Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

Gemeentelijk beleid
en handhaving
van de bijstandswetgeving
bij woonwagenbewoners

Inspectie Werk en Inkomen Gemeentelijk beleid en handhaving van de bijstandswetgeving bij woonwagenbewoners


De interviews met de gemeenten zijn gehouden

door inspecteurs van de regionale vestigingen van IWI, in Amsterdam, Arnhem, Dordrecht, Eindhoven en Groningen.
Auteurs:
Mw. S. Eekhout-Glas
Dhr. J. Boersma
Mw. A.Y. Houkes

R03/10, mei 2003
ISSN 1383-8733
ISBN 90-5079-049-6
2 Inspectie Werk en Inkomen Gemeentelijk beleid en handhaving van de bijstandswetgeving bij woonwagenbewoners


Voorwoord

De Inspectie Werk en Inkomen heeft in maart 2003 geïnventariseerd of gemeentebesturen problemen ervaren bij de naleving van de bijstandswet ten aanzien van woonwagenbewoners en of de gemeentebesturen beleid formuleren en uitvoeren dat gericht is op de aanpak van die problemen. Voor u liggen de resultaten van deze inventarisatie. Deze inventarisatie geeft op basis van een representatieve steekproef inzicht in hoe een aantal gemeenten met een relevant geachte populatie woonwagenbewoners bij deze groep omgaat met de naleving van de bijstandswetgeving. Kenmerken die in deze inventarisatie zijn benoemd voor bepaalde groepen woonwagenbewoners kunnen niet worden toegekend aan individuele woonwagenbewoners.
Mr. L.H.J. Kokhuis
Inspecteur-generaal Werk en Inkomen

3 Inspectie Werk en Inkomen Gemeentelijk beleid en handhaving van de bijstandswetgeving bij woonwagenbewoners




Inhoud

Samenvatting 7
1 Inleiding 9
1.1 Aanleiding 9
1.2 Opzet en werkwijze van de inventarisatie 9
1.3 Toetsingskader 10
2 Bevindingen 11
2.1 De bijstandsafhankelijkheid van woonwagenbewoners 11
2.2 Gemeentelijk beleid gericht op woonwagenbewoners 12
2.3 Arbeidstoeleiding en sociale activering van woonwagenbewoners 12 2.4 Problemen en knelpunten bij de naleving van de bijstandswetgeving 13 2.5 Betrokkenheid van de gemeenten bij een integrale handhavings- aanpak 14
3 Conclusies 17 3.1 Bijstandsafhankelijkheid 17 3.2 Specifiek gemeentelijk beleid en werkinstructies 17 3.3 Arbeidstoeleiding en sociale activering van woonwagenbewoners 17 3.4 Problemen en knelpunten bij de naleving van de Abw 18 3.5 Integrale handhavingsaanpak 18 3.6 Slotconclusie 18
4 Reactie Vereniging van Nederlandse Gemeenten 21 Lijst van afkortingen 22 Geraadpleegde bronnen 22 Publicaties van de Inspectie Werk en Inkomen 23


5 Inspectie Werk en Inkomen Gemeentelijk beleid en handhaving van de bijstandswetgeving bij woonwagenbewoners




Samenvatting

De Inspectie Werk en Inkomen (IWI) heeft in maart 2003 geïnventariseerd of gemeente- besturen problemen ervaren bij de naleving van de bijstandswetgeving ten aanzien van woon- wagenbewoners en of de gemeentebesturen beleid formuleren en uitvoeren dat gericht is op de aanpak van die problemen. In de inventarisatie zijn dertig gemeenten betrokken. Er waren negenentwintig geldige waarnemingen.
Aanleiding voor de inventarisatie was een verzoek van het college van burgemeester en wet- houders (b&w) van een gemeente om coulance voor mogelijke onrechtmatigheden in de uit- voering van de Algemene bijstandswet. Op een van de woonwagenlocaties in deze gemeente was sprake van overtredingen op het gebied van openbare orde, milieu en ruimtelijke ordening. Het gemeentebestuur had het vermoeden dat er ook sprake was van niet opgegeven inkomsten uit illegale handel, van verzwegen vormen van samenwoning en van niet opgegeven vermogen. De gemeente werd geconfronteerd met een brede en onderling samenhangende problematiek. Via een integrale aanpak, in samenwerking met andere instanties die zijn belast met handha- vingstaken, wilde het gemeentebestuur verbetering aanbrengen in de naleving van de bijstands- wetgeving.
In samenhang met wetenschappelijke publicaties over de bijstandsafhankelijkheid van woon- wagenbewoners en hun relatie met het openbaar bestuur, zag de inspectie het verzoek van het college van b&w van de gemeente als een indicatie dat er ook in andere gemeenten mogelijk sprake is van vergelijkbare problematiek.
In de huidige wet- en regelgeving zijn gemeentebesturen niet verplicht tot het formuleren van doelgroepen voor hun reïntegratiebeleid. Uit deze inventarisatie blijkt dat gemeentebesturen in overwegende mate er niet voor kiezen om woonwagenbewoners te beschouwen als een aparte doelgroep voor de arbeidstoeleiding en sociale activering. Van de 29 gemeenten die in deze inventarisatie zijn betrokken geven 22 gemeenten aan dat zij woonwagenbewoners toereikende ondersteuning kunnen bieden met de instrumenten die worden ingezet voor alle bijstands- gerechtigden.
Van de 29 gemeenten die in deze inventarisatie zijn betrokken konden 24 gemeenten cijfers leveren waaruit de bijstandsafhankelijkheid van woonwagenbewoners in de leeftijdsklasse van 18 tot 65 jaar per gemeente kan worden berekend. De cijfers lopen per gemeente sterk uiteen. De in deze inventarisatie hoogst aangetroffen bijstandsafhankelijkheid van woonwagenbewoners per gemeente is tachtig procent, de laagste aangetroffen waarde is bijna tien procent. Voor de in deze inventarisatie aangetroffen deelname van woonwagenbewoners in de Wet inschakeling werkzoekenden (Wiw) en het Besluit In- en Doorstroombanen (ID) lopen de cij- fers sterk uiteen. Niet elke gemeente kon gegevens leveren. De hoogst aangetroffen deelname in de Wiw per gemeente ligt op vijf procent. Voor het Besluit In- en Doorstroombanen (ID) is dit drie procent. Bij dertien respectievelijk veertien gemeenten maken woonwagenbewoners in de leeftijdsklasse van 18 tot 65 jaar geen deel uit van deze beide regelingen. IWI trekt in deze inventarisatie geen vergelijking met de bijstandsafhankelijkheid en participatie in de Wiw en ID van andere (sub)groepen, omdat dit buiten de reikwijdte van deze inventarisatie valt. Van de 29 gemeentebesturen die in deze inventarisatie zijn betrokken geeft iets meer dan de helft (15 gemeenten) aan dat zij problemen of knelpunten ervaren bij de naleving van de bij- standswetgeving bij woonwagenbewoners. De problemen die door de gemeenten worden benoemd zijn relevant voor de naleving van de bijstandswetgeving. Ze hebben vooral betrekking op de verificatie van inkomen en vermogen, woonvormen en woonlasten. 7 Inspectie Werk en Inkomen Gemeentelijk beleid en handhaving van de bijstandswetgeving bij woonwagenbewoners


