dit zichtbaar op hun jaaropgave. Bij vaststelling van de subsidie over het jaar 2003 wordt vervolgens met de toegekende ruil rekening gehouden.

5. De mogelijkheid van intercollegiale ruil geldt alléén voor het jaar 2003 en heeft geen effect op de subsidieverdeling 2004.

Gemeenten die dit willen kunnen een verzoek tot intercollegiale ruil indienen bij SZW. Verzoeken die vallen binnen de bovenstaande randvoorwaarden zullen worden gehonoreerd. Hiermee wordt de ruimte geboden aan gemeenten/schappen om in overleg met collega-gemeenten/schappen eventuele individuele knelpunten met betrekking tot de taakstelling 2003 op te lossen.