ip/03/1005
Brussel, 14 juli 2003
Interne markt: de Commissie treedt op tegen 13 lidstaten wegens
niet-omzetting van EU-wetgeving
De Europese Commissie heeft besloten inbreukprocedures in te leiden
tegen 13 lidstaten omdat deze verschillende richtlijnen betreffende de
interne markt en verplichtingen die uit het EG-Verdrag voortvloeien
niet of niet correct in intern recht hebben omgezet. De Commissie zal
België, Duitsland, Spanje, Griekenland, Frankrijk, Ierland, Luxemburg,
Nederland, Oostenrijk, Portugal, Finland, Zweden en het VK formeel
verzoeken snel de noodzakelijke wetgeving ten uitvoer te leggen. In
totaal betreft het 16 gevallen, die betrekking hebben op richtlijnen
voor auteursrechten en voor de uitwisseling van informatie over
effectenmarkten, alsook op de Tweede Postrichtlijn. De Commissie heeft
ook besloten Griekenland te vragen zijn wetgeving aan te passen
teneinde de Eerste Postrichtlijn correct om te zetten. De verzoeken
worden gedaan in de vorm van een met redenen omkleed advies, de tweede
fase van de inbreukprocedure overeenkomstig artikel 226 van het
EG-Verdrag. Indien een lidstaat een dergelijk advies ontvangt en niet
binnen de gebruikelijke termijn (gewoonlijk twee maanden) een
bevredigend antwoord zendt, kan de Commissie de zaak aan het Hof van
Justitie voorleggen. Daarnaast heeft de Commissie besloten om
overeenkomstig artikel 228 van het EG-Verdrag verdere met redenen
omklede adviezen te sturen waarin Frankrijk en Ierland wordt verzocht
om zich onmiddellijk te voegen naar de arresten van het Europees Hof
van Justitie waarin Frankrijk wordt verzocht de EU-wetgeving inzake
productaansprakelijkheid om te zetten en Ierland om de Berner
Conventie voor de bescherming van werken van letterkunde en kunst
(Akte van Parijs, 1971) te ratificeren. Indien de betrokken landen
zich niet naar de arresten voegen, kan de Commissie het Hof vragen
dagboetes op te leggen.
"Burgers en bedrijven ondervinden nadelen van de laattijdige omzetting
van maatregelen met betrekking tot de interne markt:
opportuniteitskosten door een beperktere keuze, minder concurrentie en
gesloten markten", was het commentaar van commissaris Frits
Bolkestein. "Het zijn de lidstaten zelf die de termijnen voor de
omzetting van deze richtlijnen vaststellen het minste wat ze kunnen
doen, is zich aan de voorschriften te houden die ze zelf hebben
vastgelegd".
Uit het laatste Scorebord van de interne markt van de Commissie, dat
in mei 2003 is bekendgemaakt (zie IP/03/621), blijkt dat de
achterstand van de lidstaten bij de tenuitvoerlegging van richtlijnen
weer groeit. De gemiddelde "omzettingsachterstand" per lidstaat is
gestegen van 1,8% in mei 2002 naar 2,4% dit jaar.
De omzettingsachterstand is het percentage van de EU-richtlijnen op
het gebied van de interne markt dat nog niet in intern recht is
omgezet nadat de termijn daarvoor is verstreken. De recente stijging
volgt op een decennium van voortdurende verbetering, dat begon met een
achterstand van gemiddeld 21,4% per lidstaat in 1992.
Auteursrecht en naburige rechten in de informatiemaatschappij
De richtlijn betreffende de harmonisatie van bepaalde aspecten van het
auteursrecht en de naburige rechten in de informatiemaatschappij (zie
IP/01/528) is in mei 2001 door het Europees Parlement en de Raad
goedgekeurd. De lidstaten besloten deze richtlijn binnen een termijn
van achttien maanden, vóór 22 december 2002, om te zetten.
Met deze richtlijn reageert de Europese Unie op de digitale omgeving
door de bescherming van het auteursrecht te actualiseren, zodat de
technologische ontwikkeling kan worden bijgehouden. De richtlijn moet
de creativiteit en de innovatie stimuleren door ervoor te zorgen dat
alle materiaal waarvoor auteursrecht geldt, met inbegrip van boeken,
films en muziek, adequaat beschermd is. De richtlijn biedt een veilige
omgeving voor grensoverschrijdende handel in door auteursrecht
beschermde goederen en diensten, en zal de ontwikkeling van de
elektronische handel in nieuwe en multimediaproducten en -diensten
bevorderen.
De richtlijn harmoniseert de belangrijkste rechten van auteurs en
bepaalde andere rechthebbenden en voorziet in bepaalde uitzonderingen
op het auteursrecht, de bescherming van anti-omzeilingsmaatregelen en
informatie over het beheer van de rechten.