Aan de gemeentebesturen is gevraagd of zij de problemen die zij ondervinden vergelijkbaar

achten met andere groepen uit het bijstandsbestand. De meningen daarover zijn verdeeld. Van de vijftien gemeenten die in deze inventarisatie aangeven problemen te ervaren, schrijft bijna de helft dit toe aan de specificiteit van woonwagenbewoners. Een gelijk deel ziet over- eenkomsten met andere groepen waarbij sprake is van langdurige en soms cultureel be- paalde werkloosheid.
Van de 29 in deze inventarisatie betrokken gemeentebesturen geven 22 aan geen specifieke aanpak te hebben die is gericht op het voorkomen of aanpakken van problemen bij woonwa- genbewoners. Men geeft als redenen hiervoor aan dat men geen verschil wil maken in behande- ling of dat woonwagenbewoners geen specifieke aandacht nodig hebben. Als gemeenten wel een specifieke aanpak hanteren dan heeft die aanpak meestal betrekking op het inschakelen van een op woonwagenbewoners gespecialiseerde beheersorganisatie, op afspraken met justitie en/of op de betrokkenheid bij een integrale handhavingsaanpak. Bij zeventien gemeenten die in deze inventarisatie zijn betrokken vonden in de afgelopen vijf jaar invallen plaats op woonwagenlocaties. Bij negen gemeenten zijn bij die invallen situaties ge- constateerd die voor de sociale dienst mogelijk relevant waren. De gemeentebesturen geven aan dat zij in alle gevallen tot vervolgactie zijn overgegaan. Uit deze inventarisatie blijkt dat de samenwerking en afstemming in de integrale handhavings- aanpak nog niet in alle gemeenten is gerealiseerd. Van de gemeentebesturen mag hierin een actieve rol worden verwacht. Dit geldt overigens ook voor andere betrokken instanties. De inspectie constateert op basis van deze inventarisatie dat de uitvoering van de bijstands- wetgeving bij woonwagenbewoners veel gemeentebesturen voor problemen stelt. Gemeente- besturen kiezen er in overwegende mate niet voor om specifiek beleid te formuleren en uit te voeren dat is gericht op het voorkomen of oppakken van de problemen die men aangeeft te ervaren.
Deze inventarisatie is uitgevoerd met als directe aanleiding een signaal van het college van b&w van een gemeente, dat aangaf problemen te hebben met de naleving van de bijstandswet- geving bij een groep woonwagenbewoners. De inspectie constateert op basis van deze inventa- risatie dat er bij meer gemeenten sprake is van vergelijkbare situaties. De inspectie concludeert dat dit risico's inhoudt voor een rechtmatige uitvoering en de handhaving van de bijstandswet- geving bij die gemeenten.

