Ministerie van Buitenlandse Zaken

Aan de Voorzitter van de TweedeKamerderStaten-Generaal

Binnenhof4

Den Haag


- Directie Duurzame Economische Ontwikkeling

Bezuidenhoutseweg 67

Postbus 20061

2500 EB Den Haag

Datum


- 14 juli 2003

Behandeld


- Frank van der Staaij

Kenmerk


- DDE-0502a/2003

Telefoon


- (070) 348 6117

Blad


- 1/3

Fax


- (070) 348 5956

Bijlage(n)


---

E-mail


- dde@minbuza.nl

Betreft


- Afhandeling Motie vanhet lid Huizinga-Heringa c.s. over Transgene Voedselhulp


- Zeer geachte Voorzitter,

Graag - bied ik u hierbij- de reactie aan op de motie ingediend door - het lid- Huizinga-Heringa over - Transgene Voedselhulp. Deze motie werd ingediend op 4 december 2002, bij de vaststelling van de begrotingsstaat van het Ministerie van Buitenlandse Zaken, met kenmerk - 28 600 V, nr. 40.

De motie verzocht de regering in internationaal verband te bevorderen dat donorlanden en multilaterale donoren betrouwbare informatie verstrekken over de aanwezigheid van genetisch gemodificeerde producten in voedselhulp en te bevorderen dat ontvangende landen die transgene voedselhulp weigeren, niet-transgeen voedsel ter beschikking wordt gesteld. Ik heb u destijds meegedeeld de motie te beschouwen als een ondersteuning van het regeringsbeleid.

Begin juni is het onderwerp wederom op de beheersraad van het wereldvoedselprogramma (WFP) aan de orde geweest. WFP heeft haar beleid schriftelijk uiteen gezet en in de mondelinge toelichting expliciet benadrukt dat de ontvangende landen de vrijheid en het soevereine recht hebben om transgeen voedsel al dan niet te weigeren. Het beleid van WFP komt erop neer dat:


-Voedselhulp dient te voldoen aan dezelfde wetten en internationale overeenkomsten die van toepassing zijn op commerciële handel in voedsel.


-WFP kantoren in ontvangende landen zich op de hoogte dienen te houden van en te voldoen aan alle nationale regelgeving inzake import van voedsel met inbegrip van regelingen inzake transgeen of biotech voedsel. Met die regelingen moet rekening worden gehouden bij het samenstellen van voedselpakketten en het aankopen van voedsel. De WFP kantoren dienen de toestemming te krijgen van de overheid van het ontvangende land voor het binnenbrengen van voedselhulp, zowel voor voedselhulp die is aangekocht als voor voedselhulp die in natura is gedoneerd. WFP handhaaft haar beleid dat voor hulpoperaties alleen voedsel wordt gebruikt dat is goedgekeurd voor menselijke consumptie in zowel het donorland als het ontvangende land.


-Van WFP landenkantoren wordt verwacht dat ze zich volledig conformeren aan elke vorm van bestaand nationaal toelatingsbeleid.


-WFP verwacht dat het Cartagena Protocol in de loop van dit jaar van kracht zal worden. Van WFP landen-kantoren wordt verwacht dat ze zich conformeren aan elke aanpassing van de regelgeving inzake import die door bij het Protocol aangesloten landen in dat kader worden genomen.

Onder voorwaarde dat aan het voorafgaande wordt voldaan blijft WFP donaties van transgeen voedsel accepteren. Als een donor niet wil dat haar financiële bijdrage wordt aangewend voor de aankoop van transgeen voedsel, zal WFP aan dat verzoek voldoen.

Het beleid van WFP komt overeen met de Nederlandse inzet dat de keuzevrijheid van ontvangende landen wordt gehonoreerd en dat geschikt voedsel aan mensen in nood beschikbaar wordt gesteld. Inmiddels staat vast dat het Cartagena Protocol in september aanstaande in werking zal treden.

Op Nederlands verzoek heeft WFP toegezegd aan de beheersraad te zullen doen toekomen de nog te ontwikkelen procedurele richtlijnen voor de implementatie van bovengenoemde uitgangspunten. Dit moet duidelijkheid gaan verschaffen over de wijze waarop hulp wordt gerealiseerd ingeval landen de toelating van transgeen voedsel aan beperkingen onderwerpen of weigeren. Daarbij gaan de gedachten uit naar zaken als de dekking van eventuele bijkomende kosten voor vermaling of voor de schoning van logistieke ketens, de identificatie van aankoopmogelijkheden van niet-transgeen voedsel en de wijze waarop voorafgaande instemming op basis van juiste informatie wordt veiliggesteld. De behoefte aan dergelijke praktische richtlijnen voor WFP personeel is temeer van belang aangezien veel hulpontvangende landen nog niet beschikken over adequate wetgeving, beleid en uitvoeringscapaciteit.

Van praktisch belang voor dit onderwerp is ook het streven van de Nederlandse regering en de Europese Gemeenschap naar internationale afspraken over de verdere ontbinding van voedselhulp. Immers het merendeel van de verleende voedselhulp is hulp die in natura door de VS ter beschikking wordt gesteld. Van alle hulp die de VS in 2002 verleende betrof één vijfde maïs die (mogelijk deels) transgeen is. De overige voedselhulp uit de VS - voornamelijk tarwe - is niet transgeen. Vooralsnog lijkt de VS nogal onwrikbaar op dit punt en hooguit bereid in overweging te nemen de ontbinding van zogenaamde projectvoedselhulp die niet voor noodsituaties bestemd is.


---

De Minister voor Ontwikkelingssamenwerking

A.M.A. van Ardenne-van der Hoeven