Bovendien zetten de Europese Unie en haar lidstaten met deze richtlijn
de twee "internetverdragen" van de Wereldorganisatie voor de
intellectuele eigendom (WIPO) van 1996 om: het Verdrag van de WIPO
inzake het auteursrecht en het Verdrag van de WIPO inzake uitvoeringen
en fonogrammen, die de bescherming van de auteursrechten aan de
digitale technologie hebben aangepast. Daardoor is de omzetting des te
dringender.
Griekenland en Denemarken hebben de deadline voor omzetting van
december 2002 gehaald. Italië en Oostenrijk hebben de richtlijn
respectievelijk in april en juni 2003 omgezet. De Commissie heeft nu
beslist met redenen omklede adviezen te sturen naar de resterende elf
lidstaten (België, Duitsland, Spanje, Frankrijk, Ierland, Luxemburg,
Nederland, Portugal, Finland, Zweden en het VK), waar de omzetting nog
niet is voltooid. Het merendeel van die lidstaten heeft verklaard deze
richtlijn in 2003 te zullen omzetten, en Duitsland zal de richtlijn in
juli omzetten. De Commissie vervult niettemin haar rol van hoedster
van de Verdragen en zal, teneinde te verzekeren dat de Europese
burgers en bedrijven zo spoedig mogelijk aanspraak kunnen maken op de
richtlijn, inbreukprocedures voeren tot alle lidstaten de richtlijn in
hun intern recht hebben omgezet.
Berner Conventie voor de bescherming van werken van letterkunde en
kunst (Akte van Parijs)
Om ervoor te zorgen dat ingezetenen van één land ook bescherming van
hun werken in andere landen kunnen genieten, zijn een aantal
internationale conventies gesloten. De belangrijkste internationale
conventie voor auteurs is de Berner Conventie voor de bescherming van
werken van letterkunde en kunst (1886). Deze conventie is
herhaaldelijk herzien en is laatstelijk bijgewerkt in 1971 (Akte van
Parijs).
De lidstaten van de Europese Unie en van de Europese Economische
Ruimte hebben zich ertoe verbonden vóór 1 januari 1995 tot de Akte van
Parijs toe te treden, maar Ierland heeft dat niet gedaan. Daarom
daagde de Commissie Ierland voor het Europees Hof van Justitie.
Op 19 maart 2002 verklaarde het Hof dat Ierland, door niet vóór 1
januari 1995 tot de Berner Conventie toe te treden, de krachtens het
EG-Verdrag op hem rustende verplichtingen niet is nagekomen. Ierland
is nog steeds niet toegetreden tot de Akte van Parijs en heeft zich
dus niet gevoegd naar de rechtspraak van het Hof. De Europese
Commissie heeft bijgevolg beslist Ierland een met redenen omkleed
advies te sturen overeenkomstig artikel 228 van het Verdrag. Indien
Ierland haar verplichtingen niet binnen de vastgestelde termijn
nakomt, kan de Commissie zich opnieuw tot het Hof richten en het Hof
verzoeken een boete op te leggen.
Uitwisseling van informatie over effectenmarkten
Bij Richtlijn 2000/64/EG betreffende de uitwisseling van informatie
over effectenmarkten worden diverse oudere richtlijnen over financiële
diensten gewijzigd op het punt van de samenwerking tussen
toezichthoudende autoriteiten voor financiële diensten. Volgens de
richtlijn mogen lidstaten alleen samenwerkingsovereenkomsten met
toezichthoudende autoriteiten van derde landen sluiten als hierin ook
het beroepsgeheim voor het personeel van die toezichthoudende
autoriteiten wordt geregeld.
Door de richtlijn in de Raad goed te keuren stemden de lidstaten ermee
in hun nationale wetgeving uiterlijk 17 november 2002 hiermee in
overeenstemming te brengen. Finland en Griekenland hebben de Commissie
nog niet in kennis gesteld van eventuele maatregelen terzake. Daarom
heeft de Commissie besloten deze twee lidstaten een met redenen
omkleed advies te sturen.
Postdiensten
De Commissie zendt een met redenen omkleed advies naar Oostenrijk,
Frankrijk en Griekenland omdat deze landen de Tweede Postrichtlijn
(2002/39/EG) op de overeengekomen datum (31 december 2002) nog niet
hadden omgezet. De richtlijn werd in juni 2002 door het Europees
Parlement en de Raad van Ministers goedgekeurd (zie IP/02/671,
IP/02/406 en IP/01/1420).
Zolang de nationale wetgeving niet is gewijzigd overeenkomstig de
verplichtingen die de lidstaten bij de goedkeuring van deze richtlijn
zijn aangegaan, zijn ondernemingen niet volledig in staat tot het
verlenen van een aantal postdiensten die door de richtlijnen voor
concurrentie zijn opengesteld. Hierdoor kunnen burgers en
bedrijfsleven niet profiteren van de verwachte prijs- en
kwaliteitsvoordelen van het liberaliseringsproces.