8 Inspectie Werk en Inkomen Gemeentelijk beleid en handhaving van de bijstandswetgeving bij woonwagenbewoners


Inleiding


1.1 Aanleiding In Nederland wonen circa 22.000 mensen in een woonwagen op specifiek daarvoor aange-
1 wezen locaties.1 In januari 2002 vroeg het college van burgemeester en wethouders (b&w) CBS, 1997. van een gemeente aan de minister om coulance te tonen voor mogelijke onrechtmatigheden in de uitvoering van de Algemene bijstandswet (Abw). De gemeente wilde via een integrale aanpak, in samenwerking met andere instanties die zijn belast met handhavingstaken, verbete- ring aanbrengen in de naleving van de bijstandswetgeving bij een groep woonwagenbewoners die woont op een van de woonwagenlocaties in deze gemeente. Er was hier sprake van het overtreden van bepalingen op het gebied van openbare orde, milieu en ruimtelijke ordening. De gemeente had het vermoeden dat er ook sprake was van niet opgegeven inkomsten uit illegale handel, van verzwegen vormen van samenwoning en van niet opgegeven vermogen.
2 Volgens de gemeente zijn ambtenaren van de sociale dienst en bestuurders van de gemeente In de leeftijdsgroep 18 tot 65 jaar geconfronteerd met agressie en intimidatie. De locatie waar deze groep woonwagenbewoners heeft circa tachtig procent geen
betaald werk. Rapport `Inactiviteit woont, zou een no go-area zijn waar instanties die belast zijn met handhaving alleen op uit- van etnische minderheden', nodiging welkom zijn. NEI, 2001.
Bij de wetenschappelijke publica-
ties gaat het ondermeer om de De Inspectie Werk en Inkomen zag het verzoek om coulance van de gemeente, in samenhang volgende: Khonraad, `Woonwagen-
bewoners, burgers in de risicomaat- met enkele publicaties, als een indicatie dat er ook in andere gemeenten sprake kan zijn van schappij', Utrecht, 2000; waarin vergelijkbare problematiek. Bij die publicaties gaat het onder meer om gepubliceerde gegevens typologieen worden benoemd en
aanbevelingen worden gedaan voor van het Nederlands Economisch Instituut (NEI) over de uitkeringsafhankelijkheid van woonwa- beleidsinterventies door de rijks- genbewoners en om wetenschappelijke publicaties over de maatschappelijke situatie van woon- overheid en het lokale bestuur.
Bovenkerk, `Misdaadprofielen', wagenbewoners en hun soms moeizame relatie met het openbaar bestuur.2 Ook de in de media Utrecht, 2001; waarin wordt inge- verschijnende berichten over handhavingacties en invallen op woonwagenlocaties zijn voor gaan op handhavingsacties op
woonwagenlocaties. IWI mede aanleiding geweest om tot deze inventarisatie te komen.
1.2 Opzet en werkwijze van de inventarisatie De inspecteur-generaal heeft in juli 2002 aan de minister van Sociale Zaken en Werk- gelegenheid (SZW) meegedeeld dat IWI zal inventariseren of gemeenten problemen ervaren bij de naleving van de bijstandswet bij woonwagenbewoners. De inspectie zal ook inventarise- ren of gemeenten beleid formuleren en uitvoeren dat gericht is op de aanpak. De inventarisatie is zodanig ingericht dat inzicht wordt geboden in de volgende aandachtspunten: · Bijstandsafhankelijkheid: hoeveel woonwagenbewoners hebben een bijstandsuitkering? · Gemeentelijk beleid: hebben gemeenten specifiek beleid geformuleerd voor woonwagen- bewoners? · Arbeidstoeleiding en sociale activering: participeren woonwagenbewoners in regelingen voor scholing en additionele arbeid, zoals de Wiw en het Besluit ID-banen; hebben gemeenten zicht op de werking van de arbeidstoeleiding en sociale activering? Vinden zij hun aanpak toereikend? · Problemen en knelpunten met de naleving van de bijstandswetgeving bij woonwagenbewoners: hebben gemeenten op dit gebied problemen? Welke problemen zijn dat? Hoe pakt de gemeente die problemen aan? Vinden zij hun aanpak toereikend? · Integrale handhaving: zijn gemeenten betrokken bij acties en projecten die hierop zijn gericht?
3 Worden zij geïnformeerd over zaken die voor de naleving van de Abw van belang zijn? Bij deze inventarisatie is aan-
gesloten bij de definities in de
Huisvestingwet (een standplaats is De inventarisatie is uitgevoerd door middel van een gestructureerd interview bij dertig een kavel, bestemd voor het plaat-
sen van een woonwagen, waarop gemeenten. De steekproef die is gehanteerd is representatief voor de groep gemeenten met voorzieningen aanwezig zijn die op een door de onderzoekers vooraf relevant geacht aantal standplaatsen.3 De inventarisatie is het leidingbedrijf van de openbare
nutsbedrijven, andere instellingen niet representatief voor alle 489 Nederlandse gemeenten. of van gemeenten kunnen worden Een minimum van twintig standplaatsen per gemeente is in deze inventarisatie als een relevante po- aangesloten; een woonwagen is een
voor bewoning bestemd gebouw dat pulatie beschouwd. De steekproefmassa is hiermee beperkt tot 102 gemeenten (21 procent van het is geplaatst op een standplaats en totale aantal gemeenten) en 6338 standplaatsen (72 procent van het totale aantal standplaatsen). dat in zijn geheel of in delen kan
worden verplaatst). De interviews zijn gehouden in februari 2003. 9 Inspectie Werk en Inkomen Gemeentelijk beleid en handhaving van de bijstandswetgeving bij woonwagenbewoners



1.3 Toetsingskader


De Abw geeft recht op een uitkering voor de periode waarin de belanghebbende niet in staat is om zelf te voorzien in de kosten van het bestaan. Als er inkomsten zijn uit arbeid of uit andere bron, dan bestaat recht op bijstand voor het verschil tussen die inkomsten en de rele- vante bijstandsnorm. Er wordt geen bijstand toegekend als de belanghebbende beschikt over een vermogen dat uitgaat boven de toegestane vermogensgrens. Een van de aan de uitkering verbonden verplichtingen is dat de belanghebbende de gemeente voorziet van noodzakelijke informatie, bijvoorbeeld bij vormen van samenwoning waarbij men geacht wordt de kosten van het bestaan te kunnen delen. De belanghebbende dient zich in te spannen om zelf te voorzien in de kosten van zijn bestaan. Indien daarvoor dringende redenen aanwezig zijn kan b&w in individuele gevallen tijdelijk een ontheffing verlenen van de arbeidsverplichting. De gemeente is verplicht sancties te verbinden aan situaties waarin de belanghebbende zich niet houdt aan verplichtingen of wanneer hij onjuiste informatie verschaft over aspecten die van belang zijn voor de hoogte van de uitkering.
De minister is verantwoordelijk voor het toezicht op de uitvoering van de bijstandswetgeving. Hij kan besluiten om het college van b&w, als uitvoerder van die wetgeving, een aanwijzing te geven met betrekking tot een goede uitvoering van de wet. Bij onrechtmatige uitvoering van de wet zal de minister een financiële maatregel opleggen. In beleidsregels is aangegeven in welke gevallen en op welke wijze de minister op grond van tekortkomingen van bijzondere aard kan afzien van het opleggen van een maatregel. Er kunnen bijzondere omstandigheden zijn, die ma- ken dat een daardoor veroorzaakte tekortkoming de gemeente niet kan worden toegerekend. Het college van b&w zal bij een eventueel verzoek om af te zien van een maatregel uiteen moeten zetten dat er sprake is van een bijzondere omstandigheid. Het is niet de bedoeling dat de burger structureel afhankelijk is van een uitkering. De wet- gever heeft daarom zowel in de Abw als in regelingen voor scholing en additionele arbeid, zo- als de Wiw en het Besluit ID, een bevorderingsplicht opgelegd aan het college van b&w. Het college moet bevorderen dat de inwoners van haar gemeente worden toegeleid naar regulier of additioneel werk. Het college heeft de beschikking over middelen en instrumenten om dit te bevorderen. De minister heeft in 2002 bestuurlijke afspraken gemaakt met de gemeenten over het realiseren van een sluitende aanpak voor alle bijstandsgerechtigden.

