Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer Postbus 90801 2509 LV Den Haag der Staten-Generaal Anna van Hannoverstraat 4 Binnenhof 1a Telefoon (070) 333 44 44 2513 AA `s-GRAVENHAGE Telefax (070) 333 40 33

Uw brief Ons kenmerk B&GA/IW/03/50119

Onderwerp Datum Integrale schuldhulpverlening 15 juli 2003


1. Inleiding

Op 27 maart jl. heeft een algemeen overleg plaatsgevonden over de aanpak van schuldhulpverlening, zoals verwoord in mijn brief van 22 november 2002 over de contouren van het beleid betreffende integrale schuldhulpverlening in het algemeen, en de aanpak van de schuldenproblematiek onder jongeren in het bijzonder. Tijdens dit algemeen overleg heb ik de aanpak van de schuldenproblematiek nader toegelicht en daarbij tevens toegezegd de Kamer in juli te informeren over de voortgang van de volgende onderdelen.
· Inzicht in de effecten van de eerder eind 2002 uitgevoerde jongerencampagne en de mogelijkheid van herhaling van een dergelijke campagne. · Overleg met het Ministerie van Financiën waar het gaat om de monopoliepositie van de NVVK bij minnelijke schuldregelingen.
· Inbreng van SZW in de komende wetswijziging van de Wsnp, in het bijzonder op de onderdelen moratorium bij huisuitzetting, beslagvrije voet en slachtofferschade. · Uitkomst verkenning landelijke schuldenregistratie. In deze brief zal ik achtereenvolgens nader op de vier hierboven genoemde onderdelen ingaan. Daarnaast is een aantal andere zaken van belang om te vermelden, die ook in het algemeen overleg aan de orde kwamen. Ik wil bij deze de uitkomst weergeven van de verkenning certificering schuldhulpverlening. Tot slot zal ik ingaan op de nulmeting, die ik had aangekondigd, naar de omvang van de schuldenproblematiek.


1. Herhaling jongerencampagne

Om de schuldenproblematiek onder jongeren en de risico's daarvan meer zichtbaar, herkenbaar en bespreekbaar te maken is in december vorig jaar een landelijke voorlichtingscampagne opgezet, gericht op de groep jongeren van 13 tot 27 jaar. In het bijzonder is de campagne gericht op de




---


groep jongeren van 13 tot 18 jaar, waarbij leerlingen in het VMBO en de Beroepsbegeleidende Leerweg (BBL) een aparte aandachtsgroep vormden. In deze campagne is de norm uitgedragen dat lenen ook terugbetalen betekent, en dat rood staan ook lenen is.

De Tweede Kamer heeft gevraagd naar de effectiviteit van de jongerencampagne in december 2002. Het aantal bezoekers van het SZW-Jongerenloket op internet, de aandacht die in de media is geschonken aan het thema "jongeren en schulden", de diverse jongerenbladen die verschillende artikelen hebben gepubliceerd over dit thema en de interesse die scholen hebben getoond in schoolkranten voor attendering op het Jongerenloket, geeft aan dat de attenderingscampagne een succes is geweest.
Bij gemeenten is tevens gesondeerd of deze campagne ook effect heeft gehad op de vraag om schuldhulpverlening bij jongeren. Gemeenten kunnen echter geen eenduidig beeld geven. Of deze jongerencampagne effect heeft gehad op de toegenomen vraag om schuldhulp is ook moeilijk te meten.

In oktober 2003 zal er een vervolg komen op de voorlichtingscampagne. Hierbij wordt via banners op internet en via artikelen in huis aan huisbladen en advertenties in jongerenbladen op de informatie op het jongerenloket op internet gewezen. De toestemming van de ouders bij het aangaan van contracten, de juridische vernietigbaarheid van contracten zonder die toestemming en de aansprakelijkheid bij schulden zal worden uitgebreid in deze vervolgcampagne. Tijdens de vervolgcampagne wordt mogelijk bij elk bezoek aan het specifieke onderdeel schulden op het jongerenloket van SZW korte informatie van de bezoeker gevraagd, zodat achteraf het profiel van de groep jongeren die met deze voorlichting is bereikt, in beeld gebracht kan worden. Er wordt onderzocht hoe het NIBUD met haar activiteiten de SZW-jongerencampagne zal kunnen ondersteunen.

