De voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Plein 2
2511 CR DEN HAAG
Datum Uw brief Ons kenmerk
(Kenmerk)
2020313100 FM 2003-00862 U
Onderwerp
Kamervragen Crone en Heemskerk over 'de >'.
Hierbij zend ik u de antwoorden op de vragen van
de kamerleden Crone en Heemskerk die mij werden
toegezonden bij brief van 13 juni 2003, onder
nummer 2020313100.
1.
Is de inhoud van de SBS6-uitzending > van 1 juni jl. u bekend?
Ja.
2.
Bent u van mening dat het programma de indruk
wekt onafhankelijke en betrouwbare informatie te
geven?
In de 'Geld maakt gelukkig-show' worden algemene
gesprekken over financiële zaken afgewisseld met
blokken reclame voor producten van in het
betrokken reclameblok genoemde financiële
instellingen. Een reclame-uiting heeft per
definitie een wervend karakter. Van
onafhankelijke informatie zal daarbij geen
sprake zijn. Een consument zal zich bewust
moeten blijven van deze wervende aard. Dit neemt
uiteraard niet weg dat een reclame-uiting nooit
een verkeerde voorstelling van zaken mag geven.
In de Wet op het consumentenkrediet (Wck) vloeit
dit voort uit de aan de vergunninghoudende
kredietaanbieders opgelegde plicht te handelen
als van een 'goed kredietgever' mag worden
verwacht. Daarnaast stelt de Wck en het daarop
gebaseerde Besluit Kredietaanbiedingen (BKA)
specifieke regels ten aanzien van de
informatieverstrekking inzake reclame-uitingen,
het prospectus en de kredietovereenkomst zelf.
Deze regels zijn er onder andere op gericht om
de consument een zo helder mogelijk beeld te
geven van de rechten en plichten verbonden aan
de krediettransactie die de consument sluit.
Zo dient op grond van het BKA voordat de
consument een kredietovereenkomst tekent voor
niet-hypothecair krediet aan de consument een
prospectus ter beschikking te worden gesteld
waarin de voorwaarden worden bekend gemaakt
waaronder de kredietaanbieder bereid is aan de
krediettransacties deel te nemen. In het
prospectus wordt onder andere de kredietsom, het
termijnbedrag en, bij niet-doorlopend krediet,
de looptijd vermeld. Bij complexe producten -
producten met een hypothecair of
niet-hypothecair kredietelement gecombineerd met
een beleggingselement - dient in plaats van het
prospectus een financiële bijsluiter ter
beschikking te worden gesteld. Deze informatie
biedt de consument de gelegenheid om, nadat hij
de reclame-uiting heeft gelezen, zich een
vollediger beeld te vormen van de aan het
krediet verbonden voorwaarden.
Bij brief van 1 april jl. ter beantwoording van
de Kamervragen van de leden Gerkens en Kant
inzake 'goedkope leningen', bent u op de hoogte
gesteld van deze verplichtingen en de
aanscherping van de verantwoordelijkheid van de
kredietaanbieder en - bemiddelaar in het
wetvoorstel Wet financiële dienstverlening dat
na de zomer aan de Tweede Kamer zal worden
aangeboden.
3.
Wat vindt u van de suggestie, gedaan in het
programma, om overwaarde op de woning vrij te
maken door middel van een hogere hypotheek om
het geld vervolgens, tegen een hogere rente dan
de hypotheekrente, te belenen bij een DSB-bank?
Wanneer een consument een nieuwe hypotheek
afsluit of een bestaande hypotheek verhoogt, is
de rente van deze hypotheek(verhoging)
aftrekbaar als deze als zogenoemde
'eigenwoningrente' kan worden aangemerkt. Dit is
het geval als de hypotheek(verhoging) is
aangewend voor de aankoop of verbetering van de
eigen woning. Deze regels gelden ook wanneer de
hypotheekverhoging op basis van de overwaarde
verhoogd wordt. Dit betekent dat wanneer het
geld wordt aangewend voor consumptieve
doeleinden of voor beleggingen (zoals
bijvoorbeeld het belenen bij een bank) de rente
dus niet aftrekbaar is.