10 Inspectie Werk en Inkomen Gemeentelijk beleid en handhaving van de bijstandswetgeving bij woonwagenbewoners



2 Bevindingen


Voor de inventarisatie zijn dertig gemeenten betrokken. Bij één gemeente konden de gegevens niet tijdig worden verkregen. Het totaal van de geldige waarnemingen komt daarmee op 29. Bij deze inventarisatie is aan de gemeenten gevraagd om voorafgaand aan het interview enkele kerncijfers te verzamelen over woonwagenbewoners en hun beroep op de bijstandswetgeving en regelingen voor scholing en additionele arbeid. De interviews zijn gehouden in februari 2003. 2.1 De bijstandsafhankelijkheid van woonwagenbewoners In deze inventarisatie is aan de betrokken gemeenten gevraagd hoeveel van de op woonwagen- locaties in deze gemeenten woonachtige personen van 18 tot 65 jaar (de bijstandsgerechtigde leeftijd) per ultimo 2002 bij de gemeente een uitkering hebben in het kader van de Abw. Niet elke gemeente kon deze gegevens leveren, 24 konden dat wel. De geleverde cijfers hebben betrekking op de situatie per ultimo 2002. Per gemeente lopen de cijfers sterk uiteen: de hoogst aangetroffen bijstandsafhankelijkheid ligt op tachtig procent, terwijl de laagste aan- getroffen waarde bijna tien procent bedraagt. In de onderstaande grafiek worden de uitkomsten gegroepeerd weergegeven, naar bijstands- afhankelijkheidsklasse.
Grafiek 1
Gemeentelijke bijstandsdichtheid van woonwagenbewoners
---

---

---

---

---

---
Std. Dev = 19,50 Mean = 34,9 aantal gemeenten 0 N = 24,00 10,0 20,0 30,0 40,0 50,0 60,0 70,0 80,0 bijstandsafhankelijkheid in procenten Gezien de kleine steekproef en de grote variatie in de uitkomsten dienen de cijfers in deze grafiek met de nodige voorzichtigheid te worden betracht. De cijfers kunnen niet worden ge- extrapoleerd naar de totale populatie, of worden afgezet tegen een landelijk percentage voor bij- standsafhankelijkheid. De steekproefomvang van deze inventarisatie, in combinatie met de grote variatie in de uitkomsten, leidt ertoe dat ­ voor de populatie gemeenten met minimaal twintig standplaatsen ­ de bijstandsafhankelijkheid van woonwagenbewoners binnen deze gemeenten moet worden geschat tussen 27 en 43 procent (95 procent betrouwbaarheidsinterval). 11 Inspectie Werk en Inkomen Gemeentelijk beleid en handhaving van de bijstandswetgeving bij woonwagenbewoners


Significante verbanden tussen bijstandsafhankelijkheid en gemeentegrootte, of tussen bijstands-

afhankelijkheid en het aantal standplaatsen/het aantal woonwagenbewoners per gemeente zijn niet aangetroffen.


2.2 Gemeentelijk beleid gericht op woonwagenbewoners Sinds de invoering van de Wet Structuur uitvoering werk en inkomen (SUWI) verloopt de toegang tot de Abw via het Centrum voor Werk en Inkomen (CWI). Gemeenten en CWI kunnen in serviceniveau-overeenkomsten afspraken maken over de werkwijze bij intake en arbeidstoeleiding. De afdeling Toezicht CWI van IWI beschikt over inzicht in de serviceniveau- overeenkomsten die zijn afgesloten voor het jaar 2002. Voor de steekproefgemeenten is voor- afgaande aan deze inventarisatie onderzocht of deze gemeenten in hun serviceniveau-overeen- komst specifieke afspraken hebben gemaakt over de intake of arbeidstoeleiding van woon- wagenbewoners. Dat blijkt niet het geval.
Aan de in deze inventarisatie betrokken gemeenten is gevraagd of de sociale dienst specifiek beleid of specifieke werkinstructies hanteert ten aanzien van woonwagenbewoners. Dit blijkt het geval bij een gering aantal van de bij de inventarisatie betrokken gemeenten. Drie gemeen- ten geven aan beleid te hebben geformuleerd, waarvan één gemeente dat beleid ook schrifte- lijk heeft vastgelegd. Bij de drie gemeenten met specifiek beleid is dat beleid divers. Bij een gemeente bestaat het uit de mondelinge afspraak geen huisbezoeken te verrichten (de woon- wagenlocatie is volgens de gemeente een no go-area). Bij de twee andere gemeenten gaat het door de bank genomen over drie onderwerpen: arbeidstoeleiding en sociale activering, verplichtingen en ontheffingen, de betrokkenheid van de sociale dienst bij een integrale handhavingsaanpak.
Aan de 26 gemeenten die aangeven geen specifiek beleid hebben geformuleerd, is gevraagd de reden hiervoor aan te geven. De veruit meest genoemde reden is dat gemeenten verschil in behandeling van woonwagenbewoners ongewenst achten (twintig keer genoemd). Acht keer is genoemd dat woonwagenbewoners geen specifieke aandacht nodig hebben. 2.3 Arbeidstoeleiding en sociale activering van woonwagen bewoners
Aan de gemeenten is gevraagd om aan te geven hoe veel personen van 18 tot 65 jaar die in de gemeente woonachtig zijn op woonwagenlokaties, deelnemen in de Wet inschakeling werk- zoekenden en in het Besluit In- en Doorstroombanen. Niet elke gemeente kon deze gegevens leveren. Negentien gemeenten konden dat wel voor de Wiw, achttien voor het Besluit ID. Per gemeente lopen de cijfers sterk uiteen: de hoogst aangetroffen deelname in de Wiw per gemeente ligt op vijf procent, voor het Besluit ID is dit drie procent.
Bij dertien van de gemeenten die cijfers konden overleggen maken woonwagenbewoners geen deel uit van de Wiw. Voor het Besluit ID zijn dit er veertien. Wat betreft de arbeidstoeleiding en de sociale activering van woonwagenbewoners vinden 17 van de 29 gemeenten dat zij voldoende zicht hebben op de resultaten van hun inspanningen op dat gebied. Van de twaalf gemeenten die aangeven daarop onvoldoende zicht te hebben, achten tien gemeenten dat ook niet opportuun, aangezien zij woonwagenbewoners binnen hun totale bestand niet als specifieke doelgroep (wensen te) onderscheiden. De overige twee gemeenten geven aan graag meer zicht op de betreffende doelgroep te willen hebben. Negen gemeenten hebben de afgelopen vijf jaar ervaring opgedaan met projecten die speciaal waren gericht op woonwagenbewoners. Eén gemeente is net begonnen om woonwagenbewo- ners in beeld te krijgen en hen vervolgens op een activeringstraject te plaatsen. De ervaring met de verschillende projecten is divers. Sommige gemeenten zijn van mening dat de projecten 12 Inspectie Werk en Inkomen Gemeentelijk beleid en handhaving van de bijstandswetgeving bij woonwagenbewoners