2. Monopoliepositie NVVK

De vraag is door de Kamer gesteld of de Nederlandse Vereniging voor Volkskrediet (NVVK) geen monopoliepositie verkrijgt door de formele opstelling van de belastingdienst alleen mee te werken aan schuldregelingen indien deze worden aangeboden door bij de NVVK aangesloten organisaties.
Uitgangspunt is dat de belastingdienst meewerkt aan minnelijke schuldregelingen vanuit het oogpunt van bescherming van de schuldenaren. Het Ministerie van Financiën beoogt op deze wijze vorm te geven aan het realiseren van de doelstelling van de Wsnp. Als voorwaarde stelt de belastingdienst hierbij dat een schuldhulpverlener lid is van de NVVK. Bij deze keuze heeft onder meer een rol gespeeld dat vertrouwen bestaat in de schuldbemiddelaar. Het volgen van de Gedragscode Schuldregeling NVVK in het minnelijk traject van schuldhulpverlening waarborgt een gelijke behandeling van de schuldeisers en de mogelijkheid van controle indien de schuldregelaar zich onverhoopt niet aan de Gedragscode houdt. Deze beleidslijn die door het Ministerie van Financiën wordt gevolgd, is opgenomen in de "Leidraad invordering 1990". Het Ministerie van Financiën is bereid om dit beleid verder te versoepelen. Ook minnelijke schuldregelingen door publieke schuldhulpverleningsorganisaties die geen NVVK-lid zijn zal de belastingdienst onder voorwaarden accepteren. Het Ministerie van Financiën stelt hierbij de voorwaarde dat die publieke schuldhulpverleningsorganisaties zich houden aan de algemene uitgangspunten voor de berekening




---

van de aflossingscapaciteit conform de door Recofa gepubliceerde normen en de schuldbemiddelingen zelf uitvoeren.

3. Wetswijziging Wsnp

De concrete aandachtspunten waarover de Tweede Kamer informatie wenste, onder meer op de onderdelen moratorium bij huisuitzetting, beslagvrije voet en slachtofferschade zijn door het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid bij het Ministerie van Justitie ingebracht. Justitie heeft te kennen gegeven naar verwachting eind dit jaar een wetsvoorstel tot wijziging van de Wsnp in te dienen. Justitie zal de genoemde onderdelen nader bezien en kan in dit stadium­ mede doordat momenteel advies wordt uitgebracht aan de Minister van Justitie door de Commissie Insolventierecht ­ nog geen standpunt innemen vooruitlopend op de voorgenomen wetswijziging.


4. Verkenning centrale registratie van schulden

Landelijke, centrale registratie van schulden zou een nieuw instrument vormen voor schuldhulpverleners om problematische schuldsituaties in een vroegtijdig stadium te signaleren. Het doel van een centrale registratie van schulden zou kunnen zijn: het voorkomen van grote betalingsachterstanden van huur- of energierekeningen en het voorkomen van overkreditering. Een dergelijke centrale schuldenregistratie dient zich te richten op betalingsachterstanden van huur- of energierekeningen en dient zich te onderscheiden van de reeds bestaande centrale registratie van kredieten. SZW heeft de wenselijkheid en de mogelijkheid onderzocht om te komen tot een dergelijke centrale registratie van schulden.

Een landelijke schuldenregistratie zal slechts bruikbaar zijn indien de volledigheid, betrouwbaarheid en actualiteit van de gegevens gewaarborgd is. Dit is niet realiseerbaar zonder de medewerking van de partijen die deze gegevens aanleveren. Uit de verkenning komt naar voren dat de bereidheid tot medewerking vanuit de energieleveranciers en de woningcorporaties niet zonder meer gegeven wordt en ook niet afdwingbaar is. Individueel zullen deze ondernemingen een afweging tot deelname kunnen maken. Van een centrale schuldenregistratie met volledige, betrouwbare informatie over alle huurachterstanden en betalingsachterstanden zal dan echter geen sprake zijn. De IB-Groep heeft aangegeven geen belang te hebben om mee te werken.

Vanuit privacy oogpunt is een schuldenregistratie een zwaar middel. Om überhaupt tot gegevensverwerking met gemeenten of andere publieke lichamen te kunnen overgaan zal een wettelijke basis gecreëerd moeten worden. Daarnaast zal heel duidelijk een afweging moeten plaatsvinden of de schuldenregistratie daadwerkelijk bijdraagt aan het doel dat wordt nagestreefd. De vraag hierbij is of de inbreuk op iemands privacy die zo een registratie met zich meebrengt wel in verhouding staat tot het probleem dat daarmee wordt opgelost en of het doel niet via een andere weg kan worden bereikt dat minder inbreuk maakt op de privacy.

Het bouwen en structureel onderhouden van de infrastructuur voor een dergelijke landelijke registratie is bovendien kostbaar. Ondanks het feit dat voor de uitwisseling van gegevens met gemeenten het voor de hand zou liggen om gebruik te maken van GEMnet en het Inlichtingenbureau, zijn er aanzienlijke kosten gemoeid bij de realisering van een centrale




---

schuldenregistratie. Gedacht moet worden aan o.a. het (uit)bouwen van de infrastructuur voor gegevensverkeer en de gegevensstandaardisatie. Vervolgens vergt het een structureel onderhoud om de gegevens actueel te houden. Gezien het onvolledige schuldenoverzicht dat zo een registratie oplevert, wegen deze kosten niet op tegen de baten.