De consument zal zelf een afweging moeten maken
over de wenselijkheid van een verhoging van zijn
hypotheekschuld en van de besteding daarvan. De
fiscale gevolgen van de verschillende opties zal
de consument moeten meewegen in zijn beslissing.
Ten aanzien van het krediet en de daaraan
verbonden voorwaarden en kosten zal de
kredietaanbieder de consument zorgvuldig moeten
informeren.
4.
Is naar uw mening sprake van eerlijke,
betrouwbare en volledige voorlichting?
5.
Zo neen, wat gaat u daaraan doen?
Zoals ik heb aangegeven in mijn antwoord op uw
tweede vraag zal een consument zich bewust
moeten zijn van het wervende karakter van een
reclame-uiting. Dit neemt uiteraard niet weg dat
een reclame-uiting nooit een verkeerde
voorstelling van zaken mag geven. Of in een
concreet geval al dan niet sprake is van
misleidende reclame is sterk afhankelijk van de
bijzondere feiten en omstandigheden, en daarom
primair overgelaten aan de beoordeling van de
civiele rechter. De consument die zich misleidt
voelt door een bepaalde wervende, beroeps-of
bedrijfsmatig gedane mededeling kan daartoe een
rectificatie-, een verbods- of een
schadevergoedingsvordering instellen. Aan de
hand van de criteria die zijn neergelegd in de
artikelen 194-196 van Boek 6 van het Burgerlijk
Wetboek zal dan de aansprakelijkheid door de
rechter worden beoordeeld van diegene die de
reclame-uiting openbaar heeft gemaakt.
In de parlementaire geschiedenis is opgemerkt
dat er eerder sprake zal zijn van misleiding
indien het reclamemedium serieuzer van karakter
is, en naarmate bepaalde zaken bewust verzwegen
worden, maar dat de gemiddelde consument
rekening heeft te houden met het feit dat enige
overdrijving nu eenmaal inherent is aan het
wervende karakter van reclame (TK 1978-1979, 13
611, nr.6, p.24).
Daarnaast zal in de bovengenoemde Wet financiële
dienstverlening een bepaling worden voorgesteld
die het mogelijk maakt om misleidende
reclame-uitingen bestuursrechtelijk te
sanctioneren. Indien een reclame-uiting niet
correct of misleidend is zal bijvoorbeeld een
boete kunnen worden opgelegd aan de overtredende
financiële instelling.
6.
Wordt het geen tijd om producten die een
koppelverkoop bevatten van lenen en beleggen of
sparen te verbieden, zodat consumenten zich
bewust zijn dat het om twee gescheiden producten
gaat?
Ik ben niet voornemens om gecombineerde
producten te verbieden (zoals
beleggingshypotheken en spaarhypotheken). Bij
alle gewone en gecombineerde financiële
producten is adequate informatieverstrekking
over het product cruciaal. Krediettransacties
vormen daar geen uitzondering op. Wel vraagt
kredietverlening de nodige zorgvuldigheid van de
kredietaanbieder en de kredietnemer, in verband
met het risico van overcreditering. Ten eerste
zal de aanbieder van het krediet rekening moeten
houden met de aflossingcapaciteit van de
kredietnemer. Bovendien zal de aanbieder
zorgvuldig moeten zijn in zijn
informatieverstrekking aan de kredietnemer. De
kredietnemer moet goed op de hoogte zijn van
alle voorwaarden en kosten die zijn verbonden
aan het krediet. Voor gecombineerde producten
met een beleggingscomponent is daarvoor de
financiële bijsluiter geïntroduceerd. Met de
verkregen informatie zal de kredietnemer een
zorgvuldige afweging kunnen maken over de
passendheid van het krediet en de daarmee
gepaard gaande afbetalingsregeling.
De minister van Financiën,
---
Stb. 1991, 548
Ministerie van Financiën