niet effectief zijn, andere gemeenten hebben positievere ervaringen, hoewel zij de doelgroep

door de bank genomen als een moeilijke beoordelen.

Veruit de meeste gemeenten (22 van 29) zijn van mening dat zij de woonwagenbewoners toereikende ondersteuning kunnen bieden met de instrumenten die worden ingezet voor alle bijstandsgerechtigden. Vier gemeenten geven echter aan dat zij daarin tekort schieten. Drie gemeenten weten het nog niet, mede omdat zij de resultaten van lopende projecten nog afwachten.
Het merendeel van de gemeenten (21) acht het niet noodzakelijk om het beleid aan te passen. Een gemeente geeft aan dat aanpassing gewenst is. Zeven gemeenten weten het nog niet. 2.4 Problemen en knelpunten bij de naleving
van de bijstandswetgeving
Op de vraag of de gemeente problemen en/of knelpunten ervaart bij de naleving van de bepa- lingen van de bijstandswetgeving met betrekking tot woonwagenbewoners, antwoorden 15 van de 29 gemeenten bevestigend. De meningen zijn verdeeld of deze problemen te vergelijken zijn met andere doelgroepen in het bijstandsbestand. Zes van de vijftien gemeenten die problemen ervaren schrijven dit toe aan de specificiteit van woonwagenbewoners. Een zelfde aantal ziet overeenkomsten met andere groepen waarbij sprake is van langdurige en soms cultureel bepaalde werkloosheid (bijvoorbeeld in sociaal zwakke wijken of met betrekking tot alloch- tonen). Drie gemeenten hebben geen toelichting gegeven op hun antwoord. In de onderstaande tabel is aangegeven waar het om gaat bij de aangegeven problemen. Het meest genoemd worden de verificatie van het inkomen, het vermogen en de woonvorm/woon- lasten van woonwagenbewoners. Dit betreft ongeveer twee derde deel van de vijftien gemeen- ten die aangaven problemen te ervaren bij de naleving van de bepalingen van de bijstandswetge- ving met betrekking tot woonwagenbewoners. Ook ten aanzien van arbeidstoeleiding en sociale activering van woonwagenbewoners geven gemeenten aan met problemen geconfronteerd te worden: ruim de helft van de betreffende gemeenten heeft het op dit gebied moeilijk. Tabel 1
Problemen met betrekking tot de naleving van de bijstandswet Soort problemen aantal gemeenten (N=15) Sluitende aanpak jongeren 2 Inkoop reïntegratietrajecten 2 Arbeidstoeleiding/sociale activering 8 Verplichtingen/ontheffingen 4 Heronderzoeken/huisbezoeken 4 Verificatie inkomen 11 Verificatie vermogen 10 Verificatie woonvorm/woonlasten 9 Integrale handhavingsaanpak 4 Overig 6 De specifieke aard van de moeilijkheden die de betreffende gemeenten ervaren, verschilt nogal: zo stellen veelvuldig rondtrekkende woonwagenbewoners of woonwagenbewoners in grens- regio's ­ met nauwelijks traceerbare contacten en activiteiten in het buitenland ­ gemeenten weer om andere redenen voor problemen om inkomen of woonvormen te verifiëren dan wan- neer de betreffende woonwagenlocatie een no go-area is. Het probleem lijkt hetzelfde, maar de achterliggende redenen dwingen tot een andere ­ soms zelfs grensoverschrijdende ­ aanpak. 13 Inspectie Werk en Inkomen Gemeentelijk beleid en handhaving van de bijstandswetgeving bij woonwagenbewoners