Met de richtlijn wordt beoogd postdiensten geleidelijk en beheerst
open te stellen voor concurrentie, waarbij evenwel wordt toegestaan
een universeledienstverlening van hoge kwaliteit te waarborgen (d.w.z.
betaalbare diensten die aan alle leden van het publiek moeten worden
verleend). De belangrijkste bepalingen van deze richtlijn verplichten
de lidstaten ertoe bepaalde marktsegmenten in 2003 en 2006 voor
concurrentie open te stellen.
In januari 2003 heeft de Commissie aanmaningsbrieven - de eerste stap
van de inbreukprocedure - gezonden naar acht lidstaten die de
richtlijn niet op te overeengekomen datum hadden omgezet. Sindsdien
hebben vijf lidstaten (Denemarken, Spanje, Ierland, Luxemburg en
Portugal) de Commissie ervan in kennis gesteld dat zij de richtlijn in
hun nationale wetgeving hebben omgezet.
Oostenrijk, Frankrijk en Griekenland zijn met de omzettingsprocedure
begonnen, en Oostenrijk en Frankrijk hebben al enkele administratieve
maatregelen ingevoerd om de gevolgen van het uitstel gedeeltelijk te
verhelpen. Aangezien de vertraging nu al meer dan zes maanden
bedraagt, zal de Commissie de inbreukprocedures tegen Oostenrijk,
Frankrijk en Griekenland voortzetten om er op die manier toe bij te
dragen dat verdere vertragingen zo klein mogelijk zullen zijn.
De Commissie heeft ook besloten een met redenen omkleed advies naar
Griekenland te sturen, teneinde dit land te verzoeken zijn wetgeving
in overeenstemming te brengen met de Eerste Postrichtlijn (97/67/EG).
Doel van deze richtlijn was de invoering van gemeenschappelijke regels
voor de ontwikkeling van de interne markt voor postdiensten en voor de
verbetering van de kwaliteit van de dienstverlening, zoals waarborging
van de universele dienstverlening.
Ingevolge de richtlijn mogen de lidstaten niet van bedrijven verlangen
dat ze alleen op grond van een expliciet besluit van de autoriteiten
"niet-universele" postdiensten kunnen verlenen. Wel mag gebruik worden
gemaakt van een registratie- of aangifteprocedure. Griekenland blijft
een expliciet besluit verlangen en de Commissie ziet dit als een
ongerechtvaardigd obstakel voor het verlenen van postdiensten.
Verder noemde de richtlijn de voorwaarden waaronder lidstaten een
fonds in het leven kunnen roepen we om een universeledienstverlener te
compenseren voor de belasting die zijn verplichtingen voor hem kunnen
betekenen. Dergelijke fondsen hebben ten doel de financiële
levensvatbaarheid van de universeledienstverlening te waarborgen. De
Commissie heeft Griekenland gevraagd de voorwaarden waaronder
bedrijven die niet-universele diensten verlenen gevraagd kan worden
aan een dergelijk fonds bij te dragen, te wijzigen en met de richtlijn
in overeenstemming te brengen.
Producten met gebreken
De Commissie heeft besloten Frankrijk een met redenen omkleed advies
te sturen nadat zij had geconstateerd dat dit land zich, ondanks de
aanmaningsbrief die de Commissie in april 2003 heeft gestuurd, nog
steeds niet houdt aan een arrest van het Hof van Justitie uit 2002
(zie IP/03/581). Bij dit arrest had het Hof verklaard dat de Franse
regeling waarbij de richtlijn inzake aansprakelijkheid voor producten
met gebreken in nationaal recht werd omgezet, niet met die richtlijn
in overeenstemming was.
Deze richtlijn beoogt de consumenten overal in de Europese Unie een
gepast beschermingsniveau te waarborgen en de belemmeringen voor de
werking van de interne markt en de verstoringen van de concurrentie
als gevolg van een uiteenlopende nationale wetgeving uit de weg te
ruimen. Dergelijke verschillen zouden de verkoop van bepaalde
producten in bepaalde lidstaten kunnen ontmoedigen, zodat de keus voor
de consumenten beperkt is en dezen ook nog eens het gevaar lopen dat
ze meer voor de betrokken producten moeten betalen dan nodig is. De
richtlijn biedt dus een gemeenschappelijk kader voor de
risico-aansprakelijkheid.
De laatste informatie over de inbreukprocedures tegen alle lidstaten
vindt u op de volgende website:
http://europa.eu.int/comm/secretariat_general/sgb/droit_com/index_fr.h
tm
European Commission