In enkele gemeenten bestaan al wel lokale meldpunten schuldhulpverlening, in navolging van het advies van de commissie Schuldenproblematiek (uit 1994). Bijvoorbeeld in de gemeenten Waalwijk en Breda. De invulling die gemeenten aan een dergelijk lokaal meldpunt hebben gegeven is verschillend. Deze meldpunten zijn primair ingericht als eerste aanspreekpunt voor schuldeisers en schuldenaren om melding te maken van schuldsituaties. Hierbij worden echter niet systematisch schulden geregistreerd.
Als alternatief voor een landelijke schuldenregistratie zou het aantal lokale meldpunten uitgebreid kunnen worden. Deze sluiten ook beter aan bij de lokale situatie. SZW zal in overleg treden met de VNG om te bezien op welke wijze de opzet en ervaring van gemeenten die al met een lokaal meldpunt werken, breed verspreid kunnen worden.


5. Verkenning certificering schuldhulpverlening.

Het vertrouwen van de schuldeiser in de kwaliteit van het minnelijke traject en de bescherming van de schuldenaar kunnen worden bevorderd indien de schuldeiser ervan uit kan gaan dat de schuldhulpverlener in het minnelijke traject zich aan uniforme landelijk geldende gedragsregels en kwaliteitseisen houdt. Het certificeren van schuldhulpverleners die daaraan voldoen kan dat mogelijk waarborgen. SZW heeft een verkenning voor de publieke sector gedaan naar de mogelijkheden om door middel van certificering van schuldhulpverleners de kwaliteit van het minnelijke traject te verbeteren.

Uitgangspunt moet zijn een vrijwillige certificering vanuit de sector zelf, waarbij zelfregulering het hoofdmotief is. Voor certificering van de integrale schuldhulpverlening bestaat momenteel van onderop bij gemeenten echter onvoldoende draagvlak. Voor dit moment hebben gemeenten te kennen gegeven de meeste behoefte te hebben aan een uniforme werkwijze bij de integrale schuldhulpverlening en een beschrijving van de diverse functies daarbij. SZW heeft eerder financiële middelen beschikbaar gesteld aan het Landelijk Platform integrale schuldhulpverlening voor het bevorderen van een uniforme werkwijze bij de uitvoering van de integrale schuldhulpverlening. Sommige, met name de grotere gemeenten hebben de produkten van het Landelijk Platform toegepast. Met het toepassen van deze modellen wordt in grote mate tegemoet gekomen aan de vergroting en waarborging van de kwaliteit van de integrale schuldhulpverlening.
Overigens wordt in de meeste gemeenten de Gedragscode Schuldregeling van de Nederlandse Vereniging voor Volkskrediet toegepast. Deze gedragscode (zie ook onder punt 2 in deze brief) die door de leden van de NVVK en ook de geassocieerd leden, niet zijnde kredietbanken, wordt nageleefd, geeft al enige kwaliteitswaarborg.
SZW zal in overleg met het Landelijk Platform en de VNG bespreken op welke wijze een uniforme werkprocedure bij de integrale schuldhulpverlening onder de aandacht van gemeenten kan worden gebracht.




---


6. Nulmeting schuldenproblematiek

Om inzicht te verkrijgen in de omvang van de problematiek is in tweede helft van 2002 gestart met het ontwikkelen van een methode om periodiek de omvang van de schuldenproblematiek te kunnen meten. De meting zou worden uitgevoerd door het CBS aan de hand van de aldaar beschikbare informatie. Het blijkt nu dat de gegevensbestanden van het CBS ongeschikt zijn om de juiste informatie te verschaffen. Onlangs werd duidelijk dat de methode, die bestaat uit het koppelen van bij het CBS beschikbare relevante bestanden, de uitbreiding van het vragenblok vermogen uit het Sociaal-Economisch Panelonderzoek (SEP) met vragen over schulden, en de onderbrenging van dit vragenblok in het Budgetonderzoek, niet zal kunnen leiden tot harde conclusies met betrekking tot de omvang van de schuldenproblematiek, over de verschillen tussen groepen en de ontwikkelingen in de tijd. Voorts blijken de resultaten uit het Budgetonderzoek 2003 waarschijnlijk pas begin 2005 beschikbaar te zijn. Er wordt thans gezocht naar een alternatief in de vorm van een kwalitatief onderzoek dat moet uitwijzen welke omvang de schuldenproblematiek heeft.

De Staatssecretaris van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid,

(M. Rutte)