Wat betreft de knelpunten die gemeenten in hun omgang met woonwagenbewoners ervaren,

worden het vaakst genoemd: de geslotenheid van de deelpopulatie (12x), het opleidingsniveau (9x), culturele belemmeringen en traditionele rolpatronen (9x). Ook angst voor en ervaringen met agressie evenals de ontoegankelijkheid van bepaalde woonwagenlocaties scoren hoog (beide aspecten 6 keer genoemd)
Overigens is het niet zo dat de gehele populatie woonwagenbewoners voor (dezelfde) proble- men zorgt. Sommige gemeenten geven aan dat de door hen genoemde problemen en/of knel- punten voor bijna al hun woonwagenbewoners gelden, terwijl andere gemeenten er juist op wijzen dat het slechts een zeer klein deel betreft. Een aantal van de gemeenten die aangaven problemen te ervaren, heeft niet aangegeven op welk gedeelte van de populatie de genoemde problemen betrekking hebben.
Aan alle gemeenten ­ dus ook aan de gemeenten die aangaven géén problemen te ervaren ­ is gevraagd welke aanpak zij hanteren om eventuele problemen en/of knelpunten met betrek- king tot woonwagenbewoners op te lossen dan wel te voorkomen. Van de 29 gemeenten zeg- gen 22 daarvoor geen specifieke aanpak te hanteren. Wanneer gemeenten wel een specifieke aanpak hanteren, heeft die meestal betrekking op het inschakelen van een op woonwagen- bewoners gespecialiseerde beheersorganisatie (4x genoemd), afspraken met justitie (4x) en/of betrokkenheid bij een integrale handhavingsaanpak (4x). Van de 29 gemeenten zijn 24 tevreden over hun huidige aanpak. 17 geven aan daarin geen ver- anderingen te willen aanbrengen. Twee gemeenten overwegen dat wel te doen. De overige gemeenten laten het antwoord open, al dan niet in afwachting van nog komende evaluaties van lopende projecten of gerichte acties.
2.5 Betrokkenheid van de gemeenten bij een integrale handhavingsaanpak
Onder een integrale handhavingsaanpak wordt verstaan een gezamenlijke aanpak van de hand- having van regels op alle relevante beleidsterreinen, zoals bouwregelgeving, huisvesting, ruimte- lijke ordening, milieu, openbare orde, werk en inkomen, waarbij de met handhavingstaken belaste instanties samenwerken ofwel elkaar informeren Bij 17 van de 29 gemeenten die in deze inventariatie zijn betrokken hebben de afgelopen vijf jaar invallen op woonwagenlocaties plaatsgevonden. Bij zes van deze zeventien gemeenten waren de gemeentelijke sociale dienst of de sociale recherche altijd bij die invallen betrokken, vier gemeenten waren hier soms bij betrokken. Zeven gemeenten waren er helemaal niet bij betrokken. Wanneer de gemeentelijke sociale dienst of de sociale recherche wel bij de invallen betrokken waren, dan betrof dat vooral betrokkenheid bij de uitvoering en niet bij de opzet van de invallen.
Negen van de zeventien gemeenten geven aan dat bij die invallen situaties zijn geconstateerd die voor de gemeentelijke sociale dienst relevant zouden kunnen zijn. Twee gemeenten moes- ten hier het antwoord schuldig blijven. Ontkennende antwoorden op de vraag of relevante situ- aties waren geconstateerd, kwamen vooral van gemeenten die niet bij de invallen betrokken waren.
In de gevallen waar situaties zijn geconstateerd die voor de gemeentelijke sociale dienst rele- vant zouden kunnen zijn, gaat het vooral om mogelijke inkomsten uit niet opgegeven arbeid. De gemeenten geven aan dat zij in alle gevallen tot vervolgactie zijn overgegaan, meestal in de vorm van nader onderzoek door de sociale recherche, terugvordering van het ten onrechte uitgekeerde bedrag, stopzetten van de uitkering en/of aangifte bij het Openbaar Ministerie. 14 Inspectie Werk en Inkomen Gemeentelijk beleid en handhaving van de bijstandswetgeving bij woonwagenbewoners


Tabel 2

Vervolgacties

Soort vervolgactie aantal gemeenten
4 (N=104) Hoewel twee gemeenten het ant- Oproepen cliënt voor toelichting 4 woord schuldig bleven op de vraag
of bij de invallen ook voor de Instellen nader onderzoek sociale recherche 7 GSD relevante situaties zijn ge- Instellen onderzoek door andere organisatie 1 constateerd, geeft toch een van de
gemeenten aan tot vervolgacties Aangifte bij OM 6 te zijn overgegaan. Dit verklaart Terugvordering 8 waarom er in deze tabel sprake is
van tien waarnemingen in plaats Aanpassen/stopzetten uitkering 7 van negen. Toepassen sanctie-instrumentarium 6 Overig 2

