KNMG
Kwaliteit opleiding prevaleert boven doel opleiding tot
arts/specialist te verkorten
Gisteren, 10 juli 2003, presenteerde de Commissie Implementatie
Opleidingscontinuüm en Taakherschikking (ook wel: Commissie LeGrand)
het advies ''De Zorg van Morgen, flexibiliteit en samenhang'' aan de
ministers Hoogervorst (VWS) en Van der Hoeven (OCW).
Volgens deze commissie moeten artsen en verpleegkundigen binnen vijf
jaar kunnen rekenen op een samenhangend stelsel van opleidingen en
beroepen, nodig om een moderne en doelmatige organisatie van het
zorgproces te realiseren. Om de stapsgewijze implementatie aan te
sturen en te begeleiden, is een stuurgroep nodig, die tot 2008 de
beschikking heeft over ruim 100 miljoen euro.
De artsenfederatie KNMG vindt het nu verschenen (en langverwachte)
advies belangrijk en waardevol. De KNMG waarschuwt wel voor een te
grote focus op verkorting van de opleiding in plaats van op
verbetering van kwaliteit en modernisering van het medisch
opleidingscontinuüm.
Blijkens eigen KNMG-onderzoeken en het rapport 'De arts van straks'
(najaar 2002) willen studenten en artsen, zowel mannen als vrouwen,
werk en zorg kunnen combineren. Steeds meer artsen willen de medische
vervolgopleiding in deeltijd volgen. Dit betekent dat
opleidingsfaciliteiten hierop aangepast moeten worden.
Flexibilisering is daarbij het sleutelwoord. Bovendien kan dit een
bijdrage leveren aan de preventie van demotivatie en een eventuele
carrièreswitch gemakkelijker maken. Alleen zo blijven voldoende artsen
behouden voor een kwalitatief hoogwaardige zorg in Nederland.
De aantrekkelijkheid van de beroepen in de zorg hangt samen met
moderne werkverhoudingen in een heldere beroepenstructuur en met
mogelijkheden tot professionele ontplooiing. Daarbij past een
doelmatige inzet van zorgprofessionals. Door vergrijzing, verruiming
van medische mogelijkheden en toename van wensen van patiënten wordt
de vraag naar gezondheidszorg steeds groter. In de gezondheidszorg
zijn de mogelijkheden voor het ontwikkelen van arbeidsbesparende
technologieën gering. Mede hierdoor zal het personeelstekort één van
de belangrijkste knelpunten voor effectieve en kwalitatief goede
gezondheidszorg blijven. Het is belangrijk dat maatregelen worden
genomen die leiden tot een betere afstemming, zowel kwantitatief als
kwalitatief, tussen zorgvraag en zorgaanbod.
Zorgvragen komen van allerlei types patiënten/zorgconsumenten. Het is
belangrijk dat de zorg voor alle types goed toegankelijk en effectief
is. De kwaliteit van zorg moet daarbij het ijkpunt zijn. Hierover
kunnen samenwerkingsafspraken en protocollen worden gemaakt. In het
belang van goede patiëntenzorg wil Artsenfederatie KNMG investeren in
goede samenwerking tussen artsen, verpleegkundigen en paramedici.
De KNMG ondersteunt de gedachte uit het rapport van 'lerend voorwaarts
gaan' en acht het van belang dat het implementatietraject wordt
ontwikkeld in overeenstemming met de bestaande
verantwoordelijkheidsverdeling tussen de overheid en het veld. Het
zijn de partijen in het veld (brancheorganisaties, beroepsgroepen,
universiteiten en hogescholen), die in samenspraak met elkaar een
nieuw stelsel van gezondheidszorgopleidingen vorm moeten geven.
Dit stelsel moet zijn afgestemd op een nieuwe inrichting van de
beroepsbeoefening. Het spreekt vanzelf dat de invoering van
vernieuwingen nauwlettend gemonitord moet worden zodat steeds tijdige
bijstelling mogelijk is. De overheid heeft de belangrijke taak om
richtinggevend en stimulerend op te treden, randvoorwaarden te
scheppen en toezicht op de kwaliteit en publieke belangen te
waarborgen. De artsenfederatie KNMG is op basis hiervan bereid te
participeren in de door de commissie LeGrand voorgestelde stuurgroep.
De KNMG vindt het van groot belang dat de betrokken ministers op korte
termijn, in de op Prinsjesdag te presenteren begroting 2004 de
mogelijkheden en middelen beschikbaar stellen om de
implementatiestructuur op te zetten, waarbinnen de adviezen uitgevoerd
kunnen worden. De voorbereidingen daarvoor moeten nu gestart worden.