15 Inspectie Werk en Inkomen Gemeentelijk beleid en handhaving van de bijstandswetgeving bij woonwagenbewoners




3 Conclusies

3.1 Bijstandsafhankelijkheid
In deze inventarisatie is aan de betrokken gemeenten gevraagd hoeveel van de op woonwagen- locaties in deze gemeenten woonachtige personen van 18 tot 65 jaar (de bijstandsgerechtigde leeftijd) per ultimo 2002 bij de gemeente een uitkering hebben in het kader van de Abw. Niet elke gemeente kon deze gegevens leveren, 24 konden dat wel. De geleverde cijfers hebben betrekking op de situatie per ultimo 2002. Per gemeente lopen de cijfers sterk uiteen: de hoogst aangetroffen bijstandsafhankelijkheid ligt op tachtig procent, terwijl de laagste aan- getroffen waarde bijna tien procent bedraagt. Gezien de kleine steekproef en de grote variatie in de uitkomsten dienen de cijfers met de nodige voorzichtigheid te worden bezien. De cijfers mogen niet zonder meer worden geextra- poleerd naar de totale populatie, of worden afgezet tegen een landelijk percentage voor bij- standsafhankelijkheid. Significante verbanden tussen bijstandsafhankelijkheid en gemeente- grootte, of tussen bijstandsafhankelijkheid en het aantal standplaatsen/het aantal woonwagen- bewoners per gemeente zijn niet aangetroffen. 3.2 Specifiek gemeentelijk beleid en werkinstructies Uit deze inventarisatie blijkt dat woonwagenbewoners bij de in deze steekproef betrokken gemeenten in overwegende mate niet zijn benoemd als doelgroep voor beleid. Van de 29 gemeenten geven 26 aan dat zij geen specifiek beleid of uitvoeringsinstructies te hebben ge- formuleerd voor woonwagenbewoners. Als redenen voor het niet benoemen van specifiek beleid of van werkinstructies worden aangegeven dat gemeentebesturen geen verschil in behandeling willen of dat woonwagenbewoners in hun gemeente geen specifieke aandacht nodig hebben.
3.3 Arbeidstoeleiding en sociale activering van woonwagen- bewoners
Naast de bijstandsafhankelijkheid is in deze inventarisatie ook gevraagd naar de deelname van woonwagenbewoners in de regelingen voor additionele arbeid, zoals de Wet inschakeling werk- zoekenden en het Besluit In- en Doorstroombanen. Voor de in deze inventarisatie aangetroffen deelname van woonwagenbewoners in de Wet inschakeling werkzoekenden (Wiw) en het Besluit In- en Doorstroombanen (ID) lopen de cij- fers sterk uiteen. Niet elke gemeente kon gegevens leveren. De hoogst aangetroffen deelname in de Wiw per gemeente ligt op vijf procent. Voor het Besluit In- en Doorstroombanen (ID) is dit drie procent. Bij dertien respectievelijk veertien gemeenten maken woonwagenbewoners in de leeftijdsklasse van 18 tot 65 jaar geen deel uit van deze beide regelingen. IWI trekt in deze inventarisatie geen vergelijking met de bijstandsafhankelijkheid en participatie in de Wiw en ID van andere (sub)groepen, omdat dit buiten de reikwijdte van deze inventarisatie valt. In de huidige wet- en regelgeving zijn gemeentebesturen niet verplicht tot het formuleren van doelgroepen voor hun reïntegratiebeleid. Uit deze inventarisatie blijkt dat gemeentebesturen in overwegende mate er niet voor kiezen om woonwagenbewoners te beschouwen als een aparte doelgroep voor de arbeidstoeleiding en sociale activering. Van de 29 gemeenten die in deze inventarisatie zijn betrokken geven 22 gemeenten aan dat zij woonwagenbewoners toe- reikende ondersteuning kunnen bieden met de instrumenten die worden ingezet voor alle bij- standsgerechtigden.
17 Inspectie Werk en Inkomen Gemeentelijk beleid en handhaving van de bijstandswetgeving bij woonwagenbewoners


3.4 Problemen en knelpunten bij de naleving van de Abw

Van de 29 in deze inventarisatie betrokken gemeentebesturen geven 22 gemeenten aan geen specifieke aanpak te hebben die is gericht op het voorkomen of aanpakken van problemen bij woonwagenbewoners. Als gemeenten wel een specifieke aanpak hanteren dan heeft die aanpak meestal betrekking op het inschakelen van een op woonwagenbewoners gespecialiseerde beheersorganisatie, op afspraken met justitie en/of op de betrokkenheid bij een integrale hand- havingsaanpak
Van de 29 gemeentebesturen die in deze inventarisatie zijn betrokken geeft iets meer dan de helft (15 gemeenten) aan dat zij problemen of knelpunten ervaren bij de naleving van de bij- standswetgeving bij woonwagenbewoners. De problemen die door de gemeenten worden benoemd zijn relevant voor de naleving van de bijstandswetgeving. Ze hebben vooral betrekking op de verificatie van inkomen en vermogen, woonvormen en woonlasten. Van de vijftien gemeenten die in deze inventarisatie aangeven problemen te ervaren, schrijft bijna de helft dit toe aan de specificiteit van woonwagenbewoners. Een gelijk deel ziet overeen- komsten met andere groepen waarbij sprake is van langdurige en soms cultureel bepaalde werkloosheid.
De problemen die door de gemeenten worden benoemd zijn relevant voor de naleving van de bijstandswetgeving. Ze hebben vooral betrekking op de verificatie van inkomen en vermogen, woonvormen en woonlasten. Gemeenten blijken ook knelpunten te ervaren in hun omgang met woonwagenbewoners. Het meest genoemd worden de geslotenheid van de groep, het oplei- dingsniveau, culturele belemmeringen en traditionele rolpatronen. Ook de angst voor en erva- ringen met agressie en de ontoegankelijkheid van bepaalde woonwagenlocaties worden genoemd als knelpunt.
3.5 Integrale handhavingsaanpak
Bij zeventien gemeenten die in deze inventarisatie zijn betrokken vonden in de afgelopen vijf jaar invallen plaats op woonwagenlocaties. Bij negen gemeenten zijn bij die invallen situaties geconstateerd die voor de sociale dienst mogelijk relevant waren. In de meeste gevallen waren sociale diensten betrokken bij deze acties, maar bij zeven gemeenten was dat niet het geval. Als de gemeentelijke sociale dienst of de sociale recherche bij de invallen betrokken waren, dan betrof dat vooral betrokkenheid bij de uitvoering en niet bij de opzet van de invallen. De ge- meenten geven aan dat zij in alle gevallen tot vervolgactie zijn overgegaan, meestal in de vorm van nader onderzoek door de sociale recherche, terugvordering van het ten onrechte uitge- keerde bedrag, stopzetten van de uitkering en/of aangifte bij het Openbaar Ministerie. De staatssecretaris van het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieu- beheer heeft in februari 2002 in een brief de colleges van b&w opgeroepen om te bevorderen dat gemeenten de samenwerking intensiveren op het gebied van de integrale aanpak van hand- havingsaspecten op woonwagenlocaties.
Uit deze inventarisatie blijkt dat de samenwerking en afstemming in de integrale handhavings- aanpak nog niet in alle gemeenten is gerealiseerd. Van de gemeentebesturen mag hierin een actieve rol worden verwacht. Dit geldt overigens ook voor andere betrokken instanties. 3.6 Slotconclusie
De inspectie constateert op basis van deze inventarisatie dat de uitvoering van de bijstands- wetgeving bij woonwagenbewoners veel gemeentebesturen voor problemen stelt. Gemeente- besturen kiezen er in overwegende mate niet voor om specifiek beleid te formuleren en uit te voeren dat is gericht op het voorkomen of oppakken van de problemen die men aangeeft te ervaren.
18 Inspectie Werk en Inkomen Gemeentelijk beleid en handhaving van de bijstandswetgeving bij woonwagenbewoners


Deze inventarisatie is uitgevoerd met als directe aanleiding een signaal van het college van

b&w van een gemeente, dat aangaf problemen te hebben met de naleving van de bijstandswet- geving bij een groep woonwagenbewoners. De inspectie constateert op basis van deze inventa- risatie dat er bij meer gemeenten sprake is van vergelijkbare situaties. De inspectie concludeert dat dergelijke situaties risico's inhouden voor een rechtmatige uitvoering en voor de hand- having van de bijstandswetgeving bij die gemeenten.

19 Inspectie Werk en Inkomen Gemeentelijk beleid en handhaving van de bijstandswetgeving bij woonwagenbewoners




4 Reactie Vereniging van Nederlandse

Gemeenten

De inspectie hecht grote waarde aan hoor en wederhoor. Daarom legt IWI al haar concept- rapportages voor aan de betrokken instantie en kiest de inspectie ervoor de kern van deze reactie op te nemen in het rapport. Hieronder is de kern van de reactie van de VNG op- genomen.
De VNG constateert dat beleid en handhaving van bijstandswetgeving bij woonwagenbewoners een complexe materie is. Het raakt aan vragen over de wenselijkheid van het maken van onder- scheid tussen personen bij de uitvoering van wetgeving. Onduidelijk blijft volgens de VNG of de problematiek zoals geschetst in deze inventarisatie van IWI, ook geldt voor andere groepen die gebruik maken van de bijstandswet. Ook blijft onduidelijk in hoeverre de maatregelen die gemeenten nemen ten aanzien van woonwagenbewoners onder of boven de maat zijn. Een overgrote meerderheid van de gemeenten voert geen specifiek doelgroepenbeleid en is tevreden over de gekozen aanpak De VNG roept de vraag op of mag worden geconcludeerd dat een specifiek doelgroepenbeleid aan te bevelen is. Zowel landelijk als lokaal wordt ten opzichte van bepaalde doelgroepen specifiek beleid gevoerd, maar dan met het doel om de achterstand van die groepen te verminderen.
Het zou gerechtvaardigd zijn om met betrekking tot woonwagenbewoners extra aandacht te richten op scholing en toeleiding tot de arbeidsmarkt. Als er bij invallen op woonwagenlocaties geconstateerd is dat er mogelijk sprake is van fraude, dan is er volgens de VNG een gepaste aanpak door gemeenten. Volgens de VNG zou een beleid dat specifiek gericht is op woonwa- genbewoners bij het tegengaan van misbruik en fraude, als provocerend kunnen worden erva- ren. De VNG is van mening dat een preventief achterstandsbeleid uiteindelijk meer vruchten af zal werpen, omdat door een dergelijk beleid de werkloosheid op den duur af zal nemen. Naschrift IWI
IWI heeft kennis genomen van de reactie van de VNG. IWI spreekt in deze inventarisatie geen oordeel uit over het onder of boven de maat zijn van het gemeentelijk beleid en de handhaving van de bijstandswetgeving bij woonwagenbewoners in relatie tot andere groepen. IWI treedt niet in de beleids- en handhavingsverantwoordelijkheid van de betreffende overheden.

21 Inspectie Werk en Inkomen Gemeentelijk beleid en handhaving van de bijstandswetgeving bij woonwagenbewoners


Lijst van afkortingen

Abw Algemene bijstandswet
b&w college van burgemeester en wethouders Bbz Besluit bijstandverlening zelfstandigen CWI Centrum voor Werk en Inkomen
ID Besluit In- en Doorstroombanen
Ioaw Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers
Ioaz Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen
IWI Inspectie Werk en Inkomen
NEI Nederlands Economisch Instituut
SZW Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Wiw Wet inschakeling werkzoekenden
Geraadpleegde bronnen
Bovenkerk, `Misdaadprofielen', Utrecht, 2001 Khonraad, `Woonwagenbewoners, burgers in de risicomaatschappij', Utrecht, 2000 Nederlands Economisch Instituut , Rapport `Inactiviteit van etnische minderheden', 2001 Centraal Bureau voor de Statistiek

22 Inspectie Werk en Inkomen Gemeentelijk beleid en handhaving van de bijstandswetgeving bij woonwagenbewoners


Publicaties van de Inspectie

Werk en Inkomen

2003
R03/10 Gemeentelijk beleid en handhaving van de bijstandswetgeving bij woonwagen- bewoners
R03/09 Facetten van handhaving van de Algemene bijstandswet Monitor van bestrijding van misbruik en oneigenlijk gebruik door gemeenten 2001 R03/08 De decentrale aansturing van de Sociale Verzekeringsbank R03/07 Debiteurenbeheer collecterend proces Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen
Jaarverslag 2002
R03/06 De uitvoering van de Algemene bijstandswet in Amsterdam Stand van zaken eerste kwartaal 2003 R03/05 De uitvoering van onderzoeken in het kader van de Algemene bijstandswet door de gemeente Rotterdam in 2002
Toetsingskader instellingen persoonscertificatie in het kader van de arbeidsomstandighedenwet en enkele andere wetten
R03/04 De uitvoering van de Algemene bijstandswet door gemeenten in 2001 Quick scan
R03/03 Opzet financieel beheer Centrale organisatie werk en inkomen Review van het KPMG-rapport 'Risicoanalyse financieel beheer CWI' R03/02 Onderzoek toepassing Werkloosheidswet bij SHB Havenpool Rotterdam BV R03/01 De ketens van werk en inkomen
Een verkennend onderzoek naar de keten van werk en inkomen vanuit cliënt- perspectief